• No results found

De positie van de docent levensbeschouwing is in sommige opzichten een andere dan die van zijn collega’s van andere vakken. Afhankelijk van de visie op het vak en de doelstellingen van het vak, zal een docent levensbeschouwing meer dan collega’s van andere vakken gericht zijn op de

identiteitsontwikkeling van de leerling. Tenslotte staat er niet voor niets in de doelstellingen dat het vak gericht is op de identiteitsvorming vanuit de levensbeschouwelijke optiek. Dat vraagt van de docent meer dan kennis van zijn vakgebied en de vaardigheid die kennis over te dragen.

Het is belangrijk dat de docent levensbeschouwing zich bewust is van zijn positie en van de taken die er als docent van hem worden verwacht. Ik wil in dit korte hoofdstuk een aantal aandachtpunten noemen die van belang zijn voor de docent levensbeschouwing en die voor de sectie van nut kunnen zijn om deze met elkaar door te spreken.

In menig werksituatie wordt tegenwoordig gesproken over professionaliteit. Ook scholen lijken een inhaalslag te maken wanneer het gaat om een professionele werkhouding. Er worden studiedagen aan gewijd en personeel wordt gevraagd een persoonlijk ontwikkelplan te schrijven. Ook het schrijven van een portfolio aan de hand van de beroepscompetenties van de Stichting beroepskwaliteit leraren, moet bijdragen aan de kwaliteitsverbetering van het onderwijs. In “Godsdienstpedagogiek, dimensies en spanningsvelden” (E. T. Alli, 2009), wordt dit de smalle opvatting van professionaliteit genoemd. Het gaat hier om de aanwezige vakinhoudelijke kennis van de docent, om de vaardigheden om deze toegankelijk te maken voor de leerlingen. Kortom het gaat hier over de vakkennis en de vakdidactiek. Maar van een goede docent wordt ook gevraagd dat hij of zij een persoonlijkheid is. Het gaat dan om charisma en bevlogenheid. Maar ook het vermogen om eigen functioneren te reflecteren en eigen stijl en gedrag aan te passen aan de leersituatie zijn van belang. Hierbij kijkt de docent naar de pedagogische, de onderwijskundige, de ethische en de levensbeschouwelijke ontwikkeling en hij/zij kan zich aanpassen om gestelde doelen op deze terreinen te bereiken. Dit wordt de brede opvatting over professionaliteit genoemd. De brede opvatting over professionaliteit vraagt van de docent dat hij zich zelf een mening vormt over uitgangspunten en doelstellingen. Maar ook de uiteindelijke eigen religiositeit van de docent levensbeschouwing heeft een aandeel in zijn rol als docent. Dat wat voor een docent wezenlijk van belang is, heeft een plaats binnen zijn/ haar werk als docent. “De normatieve professionaliteit vraagt

dat de docent in staat is de inhoud van het werk te verbinden met de kwaliteit van hun eigen bestaan en met de context waarbinnen het werk plaatsvindt”. Deze visie roept vragen op met betrekking tot

de visie op het vak en de doelstellingen voor het vak levensbeschouwing. In het hoofdstuk over de visie op het vak schreef ik over de ontwikkelingen van de afgelopen jaren van catechese naar levensbeschouwing. Ook beschreef ik een toekomstvisie zoals die door Bert Roebben en Didier Pollefeyt worden voorgesteld als mogelijke richtingen voor het vak levensbeschouwing. Ik wil nu kijken welke betekenis deze toekomstvisie voor de rol en de positie van de docent heeft.

Wanneer Bert Roebben pleit voor het religieus leren als een reiservaring waarbij niet alleen cognitieve kennis wordt overgedragen, maar waarin leerlingen binnengeleid worden in een narthicale ruimte om daar ervaringen op te doen, deze te toetsen en tot eigen standpunten te komen, vraagt dat meer van de docent dan alleen vakkennis en didactische vaardigheden. Het vraagt van de docent dat hij bereid is zijn eigen positie te delen en te verantwoorden zonder dat er een verborgen agenda is van overdracht. Leerlingen willen oprecht weten waar een docent voor staat, zonder het gevoel te krijgen dat dit ook hun mening moet worden. Authenticiteit is voorwaarde wanneer er over de grote levensvragen wordt gesproken. Niet alleen de eigen antwoorden komen

dan aan bod maar ook de eigen vragen en de eigen twijfel. Het vraagt een gevoeligheid voor de eigen ontwikkeling, die van de leerling en de omgeving. Docenten zullen leerlingen de ruimte gunnen hun vragen te formuleren en woorden te geven aan gedachten die zij nog niet eerder hebben geuit. Het vraagt om een klimaat van vertrouwen in het klaslokaal. Ook moet de docent gevoelig zijn voor de hermeneutische vragen. Pollefeyt noemt dit de hermeneutische knooppunten. Daar waar

spanningen zitten in de beleving van de werkelijkheid tussen leerlingen onderling, bij de docent of binnen een persoon. Deze knooppunten kunnen betekenis krijgen in het licht van de grote verhalen van de religieuze tradities. Dat vraagt om in de les niet alleen cognitief gericht te zijn maar om ook ruimte te laten aan symboliek, religieuze gevoeligheid en geleefd geloof. Leerlingen zouden niet alleen kennis moeten maken met de feitenkennis over religie, maar ook moeten horen van de beleving binnen deze religie. “Kennis van levensbeschouwing moet beleefd en ontdekt worden”, volgens Roebben. Dit betekent dat het leven onderzocht en ontdekt wordt. Roebben haalt het Vlaams leerplan voor godsdienstonderwijs aan waar de docent als “Getuige van een particulier religieus perspectief, als specialist in het thematiseren van grensvragen en als moderator van de levensbeschouwelijke communicatie” wordt gezien. Ook Pollefeyt noemt deze verschillende rollen van de docent in zijn godsdienstdidactiek. Werkend vanuit een hermeneutische correlatieve benadering kan de docent leerlingen de ervaringen laten verbinden met verschillende bronnen van verschillende tradities en binnen het communicatieproces ruimte maken voor nieuwe ervaringen. Hierbij is de docent zich bewust van eigen levensgeschiedenis en gevoelig voor die van de leerling. Pollefeyt wijst er op dat dit niet betekent dat er opnieuw vanuit een neutraal en multireligieus vertrekpunt wordt gesproken. Maar de positie is betrokken op eigen levensgeschiedenis en uitnodigend naar leerlingen om zelf een standpunt te bepalen.

De vragen rondom de positie en de rol van de docent levensbeschouwing kunnen voor de sectie een aanzet zijn om na te denken over de verschillende rollen die de docent heeft. Hierbij is er altijd een samenhang met de visie op de positie van de docent en de visie op het vak. Van de docent wordt een brede opvatting over professionaliteit gevraagd die niet alleen oog heeft voor de competenties, maar ook voor eigen positie en de leeromgeving. Dat ook de identiteit van de school hierin van belang is bespreek ik in het volgende hoofdstuk over de positie van het vak levensbeschouwing binnen het katholiek onderwijs.