• No results found

LEVENSBESCHOUWING BINNEN HET KATHOLIEK ONDERWIJS

Onderwijs is voortdurend in beweging. Dat is niet bijzonder. Waar de samenleving verandert, verandert onderwijs mee. Onderwijs bestaat en wordt ingericht ten dienste van de samenleving en de mensen in de samenleving. Het katholiek onderwijs is daar geen uitzondering op. Maar het neemt wel een eigen positie in. Binnen de Nederlandse onderwijsgeschiedenis heeft het katholiek onderwijs een belangrijke rol gespeeld in de emancipatie van katholiek Nederland. Vandaag de dag worden er vragen gesteld over de waarde van katholiek onderwijs. Is het onderscheidend en zo ja waarin? Of bestaan katholieke scholen voornamelijk in naam en maakt het voor de inhoud en de kwaliteit van het onderwijs niets uit of een school katholiek of openbaar is. In dit hoofdstuk wil ik de betekenis van het katholiek onderwijs beschrijven en daarbij de positie van het vak levensbeschouwing verkennen. In een zoektocht naar het eigene van katholiek onderwijs heeft Ton Verlind in opdracht van de Bond kbvo, een dvd gemaakt (Kiezen en delen), waarin hij aan de hand van een aantal portretten van ouders, leerlingen leerkrachten en bestuurders in het katholiek onderwijs een beeld schetst van katholiek onderwijs vandaag de dag. Verlind zegt dat er geen reden is voor bescheidenheid van katholieken door hun inspirerende traditie, die het waard is om doorgegeven te worden. De film van Verlind komt niet uit de lucht vallen. Secularisering van de samenleving maar ook de drang om te beheersen en te controleren bij de overheid maken het functioneren van scholen steeds meer gericht op het halen van meetbare resultaten. Ruimte voor het gesprek over identiteit leek een aantal jaren van minder belang. Maar nu lijkt er in de samenleving weer ruimte te ontstaan voor de vragen over identiteit en kleur van het onderwijs. Verlind noemt in de film aandacht en zorg voor het individu, gemeenschapszin en solidariteit, karakteristieken van katholiek onderwijs. Humaniteit en de menselijke maat zijn belangrijke waarden. En waar het om vieringen gaat wordt veel gebruik

gemaakt van symbolen en rituelen.

Hoe liggen deze waarden verankerd in de geschiedenis van het katholiek onderwijs? Ik geef in een korte samenvatting een overzicht van de geschiedenis van het katholiek onderwijs in Nederland aan de hand van de beschrijving uit: Katholiek onderwijs in de tijd van Willem I tot Paars, van Mr. L. A. Strijk (1998).

Bij de komst van Willem I ontstaat voor het eerst een formele maar voorzichtig einde aan de onderdrukking van de katholieke minderheid van Nederland. In een samenleving waarin ziekte en armoede heersen ontstaan congregaties die iets betekenen in de zorg voor mensen. Het begin van de negentiende eeuw worden er onderwijswetten aangenomen die de “grote onwetendheid van het gemene volk”moeten bestrijden. De overheid regelt examens, salarissen, leerplan en bekwaamheid van de docent. En er wordt onderscheid gemaakt in openbare en bijzondere scholen. Het stichten van een school is een recht bij wet geregeld, maar toestemming wordt bijna nooit verkregen. Pas in 1848 wordt de vrijheid van onderwijs naar eigen godsdienst in de grondwet opgenomen. Ook de vrijheid van godsdienst en godsdienstuitoefening worden geregeld en er ontstaan veel nieuwe congregaties. Er wordt een katholieke krant uitgegeven en in 1853 worden er in Nederland vijf Bisdommen opgericht. Eind achttiende eeuw komt er een nieuwe schoolwet die het bijzonder onderwijs erkent maar niet bekostigt. De overheidsbemoeienis zou ander te groot worden. Hierdoor wordt mensen gevraagd om te kiezen volgens hun geweten of hun beurs. Door de nieuwe wet ontwikkelt zich een samenleving die naar levensbeschouwelijke lijnen is ingericht, de verzuiling ontstaat. In 1889 wordt een wet aangenomen die ook het bijzonder onderwijs financieel gelijkstelt met het openbaar onderwijs. De overheid krijgt hierdoor wel de kans om via de subsidie invloed uit te oefenen. Ook leidt het tot een geweldige groei van het aantal katholieke scholen. Vanaf 1905

wordt ook het bijzonder middelbaar onderwijs gesubsidieerd hoewel er verschil blijft in de overheidsvergoedingen. In 1909 wordt een katholieke vertegenwoordiger naar de overheid toe opgericht; de Nederlands katholieke schoolraad. In 1914 wordt door Dr. Moller, Ons Middelbaar Onderwijs opgericht. Augustijnen, Franciscanen, Karmelieten en Jezuïeten leveren een bijzondere bijdrage aan het onderwijs en het in stand houden van de katholieke traditie. Van docenten wordt in die tijd gevraagd om zich oprecht en overtuigt katholiek te gedragen en onderwijs te geven in de geest van de Rooms-katholieke kerk, en de leerlingen op te wekken en bevestigen in de geest van de deugdelijke en degelijke kennis. Door de toename van het aantal leerlingen van bijzondere scholen ontstaat er een groot financieel tekort. Rond het begin van de twintigste eeuw komt er een verzoek tot gelijkstelling van de bekostiging van het algemeen en bijzonder onderwijs. Deze gelijkstelling komt er maar er wordt ook een eis van deugdelijkheid gevraagd. De vrijheid van richting en bekostiging van het onderwijs wordt geregeld in de wet van 1917. Het Rooms katholiek centraal bureau van onderwijs en opvoeding wordt gesticht, dat schoolbesturen bijstaat in oprichting en instandhouding van katholieke scholen. In het begin van de twintigste eeuw is er een sterke toename van kracht van de levensbeschouwelijke zuilen. OMO heeft negen scholen en de missie wordt

omschreven als: Het katholiek onderwijs heeft essentieel meer te bieden en dienst als hefboom voor culturele emancipatie. Na de oorlog lijkt er een sterk katholieke zuil in Nederland te bestaan. Maar ook het onderwijs is inhoudelijk gegroeid en onderwijskundige invloeden vragen hun aandacht naast de godsdienstige doelen. 33% van de kinderen in Nederland volgt katholiekonderwijs. De

mamoetwet moet het geheel aan onderwijs in wetgeving onderbrengen. In de jaren zestig verandert de samenleving in hoog tempo. Normen en waarden op het gebied van huwelijk en gezin, godsdienst en gezag veranderen en er ontstaat grotere vrijheid voor een individuele geloofsbeleving. Het wordt niet langer als de taak van de school gezien om godsdienstonderwijs te geven. Catechese wordt bestaansverheldering. Eind jaren zestig wordt de belangstelling voor het katholiek onderwijs minder. Van godsdienstdocenten wordt verwacht dat zij zich positief en eigentijds opstellen, zich verbonden weten met leer en leven van de kerk en zich als persoon geëigend en om de geloofsinhoud en geloofsleer op overtuigende wijze en inspirerende wijze over te dragen. Maar begin jaren zeventig is er al geen overeenstemming tussen de bisschoppen en de schoolleiders die het oneens zijn over de verantwoordelijkheid van de pastorale zorg voor leerlingen. Ons Middelbaar onderwijs doet een poging om de bestaanservaring van de mens te integreren in de persoonlijke geloofsbeleving maar het komt hen op kritiek te staan dat de catechesemethode te kort schiet op de uitleg van het

transcendente. Minister Jos van Kemenade ontwerpt een contourennota die het onderwijs een meer maatschappelijk karakter moet geven. De verzuiling moet worden tegengegaan. Openbare scholen moeten ook godsdienstonderwijs kunnen geven en er wordt een nieuwe schoolstrijd verwacht. De vragen naar het onderscheidende van katholieke scholen lijken moeilijk te beantwoorden en Kardinaal Willebrands maakt zich zorgen dat docenten en schoolleiders niet in de kerk te vinden zijn en de kerk niet in de school te vinden is. Tijdens het kabinet Lubbers wordt het begrip marktwerking steeds belangrijker, ook in onderwijs. Deregulering, kwaliteit en autonomie zijn de kernbegrippen waar naar wordt gestreefd. In 1988 komt de Vaticaanse congregatie met een document dat de godsdienstige opvoeding binnen de school plaatst en haar rechtvaardiging ziet in de zending van de kerk. Toch moet er een vrijheid van godsdienst en geweten zijn omdat ook niet en anders gelovigen naar deze scholen komen. Er wordt gepleit voor waardencommunicatie in plaats van

waardenoverdracht door middel van rationeel levensbeschouwelijk onderwijs. Conflicten over wat een katholieke school is, ontstaan en een commissie wijst de N.K.S.R. aan als de bevoegde instantie om een school de katholieke status te geven. Politiek komt er steeds meer bevoegdheid bij de overheid te liggen. Onder het mom van kwaliteit gaat de overheid steeds verder, in het naar zich toehalen van gezag. In de jaren negentig noemen scholen zich vooral open en minder katholiek en speelt bij de aanname de levensbeschouwelijke achtergrond geen rol meer. Godsdienstonderwijs is vervangen door levensbeschouwelijk onderwijs. De bisschoppen omschrijven de kern van het

katholieke geloofsonderwijs als belijden, vieren, beleven, bidden. De paarse kabinetten doen er veel aan het gezag van de schoolbesturen te democratiseren en streven ernaar ouders invloed te geven op de kleur van de school. Verder wordt er meer overheidsinvloed gelegd bij de omschrijving van de kerndoelen en daarmee ook bij de lesinhoud. Inmiddels zitten katholieke scholen met een dilemma. De katholieke identiteit lijkt verdund. In ieder geval is de identiteit niet af te lezen aan leerlingen- of docentenpopulatie. De pedagogisch didactische vrijheid is door de kerndoelen voor een groot deel onder controle van de overheid komen te liggen. De discussie binnen de scholen is of er uit wordt gegaan van een mono-, multi- of interreligieus model. In deze situatie komen vragen over identiteit weer ter sprake. Moeten we terug naar de sterke band tussen kerk en school? Wat zijn de waarden waar het katholiek onderwijs voor staat? Is er nog sprake van geloofsoverdracht? Is een katholieke school hiermee onderscheidend of kunnen we de naam katholiek beter niet meer voeren? Het zijn ook de vragen die de Bond kbvo door middel van de film “kiezen en delen”wilde stellen. De reacties hierop zijn verdeeld.

De vragen waarvoor het bijzonder onderwijs zich voor gesteld ziet zijn de vragen vanuit de

samenleving naar het onderscheidende van dit onderwijs. Nu er geen sprake meer is van de driehoek gezin, kerk en school wordt er gevraagd wie er verantwoordelijk is voor de morele opvoeding. Waar de rol van de kerk als benauwend werd ervaren lijkt er nu een verlegenheid bij ouders te bestaan om over geloof en morele vorming te spreken. Maar ook de rol van de overheid vraagt om een

antwoord. Het lijkt erop dat de overheid ook de taken van de morele opvoeding naar zich toe trekt. Het normen en waarden debat wordt gevoerd en aan scholen worden extra taken toegewezen. De maatschappelijke stage is er hier een van. Maar ook naschoolse opvang en taken in de leerlingenzorg worden van bovenaf opgelegd.

In het denken over de identiteit van het katholiek onderwijs liggen er kansen en uitdagingen genoeg. Gevaar is om te gaan kijken hoe het was en de vormen van voorbije generaties te kopiëren. Maar de waarden die door de jaren heen golden als belangrijke drijfveren voor geestelijken kunnen nog steeds de waarden zijn die katholiek onderwijs een eigen kleur kunnen geven. Dat leerlingen hierbij betrokken moeten worden is een les uit het verleden die ons heeft gebracht waar we nu zijn. Bij onderwijs dat oog heeft voor de leerling en ven hoge kwaliteit is. Hierbij is het belangrijk dat de kracht van het katholiek onderwijs niet uit handen gegeven wordt aan de regelzucht van de overheid. Leerlingenzorg en kwaliteit van het onderwijs zijn zaken die ook in het verleden bij katholieke

scholen in goed handen zijn geweest.

Het vak levensbeschouwing is niet kenmerkend voor de katholieke identiteit. Ook christelijke scholen van protestantse en evangelische signatuur kennen het vak godsdienst / levensbeschouwing. Ook openbare scholen zijn vrij om religiestudies te onderwijzen. Het katholieke karakter van de school is meer terug te vinden in de wijze waarop bijzondere momenten in de school beleefd worden. Dat diezelfde sfeer en de open en liefdevolle benadering naar leerlingen en ouders deel is van de katholieke identiteit is wel in de lessen levensbeschouwing terug te vinden. Maar dat geldt als het goed is voor alle lessen.

BIBLIOGRAFIE

Alii, E. T. (2009). Godsdienstpedagogiek. Dimensies en spanningsvelden. Meinema, Zoetermeer. Bloom, B. S., e. a. (1971). Algemene en vergelijkende onderwijskunde, I Het cognitieve gebied.

Universitaire Pers, Rotterdam.

Bond Katholiek Beroeps- en Voortgezet Onderwijs, (2009). Katholieke scholen het vertrouwen in

vakmensen. Den Haag.

Cras, A. J. G. (2009). Meesterschap over het leerplan. SLO, Nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling, Enschede.

Huis, G. (2006). Godsdienst/Levensbeschouwing als Examenvak. Handreiking. de Besturenraad, Amersfoort.

Iersel, J. van. (2001). Religieuze levensbeschouwingen deel Islam. Damon, Budel. Iersel, J. van. (2001). Religieuze levensbeschouwingen deel Boeddhisme. Damon, Budel.

Krathwohl, D. R., e. a. (1971). Algemene en vergelijkende onderwijskunde, II Het affectieve gebied. Universitaire Pers, Rotterdam.

Leeuw, J. de. (2003). Standpunt voor HAVO / VWO, Leerboek en werkboek deel 1. Damon, Budel. Leeuw, J. de. (2004). Standpunt voor HAVO / VWO, Leerboek en werkboek deel 2. Damon, Budel. Leeuw, J. de. (2005). Zin in Zin. Damon, Budel.

Miltner, W., Plevoets, F., & Verweij, J. (2001). Het Theresialevengevoel, 75 jaar Theresialyceum. Tilburg.

Nederlands Katholieke Schoolraad. (1987). Algemeen Reglement voor het katholiek Onderwijs. Utrecht.

Nederlandse Katholieke Schoolraad. (1998). Godsdienst/Levensbeschouwing in de tweede fase van

het voortgezet onderwijs voor katholieke scholen van HAVO en VWO. Den Haag.

Oudejans, T. (2008). Schoolgids 2008-2009. Theresialyceum, Tilburg.

Plevoets, F. (2008). Schoolplan voor de schooljaren 2008-2012. Theresialyceum, Tilburg.

Pollefeyt, D. (2006 - 2007). Reader: Course didactics religious education. Katholieke Universiteit Leuven, Leuven.

Reenen, T. van. Jeugdcultuur en popmuziek. Uitgeverij onbekend, Essen.

Regiecentrum Godsdienst/Levensbeschouwing als examenvak. (2009). Visitatiekader ten behoeve

van de Collegiale Visitatie van het examenvak Godsdienst/Levensbeschouwing. Amersfoort.

Roebben, B. (2007). Godsdienstpedagogiek van de hoop, Grondlijnen voor religieuze vorming. ACCO, Leuven / Voorburg.

Roumen, T. (2006). Godsdienst/Levensbeschouwing, Werkboek. Bond Katholiek Beroeps- en Voortgezet Onderwijs. Den Haag.

School, W. Reader moraal en ethiek. Theresialyceum, Tilburg.

School, W. & Toemen, I. Reader leven en dood. Theresialyceum, Tilburg.

Slattery, N. Falling Roses. http://www.nicolaslattery.com. Verkregen op 5 januari 2010.

Struik, L. A., (1998). Van Willem I tot Paars, Katholiek onderwijs in de tijd. Colomba, Oegstgeest. Thoonsen, P. (1989). Raamleerplan van het vak levensbeschouwing t.b.v. OMO-scholen, november.

Tilburg.