• No results found

Hoofdstuk 5 Een beeld van het gepercipieerde en ervaren geweld tegen journalisten

5.5 Melden van geweldsincidenten

68

‘Het is ook wel belangrijk dat dat [het schrijven van moeilijke verhalen; red.] op een goede manier gebeurt. (…) We moeten onszelf niet te zielig gaan vinden. Dat vind ik wel belangrijk.

Dat vergroot, denk ik, de kloof en het wantrouwen dat er nu al is. In hun ogen bevestigt dat wat ze ergens al dachten: het zijn teringlijers. Soms is dat onvermijdelijk omdat het verhaal gewoon klopt, maar ik denk dat als je dat nog meer op de spits gaat drijven dan vergroot je juist. Het is heel belangrijk dat we dat op een goede manier doen. En niet meteen dat gebied groter maken tussen ons en mensen die boos worden. Dat vergroot de problemen en de bron waar dit allemaal uit voortkomt.’ (R02)

69 dreigingen uit het criminele milieu kan men vrezen voor repercussies en kan de drempel om te melden daarom hoog zijn. Door aangifte te doen ‘ben je als journalist per definitie niet neutraal meer. Dan word je onderdeel van een “jou tegen mij”’ (R12). Een laatste punt dat wordt genoemd, is dat sommige journalisten zich niet moeilijk willen opstellen ten opzichte van de werkgever of opdrachtgever omdat ze vrezen dat dit gevolgen kan hebben voor hun positie. Een journalist (R12) geeft bijvoorbeeld aan dat er een bezuinigingsronde gaande was bij zijn werk en dat hij dacht: ‘Ja, als ik te veel laat merken dat ik … moeite met functioneren heb, dan lig ik er straks ook uit.’

Hoewel verschillende geweldsincidenten nog niet worden gemeld, kwam uit de interviews ook naar voren dat een aanzienlijke groep journalisten het belang van het doen van een melding inziet. Een journalist zegt hierover in het kader van een aangifte die ze deed:

‘Ik vind het belangrijk dat er aangifte wordt gedaan, want ik vind het belangrijk dat het in de statistieken terugkomt. Aan de andere kant weet ik ook dat er doorgaans niet veel mee gebeurt. Ik ben er niet achteraan gegaan. Daar ging het mij ook niet om: dat die mensen vervolgd worden of zo. Maar het gaat me er wel om dat als het gebeurt en als het echt over de schreef gaat … dat zeg ik ook altijd tegen andere journalisten die hierom vragen of ermee te maken hebben: doe aangifte.’ (R08)

Ook geven enkele journalisten aan dat er sprake is van een toegenomen bewustzijn van het probleem, waardoor het meer op het vizier staat bij journalisten en er daarom mogelijk meer wordt gemeld, zowel bij de werkgever als bij PersVeilig en de politie. De hoofdredacteuren en eigenaren van fotopersbureaus die wij interviewden, gaven allen ook aan dat zij aangifte doen belangrijk vinden en hun werknemers daartoe aansporen en/of namens hen aangifte doen. Ook geven verschillende respondenten aan dat ze het belangrijk vinden om melding te maken bij PersVeilig, omdat het incident dan in de statistieken wordt meegenomen.

5.5.2 De afwikkeling van meldingen

De ervaringen van respondenten met de afwikkeling van meldingen en het proces van aangifte doen bij de politie zijn zeer gevarieerd. De meeste journalisten zijn tevreden met hoe de werkgever omgaat met een eventuele melding en met de hulp die hij vervolgens bood. Er zijn echter ook journalisten die zich minder gesteund voelen door hun werkgever of opdrachtgever. Ze hebben het idee dat de hoofdredacties, bijvoorbeeld om commerciële redenen, geweld of bedreiging tegen hun werknemers niet de hoogste prioriteit geven.

Over de omgang met meldingen bij PersVeilig zijn journalisten over het algemeen (zeer) positief. Ze waarderen het luisterend oor en zijn ook blij met de tips die ze ontvangen. Een freelancer zegt hierover:

‘Na mijn mishandeling heeft [contactpersoon PersVeilig] mij tot rust gebracht. Je wilt je ei kwijt, maar niet bij je vriendin of bij je collega’s. Je houdt je toch groot voor hen. Toen ik hem aan de lijn had, knapte ik ineens helemaal. Hij heeft mij geholpen toen. Dat vond ik heel erg fijn. Daar heb ik echt even mijn rust in gevonden. Hij heeft ook het een en ander voor mij uitgezocht. Ik denk dat als ik destijds niet met [contactpersoon] had gepraat, weet ik niet of ik snel uit die negatieve spiraal was gekomen. We mogen heel dankbaar zijn dat zo’n organisatie bestaat.’ (R18)

We hebben behoorlijk veel journalisten gesproken over hun ervaringen met het doen van aangifte bij de politie en de verdere afhandeling van de zaak. Eén hoofdredacteur (R14) die meerdere keren

70 aangifte heeft gedaan, is positief over de afhandeling ervan en heeft het gevoel dat er tegenwoordig meer prioriteit gegeven wordt aan geweld tegen journalisten. Een heel aantal andere redacteuren en journalisten is aanmerkelijk minder positief over hun ervaring met de politie. Op de vraag aan een andere hoofdredacteur of de redactie aangifte heeft gedaan van enkele incidenten, reageert hij met:

‘Wat ik net schets, dat eigenlijk ondanks dat er is afgesproken dat er altijd aangifte wordt gedaan, in de praktijk wij bij herhaling hebben gemerkt, dat de politie tegen verslaggevers zegt: doen we niet. Terwijl de afspraak is: we doen meteen aangifte, met voorrang. En dat is wel vervelend. Dan krijg je als nieuwsorganisatie en zeker als verslaggever in kwestie het idee:

het boeit ze totaal niet. En natuurlijk zegt de politie dat niet om je te pesten, maar omdat ze zoveel werk hebben. Maar het is niet de afspraak. Dan moeten we weleens aan een touwtje trekken zodat het wel gebeurt zoals het hoort. Daar zit mijn zorg.’ (R24)

Deze redacteur en ook een andere journalist geven aan dat ze weleens met de minister hebben gebeld, om toch zaken aan het rollen te krijgen. Voor minder bekende, of invloedrijke, journalisten of redacteuren is het nog lastiger om de politie bereid te krijgen hun aangifte op te nemen en er vervolgens iets mee te doen. Verschillende respondenten delen negatieve ervaringen. Daarbij speelt regelmatig ook de bejegening door de politie een rol. Zo geeft een freelance journalist (R01) aan dat ze steeds ongepland gebeld werd door de politie en dat het niet mogelijk was een belafspraak te maken. Toen het dossier van eigenaar wisselde, gaf de officier van justitie aan dat ze van alle tweets die haar krant voor haar had doorgestuurd, moest aangeven hoe emotioneel belastend ze waren en wat de gevolgen voor haar waren, want ‘bedreiging was een gevoel’.

Ook geven respondenten aan dat het enige dagen duurde voordat ze aangifte konden doen, dat de politie niet op de hoogte was van de PersVeilig-afspraken, en dat ze niet het idee hebben dat het Openbaar Ministerie daadwerkelijk een dubbele strafeis toepast bij geweld tegen journalisten.

Verschillende journalisten verbazen zich er ook over dat wanneer ze een aangifte doen met daarbij concrete gegevens over de dader, het toch niet tot een vervolging komt. Een journalist geeft aan een klacht te hebben ingediend op basis van artikel 12 Wetboek van Strafvordering,22 waarna het Openbaar Ministerie alsnog tot vervolging overging.

Het volgende citaat geeft een voorbeeld van wat journalisten zoal ervaren:

‘De politie heeft toen wel onderzoek gedaan, en ik wil niet de politie helemaal afvallen hoor, maar dat wordt dan voor de bühne gedaan. (…) Binnen een aantal weken werd het onderzoek al gesloten, omdat er onvoldoende bewijs was en aanknopingspunten. (…) Toen ben ik zelf een onderzoek gestart met een extern bureau en wij hadden wel binnen een paar dagen de kentekens, namen en rugnummers. En toen heb ik de politie verzocht om ook weer het onderzoek te openen. (…) Toen hebben ze mensen aangehouden eind 2021. Tot op de dag van vandaag is er nog geen besluit genomen of er een vervolging plaatsvindt. En dat is best wel vervelend als je dan hoort vanuit de overheid en de hoofdofficier van “geweld tegen journalisten heeft een hoge prioriteit”. Ja, wij merken er weinig van, moeten wij zeggen.’ (R25) Hoewel verschillende journalisten aangeven dat zij ook wel begrijpen dat politie en justitie het druk hebben en soms andere prioriteiten stellen, vinden zij het wel moeilijk te rijmen met het officiële beleid waarin is afgesproken dat geweld tegen journalisten prioriteit heeft.

22 Op basis van dit artikel kan een klacht worden ingediend als een belanghebbende het niet eens is met de beslissing van de officier van justitie om niet te vervolgen of een zaak af te doen met een transactie of strafbeschikking.

71