• No results found

ECOLOGISCHE HOOFDSTRUCTUUR Huidige situatie

In document planstudie Waterkwaliteit (pagina 110-113)

4 Huidige situatie en autonome ontwikkeling

4.5.5 ECOLOGISCHE HOOFDSTRUCTUUR Huidige situatie

Binnen de nationale Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is het Volkerak-Zoommeer begrensd als EHS grote wateren (www.minlnv.nl). Deze EHS is nader begrensd en uitgewerkt in het beleid (natuurgebiedsplannen) van de drie provincies waarbinnen het Volkerak-Zoommeer ligt. Het grootste deel van het Volkerak-Zoommeer valt binnen de grenzen van de provincie Zeeland. In het natuurgebiedsplan uit 2001 (Provincie Zeeland, 2001) is slechts een klein deel in het zuiden van het Volkerak-Krammer begrensd, waar als natuurdoeltypen zilt grasland/brakke ruigte en bloemrijk grasland aangewezen zijn. In het natuurbeleidsplan van 2005 (Provincie Zeeland, 2005b) is daarnaast de zuidelijke punt van het Volkerak-Krammer begrensd als natuurdoeltype moeras/schor en is een aantal kleine gebieden langs VISSEN

BROEDVOGELS

GRONDGEBONDEN DIEREN

VLEERMUIZEN

AMFIBIEËN EN REPTIELEN

het Zoommeer en de Eendracht aangewezen als natuurgrasland. Het water zelf is geclassificeerd als Delta-water.

In het natuurgebiedsplan van 2005 is bovendien het Krammer-Volkerak aangewezen als een grote natuurlijke eenheid, waar de nadruk dient te liggen op natuurlijke processen.

Binnen de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur van de Provincie Zuid-Holland is het noordelijk deel van het Krammer-Volkerak begrensd als natuur- en waternatuurgebied.

Hierbinnen komen de biotopen gras, kleine wateren, grote wateren en kleine stukjes bos voor (Provincie Zuid-Holland, 2003).

De Provincie Noord-Brabant heeft delen langs de rand van het Volkerak-Zoommeer aangewezen als Groene Hoofdstructuur natuur (GHS-natuur) en een kleiner deel als Agrarische Hoofdstructuur landschap (AHS-landschap; Provincie Noord-Brabant 2004).

Daarnaast is de verbinding Zoommeer-Eendracht-Volkerak aangemerkt als een robuuste verbindingszone (Provincie Noord-Brabant 2002b).

Autonome ontwikkelingen

Door de natuurlijke processen die spelen op de gorzen zal het steeds moeilijker worden het merendeel van de natuurdoeltypen te realiseren en te behouden. Vooral de schorren met zilte graslanden en ruigten en de zoete graslanden zullen door verdergaande verzoeting en successie (struik- en boomopslag) niet, dan wel onder een intensieve beheersinspanning, behouden kunnen worden.

4.6

LANDBOUW

Het thema landbouw wordt beschreven aan de hand van één aspect, te weten

opbrengstderving door droogte en /of verzilting. Het gaat daarbij in dit hoofdstuk specifiek om de landbouwgebieden die voor hun watervoorziening afhankelijk zijn van wateraanvoer uit het Volkerak-Zoommeer. Alvorens nader wordt ingegaan op de opbrengstderving wordt in onderstaand kader eerst een schets gegeven van de huidige landbouwactiviteiten in de omgeving van het Volkerak-Zoommeer.

Huidige situatie landbouw

De landbouw in de Zeeuwse Delta en ook in de gebieden rond het Volkerak-Zoommeer wordt gekenmerkt door akkerbouw, fruitteelt en glastuinbouw. In de Zeeuwse Delta is akkerbouw de belangrijkste landbouwactiviteit en verantwoordelijk voor 40% van de productie. De meest geteelde gewassen zijn granen, aardappelen en suikerbieten (LEI &

CBS, 2006). Glastuinbouw, voornamelijk groenteteelt, is in opmars en beslaat nu 25% van het productieoppervlak in de Zeeuwse Delta. Hier worden meer bedrijfsverbredende activiteiten ontwikkeld dan in de rest van Nederland en deze activiteiten nemen toe (Wageningen UR/Ministerie van LNV, 2006). Daarnaast vindt er ook in toenemende mate melkveehouderij plaats in de gebieden rond het Volkerak-Zoommeer.

De Reigersbergsche polder, Tholen en Sint Philipsland zijn voor de aanvoer van water voor de landbouw voor 100% op het Volkerak-Zoommeer aangewezen. Het betreft circa 9% van de 142.000 ha landbouwgrond in Zeeland (Projectgroep WB21 Zeeland, 2004). Vanaf half april wordt er meestal water ingelaten voor peilbeheer, doorspoeling en beregening. Voor de landbouw is het belangrijk dat in het begin van het groeiseizoen voldoende water

beschikbaar is. Vanaf 2003 is de inlaat bij de innamepunten elk zomerseizoen gestaakt vanwege blauwalgen.

In Oostflakkee maakt 3.000 ha landbouwgrond gebruik van de inlaatmogelijkheid vanuit het Zoommeer. In het overige gebied van Oostflakkee kan water vanuit het Haringvliet worden ingelaten. Ongeveer 60% van de landbouw op Goeree-Overflakkee maakt gebruik van beregening van de gewassen. Het gaat daarbij om gewassen als groenten en

bloembollen. De toename van zoetwatergebonden teelten die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden, geeft met name een verschuiving in het tijdstip van de vraag naar water (verschuiving meer naar het voorjaar en langere vraag), terwijl de vraag naar meer water maar weinig toeneemt.

In West-Brabant maakt circa 3000 ha gebruik van de inlaat vanuit het Volkerak-Zoommeer.

Het gaat om de polders aan het Schelde-Rijnkanaal. Daarnaast is er ook de watervraag vanuit de Mark-Vlietboezem voor de aanliggende polders (30.000 ha). Indien het water in het Volkerak-Zoommeer van voldoende kwaliteit is, en het peil op de boezem lager is dan het VZM-peil, kan er water worden ingelaten. De landbouwactiviteiten in West-Brabant betreffen voornamelijk glastuinbouw en fruitteelt.

In paragraaf 4.3.3 Regionale watervoorziening, tabel 4.5, staat de waterbehoefte van de genoemde gebieden weergegeven. Deze waterbehoefte is grotendeels

voorwaardenscheppend, namelijk voor doorspoeling en peilbeheer. De directe waterbehoefte voor de vermelde teelten is naar schatting een orde minder.

Er is een tendens dat de landbouw zich verder ontwikkelt naar schaalvergroting, en naar teelt van meer tuinbouwgewassen, fruit en bloembollen. Een globale inschatting van de toekomstige ontwikkeling voor de in het studiegebied aanwezige landbouw wordt gegeven in het zogenaamde Baseline Scenario van het Scheldegebied (RIZA 2003a). Uit tabel 4.10 blijkt dat akkerbouw naar verwachting zal afnemen, terwijl de volle grond tuinbouw en glastuinbouw sterk zal groeien, en grasland en fruitteelt matig zullen groeien wat betreft grondgebruik. De indexwaarde voor het basisjaar 2000 is 100. Een hogere indexwaarde voor 2015 betekent een groei, een lagere indexwaarde een afname.

Grondgebruik Eenheid Waarde basisjaar (2000) Indexwaarde 2015

Akkerbouw ha 108.007 83

Tuinbouw open grond ha 4.773 255

Glastuinbouw ha 163 255

Grasland ha 16.378 130

Fruitteelt ha 4.635 114

De genoemde specifieke teelten stellen steeds hogere eisen aan de waterbeschikbaarheid (kwantiteit), waterkwaliteit en aan het chloridegehalte.

Er zijn geen meerjarige gegevens beschikbaar, waaruit de ontwikkeling van het zoetwatergebruik door de landbouw is af te leiden.

Tabel 4.10 Grondoppervlak per landbouwtype in 2000 en de verwachting voor 2015, Schelde (RIZA, 2003a)

4.6.1

OPBRENGSTDERVING

In document planstudie Waterkwaliteit (pagina 110-113)