• No results found

3 Verzekeraars

3.1 Verzekeringsbedrijven

Verzekeringsbedrijven voorzien al eeuwenlang in de behoefte aan veiligheid en zekerheid van de wereldbevolking (zie bijvoorbeeld Gales en Van Gerwen, 1988). De kernactiviteit van een verzekeringsmaatschappij wordt door Klaassen en Hoogendoorn (2004) omschreven als het dragen van risico’s van derden. Bij de bespreking van verzekeringsbedrijven wordt traditioneel een onderscheid gemaakt tussen levensverzekeringsmaatschappijen en schadeverzekeringsmaatschappijen (zo ook in Klaassen en Hoogendoorn 2004; en in Starreveld, De Mare en Joëls, 1997). In deze paragraaf zullen de activiteiten van beide typen verzekeraars toegelicht worden. Dit onderscheid is slechts gemaakt ter verduidelijking van de activiteiten. De maatschappijen in de onderzoekssample voeren veelal beide typen van het verzekeringsbedrijf uit (zie ook bijlage A), waardoor het onderscheid naar schade en leven in dit onderzoek verder geen significante rol speelt. Ook wordt er in deze paragraaf kort ingegaan op herverzekeringsbedrijven en bankverzekeraars.

Levensverzekeringsmaatschappijen

Bij levensverzekeringsmaatschappijen worden uitkeringen afhankelijk gesteld van het leven/overlijden van een persoon (met uitzondering van ongevallenverzekeringen die onder schadeverzekeringen vallen, Ernst & Young Handboek Jaarrekening 2005). Er zijn vele vormen van levensverzekeringen mogelijk, bijvoorbeeld een eenmalige uitkering bij overlijden voor nabestaanden of een betaling van een lijfrente aan de verzekerde vanaf een bepaald moment tot aan het moment van overlijden van die verzekerde Verder kan de verzekering worden aangegaan tegen betaling van een jaarlijkse premie of tegen betaling vooraf van een eenmalig bedrag (koopsom) (Klaassen en Hoogendoorn, 2004).

Door levensverzekeringsbedrijven worden overeenkomsten van levensverzekering aangegaan. De voorwaarden van de overeenkomst worden vastgelegd in een polis. Uit deze polis vloeien voor het bedrijf rechten en verplichtingen voort, die moeten worden geregistreerd. De rechten hebben betrekking op premies, daartegenover staan verplichtingen tot het doen van uitkeringen wanneer zich een bepaald voorval voordoet. Kenmerkend voor de meeste levensverzekeringscontracten is dat daarin noch sprake is

van een op geld waardeerbare schade, noch van een onzeker voorval (alleen het tijdstip waarop het voorval zich voordoet kan onzeker zijn). De ontvangen premies voor een levensverzekering zullen daarom meestal een belangrijk spaarelement bevatten. Uit dat spaarelement dient een voorziening te worden gevormd, de zogenaamde voorziening voor verzekeringsverplichtingen. Uit deze voorziening met de daarop bijgeboekte rente, kunnen dan te zijner tijd uitkeringen worden gedaan (Starreveld, De Mare en Joëls, p. 192-193, 1997).

De kasstromen van een verzekeringsmaatschappij worden gekenmerkt door de lange periode die vaak verstrijkt tussen de ingaande kasstromen (de ontvangst van premies en koopsommen) en de uitgaande kasstromen (uitkeringen of betalingen van schades). Vooral bij levensverzekeringsmaatschappijen is het tussenliggende tijdsverloop enorm. Deze termijn wordt overbrugd door de ontvangen gelden te beleggen. De beleggingsactiviteiten maken daarom een zeer belangrijk deel uit van de activiteiten van een verzekeringsmaatschappij (Starreveld, De Mare en Joëls, 1997; Klaassen en Hoogendoorn, 2004).

Bij levensverzekeringsbedrijven staat het dragen van bepaalde financiële gevolgen van het overlijden van hun verzekerden centraal. Verzekeraars kunnen dat overlijdensrisico aanvaarden op grond van statistische waarnemingen van de sterftekans bij verschillende leeftijden, zoals die zijn vastgelegd in zogenaamde sterftetafels. Een belangrijke winstbron die hieruit voortvloeit, is het behaalde sterfteresultaat.

Een tweede belangrijke winstbron is de zogenoemde rentewinst. Een verzekeraar vormt verwachtingen van de omvang van de op langere termijn uit de belegging van de premies te kweken inkomsten (rente, dividend en koerswinst). De ontwikkeling hiervan is echter minder goed te voorspellen dan de ontwikkeling van de gemiddelde levensduur van verzekerden. Daarom wordt voorzichtigheidshalve bij de vaststelling van de premies uitgegaan van een relatief lage verwachting van de te kweken inkomsten, de zogenaamde rekenrente. Dit zorgt er meestal voor dat er rentewinst wordt behaald. Deze rentewinst dient in veel gevallen met verzekerden te worden gedeeld (rentewinstdelingen). Het is daarom van belang de beleggingen zoveel mogelijk af te stemmen op de duur van de verzekeringen (rentematching).

Een derde belangrijke factor die van invloed is op het resultaat zijn de exploitatiekosten van het bedrijf. Deze kosten zijn onder te verdelen in eerste kosten en doorlopende kosten, voor beide wordt in de premie een toeslag begrepen (Starreveld, De Mare en Joëls, p. 196, 1997).

Samenvattend kan worden gesteld dat de kernactiviteit van levensverzekeringsmaatschappijen bestaat uit het beleggen van gelden, met het doel deze na verloop van tijd - met aangekweekte interest - aan de verzekerde uit te keren (Starreveld, De Mare en Joëls, 1997). Een levensverzekeringsmaatschappij verkrijgt haar inkomsten uit het feit dat niet iedereen overlijdt volgens de verwachtingen uit de sterftetafels (sterfteresultaat), uit het niet geheel aan verzekerden doorgeven van interestresultaten (rentewinst) en uit het behaalde resultaat op kostenopslagen.

Schadeverzekeringsmaatschappijen

Schadeverzekeringen zijn alle verzekeringen die geen verband houden met leven en dood van de mens. De ongevallenverzekering vormt hierop een uitzondering, omdat deze verzekering wèl onder het schadebedrijf valt (Ernst & Young Handboek Jaarrekening 2005). Door schadeverzekeringsbedrijven worden overeenkomsten van schadeverzekering aangegaan. Net als bij levensverzekeringsbedrijven worden de voorwaarden van de gesloten overeenkomsten vastgelegd in polissen en moeten de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen worden geregistreerd. Binnen schadeverzekeringsbedrijven worden vijf branchegroepen onderscheiden, namelijk a) ongevallen- en ziekteverzekeringen, b) motorrijtuigenverzekeringen, c) zee-, transport- en luchtvaartverzekeringen, d) brand- en andere schadeverzekeringen met betrekking tot goederen en e) overige branches (Starreveld, De Mare en Joëls, p. 225, 1997 en tevens Ernst & Young Handboek Jaarrekening 2005).

De tijd die verloopt tussen het ontvangen van premies en het verrichten van uitkeringen is vaak een stuk korter dan bij levensverzekeringsmaatschappijen. De beleggingen van een schadeverzekeraar hebben daarom over het algemeen een kortere looptijd dan de beleggingen van levensverzekeraars (Starreveld, De Mare en Joëls, 1997).

Bij schadeverzekeringsmaatschappijen vormt de solidariteitsgedachte de basis: alle verzekerden betalen een relatief gering bedrag en de schade die door een aantal van hen daadwerkelijk wordt geleden, wordt uit deze premies vergoed. Premies worden bepaald op basis van ervaringscijfers van de maatschappij, de definitieve hoogte van de premies wordt vaak beïnvloed door concurrentieverhoudingen en soms zelfs landelijke afspraken (bijvoorbeeld over de verhoging van ziektekostenpremies) (Starreveld, De Mare en Joëls, p. 226, 1997).

Herverzekeringsmaatschappijen

Naast schadeverzekeringsmaatschappijen en levensverzekeringsmaatschappijen kunnen ook nog herverzekeringsmaatschappijen worden onderscheiden. Deze herverzekeraars ontvangen premies voor het overnemen van bepaalde risico’s van andere verzekeringsmaatschappijen (Klaassen en Hoogendoorn, 2004). In de onderzoekssample zijn ook enkele herverzekeraars opgenomen (zie bijlage A).

Bankverzekeraars

Door de vele fusies en overnames die hebben plaatsgevonden, richten de meeste grote verzekeringsmaatschappijen zich bij hun activiteiten niet alleen op verzekeren, maar ook op andere (bijvoorbeeld bancaire) zaken (Starreveld, De Mare en Joëls, p. 189, 1997). Voor de onderzochte verzekeringsmaatschappijen is in bijlage A aangegeven of hun activiteiten ook voor belangrijke mate bestaan uit het bankwezen.