• No results found

Visies van en ervaring met beleid door journalisten

Hoofdstuk 7 Beleid en maatregelen tegen geweld

7.2 Visies van en ervaring met beleid door journalisten

96 aanmelden om mee te doen) (Žuffová & Carlini, 2021). Bovendien zijn er in Duitsland door veel redacties redactionele gemeenschapsrichtlijnen opgesteld om advies te geven over wat voor soort opmerkingen online moeten worden verwijderd/bewaard en welke maatregelen er genomen kunnen worden bij schendingen van de richtlijnen. Ook is er juridische en psychologische hulp beschikbaar voor degenen die slachtoffer zijn geworden van online misbruik (Žuffová & Carlini, 2021). Verder is in 2017 de Network Enforcement Act (NetzDG) aangenomen in Duitsland. Deze wet verplicht online platforms om in het kader van de wet onrechtmatige inhoud te verwijderen. Mediawerkers in Duitsland kunnen een meldingsformulier indienen als de inhoud in strijd is met de NetzDG. Daarnaast zijn de online platforms verplicht om gedetailleerde rapporten te verstrekken over deze inhoud, teams op te richten die de NetzDG-meldingen oppakken en hen te trainen over deze nieuwe verplichtingen.

Deze teams bieden in sommige gevallen ook psychologische ondersteuning en counseling bij de schadelijke impact van online haatspeech op journalisten. Hoewel de publieke en deskundige mening nog steeds verdeeld is over de wet, is in het evaluatierapport de relevantie (media noemen het een handig hulpmiddel om online haat te bestrijden) ervan wel erkend (Žuffová & Carlini, 2021).

97 persoon zou worden geleund. Maar journalisten hebben dus wel het idee dat het probleem vanuit de beroepsvereniging voldoende wordt geagendeerd. Zo geeft een journalist aan:

‘Kijk, ik vind dat de beroepsgroep zelf bijt eigenlijk al goed van zich af. We hebben nu ook dat PersVeilig, vind ik een goed initiatief. Ik zie ook Thomas Bruning (algemeen secretaris van de NVJ; red.) de hele tijd als er iets is dan staat ie weer in de krant, of televisie, van de NVJ, de belangen goed te vertegenwoordigen. Dus ik denk dat er goed van ons af wordt gebeten.’

(R03)

In tegenstelling tot het voorgaande geven verschillende journalisten aan dat ze niet altijd blij zijn met hoe vanuit de politiek wordt omgegaan met en gereageerd op journalisten (zie ook paragraaf 5.2.3).

Sommige respondenten geven aan dat ze een sterker standpunt, met name vanuit de politiek, zouden willen zien als journalisten worden aangevallen, ook als dit gebeurt door mede-politici.

Verschillende journalisten wijzen er tevens op dat er op enigerlei wijze (meestal weten zij ook niet precies hoe) iets gedaan zou moeten worden aan het algemene klimaat van onvrede onder burgers dat resulteert in uitingen van geweld tegen journalisten.

Strafrechtelijke aanpak en uitbreiding taakstrafverbod

Journalisten zijn over het algemeen blij met de formele afspraken die zijn gemaakt met de partners binnen het initiatief PersVeilig, waarin onder andere de politie de aangiftes door journalisten prioriteit geeft en het OM een strafuitgangspunt van 200% hanteert voor verdachten van agressie en geweld tegen journalisten. Dat dit beleid is opgesteld, geeft journalisten een zeker gevoel dat het probleem van geweld serieus wordt genomen.

Over de feitelijke uitvoering van het beleid zijn de geïnterviewde journalisten echter veel kritischer.

Zoals in paragraaf 5.5.2 wordt aangekaart, benoemen verschillende journalisten voorbeelden waarin de politie en het OM niet volgens de voornoemde afspraken handelen. Dit doet in sterke mate afbreuk aan het gevoel serieus genomen te worden. Als mogelijke oorzaken hiervoor noemen journalisten algemene capaciteitsproblemen in de strafrechtsketen, een mogelijk gebrek aan kenbaarheid van het PersVeilig-protocol binnen alle gelederen van de betreffende organisaties, maar ook een vijandige houding ten opzichte van journalisten door sommige politieagenten. Verschillende journalisten geven dan ook aan dat er verbeteringen mogelijk zijn in de wijze waarop de politie aangiftes opneemt en de strafzaken worden afgehandeld. Hoewel de meeste journalisten het belang dat wordt gegeven aan het onderwerp via het aangescherpte beleid waarderen, lijken de meesten tegelijkertijd de beperkte effectiviteit ervan te zien wat betreft het voorkomen van geweld. Een enkele journalist denkt dat een lik-op-stukbeleid wel een zekere preventieve werking kan hebben, maar de meeste journalisten denken niet dat daders van geweld zich zullen laten afschrikken door bijvoorbeeld het risico op een hoge(re) strafeis.

Hetzelfde geldt voor mogelijke aanvullende maatregelen die de strafmaat en strafrechtelijke aanpak van geweld tegen journalisten betreffen, zoals een taakstrafverbod bij geweld tegen journalisten. De meeste journalisten die wij spraken, zagen weinig heil in een taakstrafverbod. Twee journalisten gaven aan wel wat te zien in hogere straffen en enkele andere journalisten zouden de boodschap dat het geweld wordt afgekeurd, die uitgaat van een taakstrafverbod waarderen. De meeste journalisten zien echter weinig in het inzetten op nadere strafrechtelijke maatregelen. Wat betreft een taakstrafverbod geven zij onder meer aan dat naar hun idee voor sommige geweldsdelicten (bijvoorbeeld online

98 bedreiging) een taakstraf afdoende zou kunnen zijn, en/of dat de beslissing over een passende straf het beste aan de rechter kan worden overgelaten. Ook zijn er journalisten die erop wijzen dat uit onderzoek bekend is dat hoger straffen niet werkt, maar dat zorgen voor een grotere pakkans en een snellere afhandeling veel belangrijker is. Er zijn ook journalisten die aangeven geen duidelijke mening te hebben over wat een juiste strafmaat is en/of dit een discussie voor juristen te vinden. Waar journalisten de symboliek die vanuit het PersVeilig-protocol uitgaat over het algemeen lijken te waarderen, zien ze weinig toegevoegde symbolische waarde in een taakstrafverbod.

Overig overheidsbeleid/wetgeving

Wat betreft overige maatregelen vanuit de overheid wordt door verschillende journalisten het belang van de mogelijkheid tot bescherming van hun persoonsgegevens aangestipt. Het opgeven van een adres bij de Kamer van Koophandel (KvK) werd door enkele journalisten aangegeven als een (voormalig) probleem. Dit lijkt echter te worden opgelost door een recent convenant tussen de KvK en de NVJ. Daarnaast wijzen ook enkele journalisten in dit kader op het belang van het strafbaar stellen van doxing.

Eén andere journalist wijst op het creëren van aanvullende veiligheidsmaatregelen voor journalisten wanneer zij zich voor hun werk begeven in de rechtbank. Enkele journalisten wijzen ook op het gebrek aan bescherming dat zij ervaren op straat (in het bijzonder tijdens evenementen en demonstraties) door de politie, waar meer aandacht naar uit zou kunnen gaan.

Maatregelen vanuit de beroepsgroep en werkgevers

Zoals al eerder aangegeven zijn de journalisten over het algemeen (zeer) tevreden met de initiatieven die vanuit de beroepsorganisatie en in het bijzonder PersVeilig worden georganiseerd. Ze voelen zich op dit gebied vertegenwoordigd door de NVJ. Vrij veel journalisten zijn ook bekend met de cursussen die door PersVeilig worden gegeven en ze zien over het algemeen het belang in van het geven van cursussen en weerbaarheidstrainingen voor journalisten. In verschillende interviews kwam naar voren dat de geïnterviewde, of naaste collega’s van hem/haar, een cursus hadden gevolgd via PersVeilig.

Daarbij wees een enkeling er wel op dat het belangrijk is in de cursus ook weer geen beeld te schetsen alsof elke journalist een steekwerend vest nodig heeft. Door te veel op extremen te focussen kan bij de journalist in kwestie de vraag opgeroepen worden: ‘hoe verhoudt dat zich tot het beeld dat jij hebt van die realiteit waarvan je verslag doet’ (R07). Ook het feit dat PersVeilig in bepaalde gevallen kan ondersteunen bij het aanschaffen van beveiligende kleding, werd door enkele respondenten als positiefaangemerkt.

Uit de interviews komt naar voren dat veel journalisten geen heel duidelijk beeld hebben van het al dan niet bestaan van protocollen, of beleid ten aanzien van de veiligheid van journalisten bij hun werkgever. Tegelijkertijd blijkt ook niet dat dit echt gemist wordt door de meeste journalisten. Eén journalist geeft wel aan dit te hebben gemist. Een punt van aandacht dat verder benadrukt wordt door journalisten, en dat verband houdt met hun werknemerschap, is de beperkte financiële tegemoetkoming die journalisten ontvangen. Een journalist zegt hierover:

‘En bovendien, de pers verdient geen reet hè. Dus die mensenlevens, van de pers dat dat waard zou zijn, zijn pure woorden. Dus ja, het is makkelijk om te zeggen van “we moeten de pers beschermen”. Beveilig de pers door gewoon een fatsoenlijk salaris te bieden.’ (R05)

99 Doordat journalisten weinig verdienen, zullen zij wellicht niet altijd de beste keuzes maken waar het hun veiligheid betreft, vermoeden sommige journalisten, omdat het niet vergaren van bepaalde gevaarlijk te halen informatie hen direct in de portemonnee raakt. Een vertegenwoordiger vanuit PersVeilig noemt bewustwording creëren bij werkgevers op dit punt een belangrijk aandachtspunt.

Want PersVeilig kan journalisten wel trainen om voorzichtig te zijn in gevaarlijke situaties, aldus deze respondent, maar dit werkt alleen als de werkgever hen daarin ook ondersteunt. Een journalist vertelt verder dat zij door haar beperkte inkomen geen geld had om haar huis voldoende te beveiligen. Zij zou dan ook graag zien dat er op redacties een potje met geld wordt achtergehouden om journalisten die bedreigd worden, financieel te ondersteunen bij het nemen van veiligheidsmaatregelen.

Een andere journalist was verbaasd dat er geen persoon beschikbaar was binnen het mediabedrijf waar ze werkzaam is, om haar te ondersteunen bij de omgang met sociale media en online weerbaarheid. Het zou haar een goede idee lijken als die er zou komen, voor als haar collega’s met eenzelfde mediastorm te maken krijgen als zijzelf.

Naast een rol voor de werkgever of opdrachtgever zien verschillende journalisten ook een rol weggelegd voor de individuele journalist. Ze wijzen op de eigen rol die journalisten kunnen spelen in het aanwakkeren, maar ook juist de-escaleren van dreigende situaties (zie nader paragraaf 5.3 en 5.4.2). Door zorgvuldiger na te denken over hoe bepaald nieuws wordt gebracht en door een andere opstelling in te nemen op straat en bij online agressie zouden collega’s volgens sommige journalisten minder agressie oproepen en daarmee mogelijk geweld kunnen voorkomen. Oefenen tijdens rollenspellen in trainingen kan hierbij helpen, zo ervoer een respondent. Daarnaast is ook overleg met mede-journalisten belangrijk, geven enkele journalisten aan. Door samen te werken kun je elkaar scherp houden en van elkaar leren. Tot slot geven verschillende journalisten aan dat het van belang is bepaalde groepen die zich niet gehoord voelen serieus te nemen, omdat dit ook onvrede en agressie kan oproepen als dat niet gebeurt.

Online veiligheid (op Twitter)

Een laatste punt dat door meerdere journalisten wordt aangekaart, is de inadequate wijze waarop binnen Twitter wordt omgegaan met haatdragende tweets. De meeste journalisten wijzen op het belang van vrijheid van meningsuiting, maar meerdere journalisten vinden wel dat er actievere moderatie op Twitter zou moeten plaatsvinden en dat het anoniem posten van berichten problematisch is. Tegelijkertijd hebben de journalisten die wij spraken, er weinig vertrouwen in dat Twitter op dit punt vooruitgang zal gaan boeken.