• No results found

Vochtige alluviale bossen (essen-iepenbossen) H91E0B

3.3 Natura 2000-doelen

3.3.5 Vochtige alluviale bossen (essen-iepenbossen) H91E0B

Opgaven en landelijke staat van instandhouding

Instandhoudingdoelstelling: behoud oppervlakte, behoud kwaliteit. De landelijke staat van instandhouding van H91E0B is zeer ongunstig.

Algemene (landelijke) kenmerken

Zie tekstkader 3.3.

Voorkomen

In vergelijking met de andere subtypen komt het subtype H91E0B Essen-Iepenbos duidelijk het minst voor; de totale oppervlakte bedraagt ca. 6 ha. Het subtype is lokaal aanwezig op de wat hoger gelegen delen in de oeverlanden langs de Linge (en dan vooral het bos in de Vrouwenhuiswaard) en daarnaast binnendijks op kleine locaties verspreid over het gebied. Het subtype heeft zich voor een klein deel ontwikkeld vanuit verwilderde grienden, maar komt toch vooral voor als aangeplant opgaand bos.

Dit voor zover het gekarteerde areaal. Daarnaast zal het subtype op kleine schaal kunnen voorkomen binnen het zoekgebied H91E0 Alluviaal bos.

Kwaliteitsanalyse

1) Aanwezige vegetatietypen

Het essen-iepenbos is het enige kwalificerende vegetatietype voor subtype H91E0B en wordt gezien als een goede kwaliteit13 (profielendocument H91E0). In

tegenstelling tot de andere subtypen worden binnen H91E0B geen matig ontwikkelde vegetatietypen onderscheiden.

Een tweetal door EGG (2004) en Altenburg en Wymenga (2007) onderscheiden vegetatietypen behoren tot het Essen-iepenbos. Daarnaast kwalificeren mogelijk lokaal ook (delen van) een aantal andere onderscheiden vegetaties voor H91E0B. De karteringsinformatie van deze vegetaties is echter niet toereikend genoeg voor toekenning.

13Omdat in Nederland nergens echt goed ontwikkeld Essen-iepenbos voorkomt, moet de aanduiding “goede

kwaliteit” als een relatieve beoordeling voor de Nederlandse situatie gezien worden. Soortensamenstelling en bosstructuur zijn in Nederland vaak beperkt ontwikkeld door de vaak geringe oppervlakten, nog jonge bosgroeiplaatsen met een overmaat aan beschikbare voedingsstoffen, jonge leeftijd van de bomen, beperkte aanwezigheid van zaadbronnen en een op houtproductie gericht beheer. Vollediger ontwikkeld Essen-iepenbos vraagt een (zeer) lange ontwikkelduur.

Lokaal type Syntaxonomie14

Kwaliteit

Type / Vorm Opp15 SBB VVN

Type: gewone es, schietwilg en eenstijlige meidoorn

- groot heksenkruid en geel nagelkruid +

43-h 43Aa2a “Goed” - Vorm “zonder” ondergroei +++++

- [grote brandnetel en andere vormen] PM

De kwalificerende vegetaties behoren tot het karteringstype “Gewone es, Schietwilg en Eenstijlige meidoorn”. Aspectbepalende (en meestal ook aangeplante)

boomsoorten zijn vooral gewone es en daarnaast ook schietwilg. Incidenteler komen andere boomsoorten voor als zwarte els, eik, ratelpopulier, populier, Spaanse aak en ruwe iep. De struiklaag is matig tot sterk ontwikkeld. Eenstijlige meidoorn is daarbij in dit gebied een constant aanwezige soort. Ook dauwbraam en - in veel mindere mate - andere braamsoorten komen zeer regelmatig voor. Minder frequent tot incidenteel komen gewone vlier, vogelkers, Gelderse roos, hazelaar, wegedoorn, sleedoorn en framboos voor. Es is de meest voorkomende verjongende boomsoort in de struiklaag.

In de vorm van groot heksenkruid en geel nagelkruid is de kruidlaag veelal

spaarzaam ontwikkeld en treden nitrofiele soorten als geel nagelkruid, robertskruid, bloedzuring en look-zonder-look op. Vaak treden aspecten (maar niet dominant) op van bramen, grote brandnetel, hondsdraf of grassen als ruw beemdgras. Lokaal kunnen minder algemene soorten voorkomen als grote keverorchis, boszegge, kraailook, gewone vogelmelk en brede wespenorchis. In veel vaker gekarteerde vorm “zonder ondergroei” is kruidlaag minder ontwikkeld (zie verder ook methodiekendocument habitattypenkaart).

Trends in areaal en kwaliteit sinds 2004

Net als bij H91E0A ontbreekt het aan gedetailleerde karteringsinformatie om een uitgewerkt beeld te geven van de opgetreden trends in areaal en kwaliteit. Hier wordt de trend in areaal en kwaliteit als (minimaal) stabiel beschouwd.

Veldindrukken geven geen aanwijzingen dat het areaal en de kwaliteit in een negatieve trend verkeerd. Mogelijk is zelf sprake van een lichte

toename/verbetering als gevolg van natuurlijke successie en beheeringrepen (o.a. verwijderen/ringen populier, randenbeheer).

14 De vorm van groot heksenkruid en geel nagelkruid en de vorm “zonder” ondergroei zijn vertaald naar het SBB-

type 43-h RG Nagelkruid-Hondsdraf-Zevenblad-[Klasse der eiken- en beukenbossen op voedselrijke grond], overeenkomstig aan het VVN vegetatietype 43Aa2a Essen-Iepenbos.

Door de karteerders zijn op beperkte schaal vegetatievormen onderscheiden die zich zonder aanvullende inventarisaties lastig laten onderbrengen in een (landelijk) vegetatietypen. Dit doet zich vooral voor bij de vormen die gedomineerd worden door grote brandnetel (lokaal ook dauwbraam). Mogelijk kwalificeren delen hiervan voor H91EOB en op nattere locaties wellicht ook H91E0C. Nadere inventarisaties zullen hier uitsluitsel over moeten geven. In het methodiekendocument behorende bij de habitattypenkaart wordt hier verder op ingegaan.

15 Oppervlakte-aandeel binnen gekarteerd habitattype-areaal: +++++ = 81-100% aandeel, ++++ = 61-80%, +++

2) Typische soorten (profielendocument) Nederlandse

naam

Wetenschappelijke naam Soortgroep Categorie Aanwezig?

grote

ijsvogelvlinder

Limenitis populi dagvlinders K* Verdwenen uit

Nederland groot

touwtjesmos

Anomodon viticulosus mossen K -

spatelmos Homalia trichomanoides mossen K Ja sporadisch*

bloedzuring Rumex sanguineus vaatplanten K Ja

grote bonte specht

Dendrocopos major ssp. pinetorum

vogels Cb Ja

matkop Parus montanus ssp. Rhenanus vogels Cb Ja nachtegaal Luscinia megarhynchos ssp.

megarhynchos

vogels Cab Ja sporadisch* * = Soort komt voor in N2000 gebied, maar geen nauwkeurige waarnemingen bekend op H91E0B locaties

3) Abiotische randvoorwaarden

Maatgevend zijn de vereisten van het Essen-iepenbos Vereisten

 De kleiige en hogere delen zijn van nature de standplaatsen van dit subtype. Het bos overstroomt incidenteel (1-10 dagen per jaar) of staat alleen nog indirect onder invloed van de rivier door stijging van het grondwater tijdens hogere rivierstanden;

 Het kernbereik van de vochttoestand van het Essen-Iepenbos omvat de

vochtklasse vochtig (GVG > 40 cm - maaiveld en een droogtestress van minder dan 14 dagen). Suboptimaal zijn de vochtklassen zeer vochtig (GVG 25-40 cm – maaiveld) en matig droog (GVG > 40 cm – maaiveld en 14-32 dagen

droogtestress).

 De bodem is matig zuur tot basisch (pH 5,0 tot meer dan 7,5). Voor de ondergrond zijn ook pH-H2O waarden mogelijk tussen 5,0 en 5,5. Er zijn geen

suboptimale pH-waarden geformuleerd

 De voedselrijkdom is hoog, maar beduidend minder dan de regelmatig overstromende delen waar zachthoutooibossen voorkomen. De optimale voedselrijkdom van de bodem omvat de klassen ‘matig voedselrijk’ tot ‘zeer voedselrijk’. Er is geen suboptimaal traject geformuleerd;

 Voor Essen-Iepenbossen ligt de optimale zuurgraad van de bodem bij pH-H20 waarden boven 5.5.

Feitelijke situatie en trends sinds 2004

Sinds 2004 hebben zich geen grote wijzigingen in standplaatsomstandigheden voorgedaan.

De afwezigheid van ecologisch betekenisvolle Linge dynamiek werkt enerzijds in het voordeel van dit subtype. Bij ongewijzigde omstandigheden (weinig/geen

overstromingen) zal het areaal van dit subtype gaan toenemen vanuit verwilderde Zachthoutooibossen (zie daar). Rekeninghoudend met het grote nutriënten aanbod en daarmee gepaard gaande dominanties van brandnetel en bramen die vestiging van kritische soorten belemmeren, gaat hier wel een lange ontwikkelduur overheen. Anderzijds heeft de afwezigheid van Linge-dynamiek ook nadelen, niet alleen voor ontwikkelingen maar ook voor de actuele voorkomens van soorten. Het gebrek aan dynamiek beperkt het zaadtransport vanuit beter ontwikkelde voorkomens.

De hoogteligging van de Essen-iepenbossen langs de Linge loopt (excl. incidentele extremen) uiteen van +0,90 m tot +1,60 m + NAP, gemiddeld bedraagt deze +1,20 m +NAP. Uit het eerste figuur in tekstkader 3.1 kan afgeleid worden dat ca. 30% van het areaal H91E0B voorkomt op +1,10 NAP of lager. Tot aan deze hoogte vinden jaarlijks Linge-inundaties plaats, de overstromingsfrequentie (enkele dagen per jaar) en -diepte (tot maximaal enkele dm’s) zijn echter beperkt. Heel incidenteel (ruwweg gemiddeld 1 dag per jaar) komen ook inundaties voor in het traject +1,10- 1,40 m +NAP. Hier ligt ongeveer 60% van het areaal H91E0B.

De voorkomens in de Vrouwenhuiswaard overstromen nooit. Deze liggen

binnenkaads van de zomerkade. De daarin aanwezige stuw (beheer waterschap) is altijd gesloten om de aan de westzijde tegen de dijk aangelegen moestuinen droog te houden.

4) Overige kenmerken van een goede structuur en functie (profielendocument) Overige kenmerken van een goede

structuur en functie

Voldoet? Periodieke overstroming met rivier- of

beekwater

Voldoet binnendijks niet, buitendijks alleen incidenteel, in Vrouwenhuiswaard geen inundatie door gesloten zomerkade (daarin aanwezige stuw is permanent gesloten i.v.m. moestuinen aan de winterdijkzijde)

Dominantie van wilgen, zwarte populier, gewone es, iep of zwarte els;

Voldoet, lokaal eik, populier Bedekking van exoten < 5%; Voldoet

Veel op het hout groeiende soorten (epifyten) Nee Hakhoutbeheer (in gecultiveerde typen van

bos)

Niet relevant, betreft hier opgaand bos Gevarieerde bosstructuur en gemengde

soortensamenstelling

Verticale structuur is zeer matig ontwikkeld, verjonging, oude boomfasen en

aftakelingsstadia zijn vrijwel afwezig; boomsoortensamenstelling is eenzijdig. Bij het ouder worden van de opstanden zal de bosstructuur gevarieerder worden. Aanwezigheid van oude levende of dode dikke

bomen en/of oude hakhoutstoven;

Samenhangend met de jonge leeftijd van het bos, zijn oude levende bomen of oude dode bomen niet aanwezig, evenmin oude hakhoutstoven

Optimale functionele omvang: vanaf tientallen hectares

Voldoet niet. Zeer gering areaal. Positief voor de functionaliteit is de inbedding met andere bostypen en/of de aanwezigheid van andere (typen) bossen en bosjes in de omgeving.

Eindconclusie kwaliteitsanalyse subtype H91E0B Essen-iepenbos De staat van instandhouding van het habitattype H91E0B is (redelijk) gunstig. Dit op basis van:

1. Vegetatietypen: het kwalificerende vegetatietype Essen-iepenbos wordt gezien als een (relatief) goede kwaliteit (profielendocument H91E0)

>> Trend areaal: stabiel, mogelijk lichte toename >> Trend kwaliteit: stabiel, mogelijk lichte verbetering 2. Typische soorten: zijn in beperkte mate aanwezig;

3. Abiotische randvoorwaarden: min of meer op orde, afwezigheid van overstromingen belemmert zaadtoevoer

4. Overige kenmerken van een goede structuur en functie: Voldoet t.a.v. (inheemse) dominante boomsoorten, voldoet niet t.a.v. periodieke overstromingen, aanwezigheid epifyten, gevarieerde bosstructuur en gemengde boomsoortensamenstelling,

aanwezigheid van oude/dode bomen of hakhoutstoven en optimale functionele omvang. Knelpunten voor behalen Instandhoudingsdoelen

 Als instandhoudingsdoel geldt behoud areaal en kwaliteit. Er zijn geen knelpunten (evenmin t.a.v. stikstofdepositie) bekend die de realisatie van dit knelpunt belemmeren. Stikstofdepositie

De kritische depositiewaarde voor H91E0B Vochtige alluviale bossen (essen-iepenbossen) is 2.000 mol N/ha/jr (Van Dobben et al., 2012). In de huidige situatie ligt de stikstofdepositie op H91E0B tussen 1535 en 2174 mol N/ha/jr (AERIUS Monitor 15). Dit is te hoog. Vanaf 2020 (1396-1928 mol N/ha/jr) tot 2030 (1267-1870 mol N/ha/jr) wordt de KDW van 2000 mol/N/ha/jr gehaald.

Er zijn voor dit habitattype geen knelpunten bekend die de realisatie van de

instandhoudingsdoelen belemmeren. Dit geldt ook ten aanzien van (de overbelasting door) stikstofdepositie. In de PAS-gebiedsanalyse (Hoofdstuk 6) wordt hier nader op ingegaan. Leemten in kennis

Het ontbreekt aan een volledig actueel, gedetailleerd en terreindekkend beeld van de verspreiding en kwaliteit van het subtype.