• No results found

4. Cultuur binnen de geestelijke gezondheidszorg

4.3 Subculturen zijn de valkuilen in de matching van behandelaar en patiënt

Voor een behandelaar met een Marokkaanse achtergrond zou het gunstig kunnen uitpakken om dezelfde culturele en religieuze achtergrond te hebben als zijn of haar patiënt. Begrip van cultuur is onmisbaar in de behandelaar- patiëntrelatie. Respondent Nora zegt hierover het volgende:

“80% van mijn patiënten is Marokkaans/Arabisch, maar ik heb ook Nederlandse cliënten en mensen uit Peru of uit Suriname. Het is voor een Marokkaan of moslim veel makkelijker om raakvlakken te vinden, als je zelf ook Marokkaan bent of hetzelfde geloof aanhangt.” – Nora.

Echter, niet iedereen vindt dat een gedeelde cultuur een randvoorwaarde is voor een

behandelaar-patiëntrelatie. Volgens Nora moet de behandelaar als professional duidelijk met zijn eigen rol kunnen omgaan en zich niet te veel mee laten slepen met de rol van cultuur:

“Het delen van dezelfde culturele achtergrond zou ten gunste kunnen zijn voor de behandelaar- patiëntrelatie, maar ik denk dat dat niet per se hoeft. Ik denk dat het veel belangrijker is dat de cliënt zich veilig voelt bij de behandelaar en dat hij zichzelf kan zijn, maar dat de behandelaar ook zichzelf kan blijven. De behandelaar kan de cliënt wel liefde en warmte geven, maar het blijft een professional. De behandelaar zou te allen tijde een grens moeten kunnen trekken. Als er maar duidelijkheid is. Ik denk dat dat veel belangrijker is, dan dat iemand zich op cultureel of religieus vlak met jou kan identificeren.” – Nora.

Zoals eerder al is aangegeven, is volledige kennis hebben van alle culturen die Nederland rijk is onmogelijk. Om een voorbeeld te geven: een behandelaar kan denken kennis te hebben over de Marokkaanse cultuur, Marokko en Marokkanen, maar Marokko is zo divers en heeft veel grote interne cultuurverschillen. Zo weet ik uit eigen ervaring dat er grote verschillen in Marokko zijn tussen het leven in een stad en het plattelandsleven, tussen de Arabische en Berberse dialecten en tussen de verschillende islamitische stromingen. Naar aanleiding hiervan respondent Nordin de volgende ervaring:

“ Een patiënt kan dan wel aan mij gematcht worden, omdat wij dezelfde culturele achtergrond delen, toch kan er sprake zijn van grote verschillen in denkwijze. Wij kunnen uit twee totaal verschillende subculturen komen, waardoor ik mij als behandelaar toch niet volledig kan inleven in de

belevingswereld van mijn patiënt. We hebben allebei een ander referentiekader. Dat kan ten koste gaan van een goede behandelaar-patiëntrelatie en het convergeren van onze verklaringsmodellen. Als mijn patiënt een Arabier is uit Casablanca en ik een Berber uit het Noorden, dan bestaat er een kans dat ondanks de matching, de patiënt zich toch niet volledig begrepen kan voelen. Dat probeer je natuurlijk als professional te voorkomen, maar ik bedoel te zeggen dat matching niet meteen betekent dat ik mijn patiënt volledig zal begrijpen. Al zal ik daar wel naar streven.” – Nordin.

Mijn respondenten gaven aan dat het matchen (Griner & Smith 2006) van patiënten aan behandelaars met dezelfde etnische achtergrond binnen de geestelijke gezondheidszorg niet altijd positief hoeft te zijn voor de behandelaar-patiëntrelatie of de behandeling. Bovendien kunnen binnen een etnische groep nog grotere cultuurverschillen aanwezig zijn dan tussen uiteenlopende etnische groepen, vanwege verschillen op basis van leeftijd, generatie, geslacht, dialect, verschillen in stammen, klasse, politieke overtuiging, economische omstandigheden, islamitische stroming en persoonlijkheid.

Patiënten kunnen een behandelaar waar ze aan gematcht zijn vanwege een gedeelde etnische achtergrond bijvoorbeeld vragen naar zijn of haar woonplaats of de historische achtergrond van zijn of haar (groot-)ouders. Ook kunnen ze vragen naar welke taal of dialect de behandelaar spreekt. Hier is sprake van stereotyperingen, waar Kortmann (2010: 46), Çatak en Van Dijk (2014: 67) en Hoffer en Hoenders (2010: 466) voor hebben gewaarschuwd. De behandelaar representeert namelijk niet de hele bevolkingsgroep en zo kan matching uit de hand lopen als men simpel naar de afkomst en cultuur kijken. Op het moment dat de patiënt niet tevreden of teleurgesteld is over het antwoord, kan dat een negatief gevolg hebben voor de relatie of behandeling. Respondenten Nordin en Moaz delen naar aanleiding hiervan de volgende ervaring:

“Een patiënt vroeg mij een keer of ik Berbers of Arabisch sprak. Ik vertelde hem dat mijn voorouders Berbers spraken, maar ik zelf Arabisch spreek. Dit vond hij teleurstellend, de patiënt zelf was een trotse Berber en wilde graag met mij in het Berbers praten. Vooral oudere patiënten, Marokkanen van de eerste generatie, kunnen een trotse nationalistische gevoel hebben als ze over Marokko praten en waar hun roots liggen. Ik kon zijn teleurstelling zien en het was even ongemakkelijk. Als professional is het je taak om daarop in te spelen en de relatie weer op koers te zetten. Vaak lukt dat, maar soms ben je een patiënt echt kwijt. Dat is dan erg jammer.” – Nordin.

“Binnen Marokko, binnen Egypte, binnen allerlei landen, heb je allerlei verschillende dialecten. In elke cultuur zijn er subculturen. En dat is juist een valkuil. Als je denkt kennis te hebben van een bepaalde cultuur, dan ben je geneigd als behandelaar bepaalde vragen niet te stellen. Zelfs in

een familie zijn er grote verschillen. Elke familie heeft zo haar eigen gewoontes en eigenaardige manieren die anderen misschien niet zo snel zouden begrijpen.” – Moaz.

Marokko kent verschillende subculturen, waardoor er een kloof kan ontstaan tussen patiënt en behandelaar. Mijn respondenten gaven aan dat voor het onderhandelingsproces en voor de

behandelaar- patiëntrelatie gunstig is om een veilige sfeer te creëren voor de patiënt en de patiënt het gevoel te geven dat hij of zij zijn of haar geestelijke klachten kan delen zonder het gevoel te krijgen dat hij of zij ‘raar’ is. Volgens mijn respondenten, is het voor het welzijn van de patiënt gunstig als de behandelaar kennis heeft van, of op zijn minst begrip kan hebben voor het verklaringsmodel, de culturele achtergrond en de belevingswereld (mythic world) van de patiënt met een niet-Nederlandse achtergrond. Matching zou het onderhandelingsproces kunnen bevorderen, omdat de behandelaar binnen de interculturele geestelijke gezondheidszorg kennis heeft van de cultuur, religie en ook dezelfde taal beheerst. Volgens Dow (1986) is het zonder begrip van de mythic world van de patiënt moeilijk voor een behandelaar om tot een behandelplan te komen. Voor behandelaars die werkzaam zijn binnen de interculturele geestelijke gezondheidszorg is matching dus van toegevoegde waarde, omdat ze een patiënt beter weten te ‘raken’. De reden hiervan is omdat patiënt en behandelaar relatief meer raakvlakken met elkaar hebben, in vergelijking met autochtone behandelaars bij de reguliere zorg. Een patiënt wil het gevoel hebben dat hij gezien, gehoord en begrepen wordt.