• No results found

4. Cultuur binnen de geestelijke gezondheidszorg

4.2 Verschillen in generaties worden vaak onderschat

De indeling van kenmerken van een ik- en wij-culturen is in de werkelijkheid complexer dan in de theorie. Wij-culturen staan er bijvoorbeeld om bekend dat schaamte en eergevoel centraal staan. In Nederland, waar de individualistische ik-cultuur dominant is, is mij opgemerkt dat de wij- en ik- culturen steeds meer samensmelten en dan voornamelijk onder de nakomelingen van de eerste generatie Marokkanen. Mijn respondenten gaven aan dat tweede en derde generatie (die grotendeels hier in Nederland geboren en getogen zijn) Marokkanen veel kunnen verschillen van hun voorouders van de eerste generatie. Zo hebben mijn respondenten bijvoorbeeld opgemerkt dat Marokkanen van

de tweede en derde generatie steeds meer gedrag vertonen dat kenmerkend is voor een

individualistische cultuur. Ze kiezen volgens hen steeds vaker voor zelfontplooiing (ook vrouwen), kiezen hun eigen partner uit en leggen steeds vaker de nadruk op hun eigen gezin en welzijn. Respondenten Moaz en Latifa zien deze ontwikkeling duidelijk terug in hun praktijk. Latifa (werkzaam binnen de interculturele geestelijke gezondheidszorg) vertelt dat de tweede en derde generatie Marokkanen, en vrouwen nog meer dan mannen, de controle het liefst bij zichzelf willen houden. Op het moment dat zij aangeven dat ze last hebben van het boze oog of een djinn, leggen ze de controle over hun welzijn bij een ander. Dit willen ze liever niet en ze proberen aan de hand van therapie te achterhalen waar ze last van hebben en wat zij er zelf aan kunnen doen.

De respondenten die betrokken waren bij dit onderzoek namen waar dat de Marokkaanse patiënten van de tweede en derde generatie een ander verklaringsmodel kunnen hebben voor geestelijke klachten rondom het boze oog, bezetenheid en zwarte magie dan hun (voor-)ouders. De respondenten merken op dat de jonge(re) generatie vaker neigt naar onafhankelijkheid, of dat ze het moeilijk vinden om afhankelijk te zijn van de groep en de daarbij horende adviezen en meningen. Ook zien ze dat deze groep vaker denkt aan individueel belang en de nadruk legt op vooruitgang en minder op belang van de groep of de eer van de familie. Dit wil niet zeggen dat de jongere generaties de wij- cultuur volledig de rug toekeren, maar dat er zeker wel een ontwikkeling gaande is. Deze generaties zien de voordelen van de ik-cultuur in, maar koesteren nog wel de normen en waarden van de wij- cultuur, die ze wel belangrijk vinden in hun leven en die passen bij hun levensvisie.

De culturele ontwikkeling van de jongere generatie Marokkanen is niet onopgemerkt gebleven. Snel (2003) beweert dat de Nederlandse samenleving nog te weinig oog heeft voor migranten en dan met name voor de jongeren van de tweede generatie. Volgens Snel (2003) zoeken migranten een tussenweg tussen de traditionele herkomstcultuur en de nieuwe eisen en ideeën van de Nederlandse samenleving. Zo kan het zijn dat ze de ene keer de waarden en normen van de wij-cultuur erg belangrijk vinden en in een andere situatie de waarden en normen van de ik-cultuur (Van Heelsum & Koomen 2015: 277). Behandelaar Moaz vertelt hierover het volgende:

“Ik merk een generatieverschil bij mijn patiënten. Als ik een moeder, een vrouw van de eerste

generatie samen met haar dochter, een dame van de tweede generatie, op spreekuur heb en het meisje beschrijft aan mij wat haar klachten zijn, dan hoor ik even later de moeder spreken over bezetenheid of het boze oog. De dochter wuift het dan weg als onzin. Maar ook andersom! Soms is een moeder de patiënt en die komt dan met haar kind, wederom eerste en tweede generatie, dan beschrijft de moeder haar klachten en zegt erbij te denken aan bezetenheid of zwarte magie en het kind dat dan aan mij vraagt of het niet gewoon een depressie of iets dergelijks is.” – Moaz.

Het bovenstaande citaat is een voorbeeld van dat Marokkaanse patiënten en hun familieleden onderling verschillende verklaringsmodellen kunnen hanteren vanwege een generatieverschil. Mijn

respondenten gaven aan dat de eerste generatie Marokkanen in vergelijking met de tweede en derde generatie Marokkanen relatief vaker geloven of overtuigd zijn van bezetenheid en het bestaan van djinns, het boze oog en Sihr, aldus mijn respondenten. Marokkanen van de tweede en derde generatie hebben meer van de Nederlandse cultuur meegekregen, hebben meer kennis over gezondheid en wetenschap, en hebben vaker toegang tot het internet en kunnen daardoor andere verklaringen vinden voor hun geestelijke klachten. Ook is een groot deel van de Marokkanen van de tweede en derde generatie niet analfabeet en zijn ze vergeleken met de eerstegeneratie Marokkanen in Nederland vaker geschoold. (GGZ Totaal 2015).

Respondent Moaz voegt toe dat zijn patiënten in de praktijk zowel hulp bij de traditionele genezers als bij de reguliere zorg zoeken. Dit komt voornamelijk voor bij de tweede en latere generatie Marokkaanse patiënten. Waar de eerste generatie Marokkaanse patiënten vaker thuis bleef uit

schaamte voor hun klachten of meteen hulp zocht bij traditionele genezers, zoekt de jongere generatie hulp bij de huisarts en komt ze bij behandelaars als Moaz terecht. De tweede en derde generatie Marokkaanse patiënten staan ook open voor traditionele genezers, vaak wanneer ze vastlopen tijdens hun therapie binnen de geestelijke gezondheidszorg. Het verschil tussen de eerste en tweede generatie is dat de jongeren het vermogen hebben om dubbelcausaal te denken, met als belang dat ze het beste uit de twee zorgaanbieders, traditionele en biomedische zorg, kunnen halen (Hoffer & Hoenders 2010: 462). Het pragmatische denken hoort bij de ik-cultuur en het filosofisch-existentiële bij de wij-cultuur, waar hun positie als tweedegeneratie migrant tussenin zit. Het feit dat de latere generatie Marokkaanse patiënten meer kennis heeft verklaringen vanuit de biomedische wereld binnen de psychotherapie kan voor een behandelaar gunstig uitpakken. Dat betekent dat ze de behandelaar niet alleen hoeft in te gaan op de mythische beschrijving van de klachten, maar de patiënt kan ‘verleiden’ of zoals Dow (1986) het beschrijft: 'manipuleren’ van de patiënt tijdens het onderhandelingsproces om tot een gepast

behandelplan te komen binnen de kader van biomedische wetenschap.

Naast het feit dat er generatieverschillen kunnen ontstaan in groepen met dezelfde etnische achtergrond, kan er ook sprake zijn van een generatieverschil tussen behandelaar en patiënt. In de interculturele zorg wordt een poging gedaan om behandelaars en patiënten met elkaar te matchen op culturele achtergrond, religie en voertaal, zodat er wederzijds begrip ontstaat en zodat dat het proces van behandeling versoepelt en voorspoediger maakt (Griner & Smith 2006). Dit is in dit onderzoek bij I-psy ook het geval. Uit de praktijk is gebleken dat een behandelaar en patiënt veel overeenkomsten kunnen kennen, maar toch een kloof in elkaars belevingswereld kunnen ervaren. Generatieverschillen kunnen hier ten grondslag aanliggen. Om een voorbeeld te geven: een Marokkaanse behandelaar van de tweede generatie, die hier in Nederland is opgegroeid, kan een andere visie hebben op

bovennatuurlijk krachten als bezetenheid, het boze oog en zwarte magie, dan een Marokkaanse patiënt van de eerste generatie, die ontzettend overtuigd is van het feit dat bovennatuurlijke krachten bestaan en dat mensen daar ziek van kunnen worden. Zo kunnen ze een barrière ondervinden en kan

matching als voordeel werd gezien namens de culturele groep, maar dat er niet wordt gekeken naar het individu. Dit wordt vanuit de praktijk door respondent Nordin (werkzaam bij I-psy) beaamd:

“Ik ben hier geboren en getogen. Ik ben hier naar school gegaan, ik heb hier gestudeerd en mijn diploma gehaald. Ik heb veel van de Nederlandse cultuur meegekregen. Ik ken Marokko alleen van die paar weken per jaar in de zomer, als toerist. Veel dingen, zoals typische Marokkaanse tradities, rituelen en gezegdes zijn mij nog steeds onbekend, al ben ik een Marokkaan. Het kan dus voorkomen dat een patiënt het over iets heeft wat ik totaal niet ken. Dat kan te maken hebben met het

generatieverschil tussen mij en de patiënt, maar ook met feit dat Marokkanen onderling veel van elkaar kunnen verschillen. Elke regio heeft zo zijn eigen geschiedenis, taal en manieren van leven. Dat maakt het voor een behandelaar binnen de interculturele gezondheidszorg soms best lastig. Maar als professional moet je je best doen om het de patiënt zo makkelijk mogelijk te maken, al praat hij of zij over onbekende zaken.” – Nordin.

Generatieverschillen bestaan binnen de interculturele geestelijke gezondheidszorg op verschillende manieren. Uit dit onderzoek is gebleken dat het niet vanzelfsprekend is dat een behandelaar met een Marokkaanse achtergrond ook daadwerkelijk veel van zijn cultuur begrijpt. Uit dit onderzoek zijn drie typen generatieverschillen naar voren gekomen. Deze verschillen zijn weergegeven in tabel 2.

Tabel 2. Type generatieverschillen in de geestelijke gezondheidszorg onder Marokkanen Type generatieverschillen in de praktijk

Eerstegeneratieouder (patiënt) vs. Tweedegeneratiekind (ouder/verzorger) Tweedegeneratiekind (patiënt) vs. Eerstegeneratieouder (ouder/verzorger)

Eerstegeneratiepatiënt vs. Tweedegeneratiebehandelaar

Deelconclusie

Mijn respondenten gaven aan dat generatieverschillen aanwezig kunnen zijn tussen de patiënten met een bepaalde culturele achtergrond, maar ook tussen de patiënt en de behandelaar met dezelfde culturele achtergrond. Daarnaast is het een valkuil om te denken dat matching (Griner & Smith 2006) binnen de geestelijke gezondheidszorg de perfecte oplossing is. De rol van de familie van de patiënt komt veelvuldig terug in de ervaringen van de behandelaars, wat tevens de kern vormt van de wij- cultuur. De invloed van de naasten, maar ook het invloed hebben op directe sociale relaties, is vaker doorslaggevend waardoor de totstandkoming van een behandelplan complexer wordt. Zodoende is de behandeling van een Marokkaanse patiënt geen individuele kwestie, maar een familiekwestie. Een behandelaar die de wereld van zijn patiënten (of in dit geval zijn Marokkaanse patiënten) in kaart kan

brengen door middel van onder andere goed doorvragen en zichzelf verplaatsen in de mythic world van zijn patiënt zal, doordat de patiënt zich begrepen en gezien voelt, tot een diagnose en behandelplan komen waar beide partijen het mee eens zijn.

Mijn respondenten gaven aan dat matching niet altijd nodig blijkt te zijn. Naast

generatieverschillen, kan het ook liggen aan de verschillen binnen de subculturen die de Marokkaanse cultuur rijk is. In paragraaf 4.3 worden deze problemen uiteengezet.