• No results found

Hoofdstuk 7 Beleid en maatregelen tegen geweld

7.1 Maatregelen in Nederland en in het buitenland

7.1.4 Duitsland

92 In Frankrijk zijn wettelijke stappen, met name via de zogeheten Avia-wet,35 genomen om platforms meer verantwoordelijk te houden voor de inhoud van berichten, wat relevant is voor de online veiligheid van journalisten. In beginsel moet een platform duidelijk haatzaaiende en discriminerende content binnen 24 uur verwijderen. Sommige actoren (zoals RSF) zien dit als een stap voorwaarts tegen de aanwezigheid van online haat, maar ook de potentiële risico’s van misbruik van de wet als instrument voor preventieve censuur worden genoemd (Žuffová & Carlini, 2021). In 2016 beval een rechter de verwijdering van 34 blogs op basis van deze bepaling (McCully, 2019). Er zijn dus positieve ontwikkelingen op het gebied van online intimidatie of misbruik van journalisten in Frankrijk te melden, maar men heeft aangegeven dat er ook ruimte voor verbetering op bepaalde punten bestaat.

Allereerst eist de wet nog steeds een gerechtelijk proces, wat tijdrovend en duur kan zijn voor een journalist. Dit kan leiden tot het niet melden en straffen van online intimidatie en misbruik.

Aangegeven wordt dat het bekostigen van het proces door werkgevers wellicht een uitkomst zouden kunnen bieden. Ten tweede zijn er nog steeds voorbeelden te noemen van Franse autoriteiten die gevallen van online intimidatie/misbruik niet behandelen en dat er geen follow-up contact door de autoriteiten plaatsvindt met slachtoffers in die zaken (McCully, 2019).

Veiligheid van kwetsbare groepen

Van belang wordt geacht om mensen bewust te maken van de gendergerelateerde aard van haatzaaiende uitlatingen en aanvallen op journalisten (Žuffová & Carlini, 2021). In Frankrijk voeren verschillende maatschappelijke organisaties campagnes om vrouwelijke journalisten te ondersteunen en discriminatie op de werkplek aan te pakken, zoals ‘Prenons la Une’ (PlU) en ‘The Association of LGBTI journalists’ (Žuffová & Carlini, 2021). Frankrijk heeft wetgeving aangenomen gericht op genderspecifieke reacties bij online intimidatie en misbruik. De Franse wet inzake ‘seksuele intimidatie’ stelt nu het herhaaldelijk aanvallen van een persoon strafbaar met zowel seksuele als seksistische verklaringen die de waardigheid van het slachtoffer schaden door hun vernederende, intimiderende, vijandige of aanstootgevende aard. Dit zou journalisten dus beschermen tegen intimidatie van seksuele aard en andere vormen van gendergerelateerd misbruik. Tot slot wordt gesteld dat deze specifieke maatregelen in meer landen aangenomen zouden moeten worden omdat daarmee de ernstige en schadelijke aard van deze specifieke vorm van intimidatie wordt benadrukt.

Daarnaast kan het de snelheid waarmee dergelijk gedrag wordt gemeld en vervolgd (in voldoende ernstige gevallen) verhogen. Dit zou ook helpen in de erkenning dat aanvallen op vrouwelijke journalisten zwaardere straffen vereisen (McCully, 2019).

7.1.4 Duitsland36

93 geweld en agressie uit extreemrechtse hoek komt, lijken ook gematigde (rechtse) groepen zich hieraan meer en meer schuldig te maken. De – verbale en online – toon jegens journalisten wordt ook vijandiger, onder meer in het kader van de genomen coronamaatregelen en complotgedachten.

Algemeen veiligheidsbeleid en specifieke strafwetgeving

Duitsland kent, anders dan voor bepaalde personen (zoals diverse ambtenaren), geen bijzondere strafrechtelijke bescherming toe aan journalisten. De ministers van Justitie van de Duitse Lӓnder hebben er in 2021 wel in algemene zin voor gepleit om de strafrechtelijke bescherming van journalisten te verbeteren, in het bijzonder in verband met de toegenomen agressieve bejegening van journalisten tijdens protesten tegen de coronamaatregelen (Konferenz der Justizministerinnen und Justizminister, 2021). Hieraan is tot op heden door de federale minister van Justitie geen gehoor gegeven. Er is geen beleid bij politie of justitie om strafzaken waarin een journalist het slachtoffer is geworden, met prioriteit op te pakken. In de Duitse rechtspraak lijkt in dat geval geen sprake te zijn van een strafverhogende omstandigheid.

In voorgaande jaren heeft onder meer de regering een hele reeks maatregelen ingevoerd (zie hierover in het bijzonder Hoffmann & Knoll, 2022), gericht op verschillende onderwerpen. Het betreffen overheidsbeleid en acties van private partijen:

1. Politiek en politie: de overheid trekt zich de veiligheid van journalisten meer aan, zoals de focus op de rechten van mediawerkers in opleidingen tot politieambtenaren, bescherming bij specifieke gelegenheden van journalisten door de politie en afspraken tussen politie en journalistenverenigingen. De effectiviteit van deze maatregelen wordt nog onderzocht, maar er zijn vanuit de DJV (Deutscher Journalisten-Verband) al een aantal kritische geluiden te horen. Het zou zorgen voor ‘embedded’ journalistiek (de verslaglegging geschiedt dan vanuit een aangewezen locatie die door de politie wordt veiliggesteld), waardoor goede verslaggeving wordt bemoeilijkt. Voorts blijven de dialoog tussen politie en mediavertegenwoordigers en bijscholing over de rechten van journalisten noodzakelijk, want er bleven zich te veel incidenten voordoen.

2. Mediabedrijven: Publieke omroepen hebben sinds 2015 maatregelen gedifferentieerd om hun werknemers te beschermen bij politieke bijeenkomsten en bij online haat. Ook zijn er bij een aantal mediabedrijven trainingen en workshops gegeven, bijvoorbeeld gericht op de-escalatie en hoe om te gaan met (verbale) agressie. De meeste mediabedrijven gaven ook aan een risicoanalyse voor risicovol werk uit te voeren, expert teams te laten brainstormen over dit onderwerp, achtergrondgesprekken te voeren met de politie, standaard in teams van twee te verslaan, eventueel externe beveiliging in te zetten, en één station gaf aan zijn personeel met steekwerende vesten uit te rusten. Bij incidenten is er voor getroffenen voorzien in psychologische ondersteuning en juridische nazorg. Echter, net als voorgaande jaren melden mediabedrijven dat zij over het algemeen weinig verwachten van de vervolging van zaken door het OM.

3. Associaties: journalistenverenigingen moeten hun vaste en freelance journalisten duidelijk laten weten dat de redacties achter hen staan, ze veiligheidstips kunnen ontvangen en dat incidenten geregistreerd worden (om over een langere periode betrouwbare data te verzamelen). Ook hebben een aantal kranten zich al aangesloten bij de ‘beschermingscode’

van 2021 waarbij praktische maatregelen worden gebundeld voor slachtoffers van verbaal en

94 fysiek geweld. Voorzien wordt in een vast aanspreekpunt voor slachtoffers en psychologische en juridische ondersteuning (Wenk, 2021). Ook zijn er vaste contactpersonen aangewezen voor slachtoffers van mishandelingen en wordt er juridische bijstand geboden door associaties. De DJV bracht daarnaast in januari 2021 een flyer uit om politieagenten te helpen de nationale perskaart te onderscheiden van de valse kaarten en tegelijkertijd aanbevelingen te doen met betrekking tot de omgang met journalisten.

4. Individuele beschermingsconcepten: in 2021 is er een groep vrijwillige beveiligers gevormd (ze worden vooraf opgeleid) die freelance journalisten veiligheid bieden die pandemie-gerelateerde protesten in Saksen verslaan.

Mede door de bevindingen van de Feindbild-studie in 2022 werden voor 2022 algemene veiligheidsaanbevelingen gedaan. Aanbevolen wordt het maken van hernieuwde afspraken tussen de politie en de media. Aan de overheid wordt het beter trainen van de (lokale en landelijke) politie aanbevolen. Ook dient zij de registratie en monitoring van misdrijven tegen de media te verbeteren, middels een instrument op basis van de BKA-statistieken (de Duitse federale recherchestatistieken) over politiek gemotiveerde criminaliteit en het delen van deze criteria en instrumenten met andere deelstaten (om te kunnen vergelijken). Voor mediabedrijven geldt dat deze zich nog beter moeten richten op de beschermende maatregelen en ondersteuning van personeel (zoals beveiligingspersoneel waar nodig, de-escalatie- en zelfbeschermingstraining, en financiële en juridische ondersteuning bij het omgaan met fysieke en psychische gevolgen van hun werk). Aan hen wordt ook aangeraden om, voordat er rapportageplannen gemaakt worden, een risicoanalyse te maken van het werk en het ondertekenen van de beveiligingscode (bindende normen voor de bescherming van de eigen werknemers) (Hoffmann & Knoll, 2022). Voorts wordt benoemd dat de Duitse wetsontwerpen de bescherming van journalistieke bronnen bedreigen, want volgens het voorstel zou de wet het mogelijk maken dat het kraken van versleutelde communicatie gelegaliseerd wordt en zou het voorstel het rapporteren door journalisten over gelekte gegevens strafbaar stellen (Fürstenau, 2021; RSF, 2022c).

Veiligheid tijdens protesten/demonstraties

Inzake beleid gericht op veiligheid tijdens protesten/demonstraties vraagt MFRR met de hashtag

‘#HereToReport’ op Twitter wereldwijd aandacht voor meer veiligheid voor mediawerkers gedurende het uitoefenen van hun beroep tijdens allerlei soorten protesten (MFRR, 2022c). De cijfers van incidenten gericht tegen journalisten tijdens (COVID-19-)demonstraties zijn erg hoog (Mapping Media Freedom, z.d.). Ook worden journalisten die verslag doen van demonstraties, af en toe gearresteerd (RSF, 2022c). Uitgevers, omroepen en politici werken aan oplossingen en de eerste voorstellen liggen al op tafel. Zo heeft de DJV een beschermingscode opgesteld waarin alle betrokkenen worden opgeroepen (inclusief mediaorganisaties, politici en politie) om hun verantwoordelijkheid te nemen.

In de voorstellen zullen voorzorgsmaatregelen van omroepen en uitgevers een belangrijke rol gaan spelen, evenals nauwer overleg met autoriteiten (Fürstenau, 2021). Concrete voorstellen zijn onder meer om een vast aanspreekpunt in elke mediaorganisatie aan te wijzen om slachtoffers van bedreigingen bij te staan, redacteuren moeten beveiligingspersoneel bij demonstraties aanbieden, en aanvallen op de media tijdens demonstraties moeten worden vervolgd. Bovendien moet er een onderlinge samenwerking zijn tussen de media en de politie (met wederzijdse uitwisseling van adviseren en advies aannemen) zodat risico’s geminimaliseerd worden zonder dat de berichtgeving daardoor wordt beperkt (Fürstenau, 2021). Volgens Žuffová en Carlini (2021) hebben sommige grote

95 (internationale) omroepen ook een eigen beveiligingsafdeling, welke normaal gesproken toezicht houdt op het reizen van journalisten naar risicogebieden, maar deze afdeling lijkt steeds vaker binnenlandse protesten en demonstraties te dekken.

In het onderzoek van Hoffmann en Knoll (2022) wordt de vrees geuit dat het op dit moment gaat om COVID-19-demonstraties, maar dat de aanwezige agressie zich door zal zetten in toekomstige protesten zoals tegen klimaatveranderingen. Daardoor blijven demonstraties gevaarlijk en politici, justitie en politie zouden hiertegen hard moeten optreden met sterkere en snellere sancties tegen de tegenstanders van de mediawerkers. Ook moeten persorganisaties en mediabedrijven hun beschermende maatregelen uitbreiden. Er is namelijk al een beginnende terugtrekking te zien van mediaprofessionals als het gaat om het rapporteren van dit type berichtgeving (want hun fysieke en mentale integriteit en de persvrijheid zijn op dit moment in gevaar bij demonstraties). Andere concrete aanbevelingen zijn (zoals hiervoor ook al naar voren kwam): het hernieuwen van de overeenkomst tussen politie en de media (met een nieuwere versie van gedragsregels) en meer training voor politieagenten om de perspectieven van andere beroepsgroepen beter te leren begrijpen, met name bij de oproerpolitie-eenheden (Hoffmann & Knoll, 2022). Volgens Žuffová en Carlini (2021) kunnen initiatieven gericht op een betere samenwerking tussen journalisten en wetshandhavingsinstanties nuttig zijn, zoals bijvoorbeeld een pilot in 2019 in Saksen waarbij politieagenten, naar aanleiding van aanvallen op journalisten tijdens demonstraties, een training kregen om inzicht te krijgen in het journalistieke werk en wat ervoor nodig is om hun werk veilig uit te voeren. Er wordt na positieve effecten dan ook aangeraden om deze trainingen wijder in Duitsland te verspreiden.

Online veiligheid en veiligheid van kwetsbare groepen

In het Feindbild-rapport van 2022 wordt wel genoemd dat mediabedrijven maatregelen tegen online haat hebben opgesteld, maar wordt niet toegelicht welke maatregelen dat zijn en welke eventueel succesvol zijn (Hoffmann & Knoll, 2022). RSF (2022c) geeft aan dat in Duitsland vrouwelijke journalisten, mensen van kleur en verslaggevers die genderkwesties en racisme behandelen, worden geconfronteerd met de toenemende vijandigheid op socialemedianetwerken. Volgens Šimonović (2020) geven rapportages over asielzoekers, migratie en extreemrechtse bewegingen aanleiding voor online aanvallen in Duitsland. En hoewel fysiek geweld regelmatig wordt vervolgd in Duitsland, blijft online intimidatie meestal ongestraft (RSF, 2022c).

Ook hebben autoriteiten en rechtbanken passende apparatuur nodig om haatzaaiende uitlatingen te laten vervolgen, terwijl auteursrichtlijnen zo geïmplementeerd moeten worden dat de vrijheid van meningsuiting op online platforms niet wordt beïnvloed. Ook kan de mediaconcentratiewet in Duitsland worden geactualiseerd om bijvoorbeeld ook socialemedianetwerken en streamingsplatforms in het regelgevingskader op te nemen (Holznagel & Kalbhenn, 2020).

Er zijn lokale initiatieven tegen online overtredingen in Duitsland (zoals in Beieren), waarbij justitie en media sinds oktober 2019 eenvoudig en efficiënt procedures willen hebben voor strafrechtelijke vervolging van haatspeech. Redacties zouden dan niet alleen (online) haatreacties moeten kunnen verwijderen, maar deze ook kunnen rapporteren aan de rechterlijke macht en verzoeken dat ze worden herzien. Het wordt dan eerst via een online formulier naar het Beierse juridische systeem gestuurd en dan verwijderd. Wat er precies gerapporteerd kan worden en hoe de procedure werkt, wordt aan mediawerkers uitgelegd in een training (publieke en private mediabedrijven kunnen zich

96 aanmelden om mee te doen) (Žuffová & Carlini, 2021). Bovendien zijn er in Duitsland door veel redacties redactionele gemeenschapsrichtlijnen opgesteld om advies te geven over wat voor soort opmerkingen online moeten worden verwijderd/bewaard en welke maatregelen er genomen kunnen worden bij schendingen van de richtlijnen. Ook is er juridische en psychologische hulp beschikbaar voor degenen die slachtoffer zijn geworden van online misbruik (Žuffová & Carlini, 2021). Verder is in 2017 de Network Enforcement Act (NetzDG) aangenomen in Duitsland. Deze wet verplicht online platforms om in het kader van de wet onrechtmatige inhoud te verwijderen. Mediawerkers in Duitsland kunnen een meldingsformulier indienen als de inhoud in strijd is met de NetzDG. Daarnaast zijn de online platforms verplicht om gedetailleerde rapporten te verstrekken over deze inhoud, teams op te richten die de NetzDG-meldingen oppakken en hen te trainen over deze nieuwe verplichtingen.

Deze teams bieden in sommige gevallen ook psychologische ondersteuning en counseling bij de schadelijke impact van online haatspeech op journalisten. Hoewel de publieke en deskundige mening nog steeds verdeeld is over de wet, is in het evaluatierapport de relevantie (media noemen het een handig hulpmiddel om online haat te bestrijden) ervan wel erkend (Žuffová & Carlini, 2021).