• No results found

Vergelijking overige fiscale verwerkingen welke niet onder het goedkoopmansgebruik vallen en de vennootschappelijke verwerking

6. De fiscale verwerkingen welke niet onder het goedkoopmans gebruik vallen

6.4. Vergelijking overige fiscale verwerkingen welke niet onder het goedkoopmansgebruik vallen en de vennootschappelijke verwerking

Zoals uit zowel paragraaf 2 als paragraaf 3 blijkt is de manier van verwerken anders dan de verwerking onder goedkoopmansgebruik en de uitkomsten zijn dan ook verschillend. Door de aparte regelgeving van de verwerking van de financieringslasten van de eigen woning en de verwerking in box 3 op economische waarde zijn er nauwelijks

overeenkomsten met de vennootschappelijke verwerking, zoals besproken in hoofdstuk drie.

Voor wat betreft de financieringslasten van de eigen woning kan nog enigszins

aangesloten worden bij de vennootschappelijke verwerking op basis van kostprijshedge- accounting, want alleen de daadwerkelijk betaalde of rentedragende lasten mogen ten

laste van het inkomen gebracht worden. Echter fiscaal wordt het kasstelsel toegepast en in de vennootschappelijke jaarrekening worden de lasten toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Dit kan tot een verschil leiden.

Ook bij het unwinden van het contract zijn overeenkomsten zichtbaar. Zowel bij de financieringslasten van de eigen woning als in de vennootschappelijke jaarrekening zal de betaalde vergoeding over de toekomstige looptijd vrij dienen te vallen en dus de rentelasten verhogen.

Indien door de aflossingen het IRS-contract ineffectief wordt, kan deze fiscaal niet meer tot aftrekbare kosten leiden. Het ineffectieve deel van het IRS-contract zal naar box 3 verhuizen, terwijl zij vennootschappelijk nog wel tot lasten leiden.

Indien de waardering van het IRS-contract in box 3 vergeleken wordt met de

vennootschappelijke verwerking dan valt op dat alleen het op reële waarde waarderen van de verplichting overeen komt met de vennootschappelijke verwerking. In box 3 is de waarde in het economische verkeer bepalend en dus de reële waarde, het betreft een ‘tijdstip’-belasting. Voor de overige zaken is er geen vergelijking mogelijk met de vennootschappelijke verwerking van het IRS-contract.

6.5. Conclusie en samenvatting

In hoofdstuk zes is de laatste subvraag behandeld: “Hoe is de fiscale verwerking van het IRS-contract in de gevallen dat het goedkoopmansgebruik niet van toepassing is?” Tevens is er een vergelijking gemaakt met de vennootschappelijke verwerking, om te beoordelen of de regels die gelden voor de verwerking van het IRS-contract in de vennootschappelijke jaarrekening ook gebruikt kan worden in de fiscaliteit, waarbij het goedkoopmansgebruik niet van toepassing is.

De verwerking van het IRS-contract in verband met de financiering van de eigen woning heeft een geheel eigen regime door de bepalingen uit de wet. Helaas is er geen

contract voorzover deze betrekking hebben op de eigen woning. Aan de hand van de definitie van rente van de Hoge Raad is het mogelijk toegestaan om de IRS kosten ook als financieringskosten in aftrek te brengen. Indien het hier niet onder valt, zou het goed zijn als de Hoge Raad zich hierover uitlaat, zodat duidelijkheid wordt verkregen. Tevens is besproken dat indien het IRS-contract toegelaten wordt als kosten die tot de

financieringslasten van de eigen woning behoren, de kosten van het unwinden van het IRS-contract gezien zouden kunnen worden als een betaling van toekomstige renten. Ook deze zienswijze wijkt af van de goedkeuring van de staatssecretaris in het geval van omzetting van de rente vaste termijnen van een lening, maar gezien de andere aard van de omzetting vind ik het verdedigbaar dat de kosten van unwinding getemporiseerd in aftrek gebracht mogen worden.

De verwerking van het IRS-contract in box 3 is helaas niet helemaal duidelijk. Op basis van de arresten van de Hoge Raad inzake persoonlijke verplichtingen lijkt het mogelijk om de verplichtingen op te nemen onder de schulden in box 3. Het zijn tenslotte verplichtingen, die een waarde hebben in het economische verkeer. Hiernaast worden deze veplichtingen door de wet niet uitgezonderd van aftrek. Deze verplichtingen zouden dan ook in mindering gebracht moeten kunnen worden op de rendementsgrondslag. Rechtbank Haarlem kwam in een recente uitspraak (1 mei 2014) echter tot een andere conclusie. Zij vond dat de verplichting uit hoofde van het IRS-contract niet in box 3 meegenomen mocht worden.

Gezien de geheel eigen regelgeving die van toepassing is op de financieringskosten van de eigen woning en de heffingsgrondslag van box 3 zijn de regels uit de

vennootschappelijke verwerking nagenoeg niet bruikbaar in de fiscaliteit, voor wat betreft deze verwerkingen.

7. Conclusie

In deze scriptie is de centrale vraag van mijn onderzoek:

“Kunnen de regels die gelden voor de verwerking van een Interest Rate Swap (IRS), zoals deze geleden voor de vennootschappelijke jaarrekening over 2013 ook gebruik worden voor de verwerking van het IRS-contract in de fiscaliteit?”

tezamen met de subvragen beantwoord. De vennootschappelijke verwerking van het IRS- contract is deels te gebruikten voor de verwerking in de fiscale jaarrekening, maar alleen voor het deel waarbij gewaardeerd wordt op de kostprijs, de kostprijshedge-accounting. Hierbij worden de toekomstige verplichtingen en vorderingen niet gewaardeerd. Deze posten betreffen toekomstige rente voor- of nadelen die contant gemaakt een waarde vertegenwoordigen. Fiscaal is het niet toegestaan om toekomstige rentelasten naar voren te halen. Tevens zullen toekomstige nog niet gerealiseerde winsten uit voorzichtigheid niet opgenomen hoeven te worden. De verwerking op basis van reële waarde, zoals gebeurt bij de andere hedge-methoden (kasstroomhedge-accounting en reële- waardehedge-accounting) kunnen dan ook niet gebruikt worden in de fiscale

jaarrekening. Tevens is het in de fiscale jaarrekening verplicht om samenhangende posten in samenhang te waarderen, terwijl dit bij de vennootschappelijke verwerking een keuze is om deze toe te mogen passen. Om deze keuze te mogen toepassen moet voldaan zijn aan strikte voorwaarden. Voor de overige gedefinieerde fiscale vraagstukken, de verwerking van het IRS-contract bij een financiering van de eigen woning of de verwerking van een IRS-contract gekoppeld aan een financiering in box 3, zijn de vennootschappelijke regels niet te gebruiken, omdat voor deze situaties eigen wettelijke regelgeving geldt. De regels die hierbij van toepassing zijn, zijn in beide gevallen voor discussie vatbaar en dus is er geen absolute zekerheid te geven over de wijze van verwerken. Op basis van het arrest van de Hoge Raad van 16 februari 2000 (ECLI:NL:HR:2000:AA4799), waarin zij rente definieert als de vergoeding die is overeengekomen voor het verstrekken van een hoofdsom gedurende de periode van de lening en het besluit eigenwoningrente 2010 waarin de staatssecretaris bij de rentecap

rente definieert als een vaste rente, welke bestaat uit een tarief welke is afgestemd op de hoofdsom kan naar mijn mening geconcludeerd worden, dat de kosten van een IRS- contract bij de financiering van de eigen woning als aftrekbare kosten gezien moeten worden. Voor wat betreft de waarde van het IRS-contract is naar mijn mening de Hoge Raad ook duidelijk geweest. In de arresten van 27 februari 2009

(ECLI:NL:HR:2009:BD9217) en van 11 februari 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BO0403) heeft zij aangegeven dat verplichtingen die een waarde in het economische verkeer vertegenwoordigen meegenomen moeten worden in box 3, tenzij deze wettelijk zijn uitgesloten. Aangezien het IRS-contract niet wettelijk is uitgesloten, zal de economische waarde van het IRS-contract bij de bepaling van de rendementsgrondslag meegenomen moeten worden.

Literatuurlijst

• AFM brochure 2013: De gevolgen van Europese derivatenwetgeving, oktober 2013 • Bakker, B. (2013). Besef derivatenrisico’s sterk gegroeid. Accountant december 2013 • Bakker, B. (2014). ‘Aan andere oplossing viel minder te verdienen’. Accountant juni

2014

• Berkhout, T.M. en Heijden, J.M. van der (2003), Fiscale padafhankelijkheid en hiërarchie tussen beginselen van goedkoopmansgebruik. Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht, 701, blz 3-5

• Besluit eigenwoningrente 2010, tekst (11-6-2010 tot ---)

• Boon, V. van der en Have, G. van der , Nieuwe boekhoudregels overbodig ondanks reeks derivatenaffaires. Financieel Dagblad, 12 november 2012

• Brouwer, A. en Langendijk, H. (2013) Kostprijshedge-accounting en informatie- verschaffing over derivaten ondel NL GAAP. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie december 2013 87/63 blz 555-566

• Bruins Slot, W. (1995) De invloed van afgeleide financiële instrumenten op de fiscale jaarwinst. Weekblad Fiscaal Recht 1995/179

• Bulkmans, R. (2013). Kenmerken en waarde van derivaten. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie juni 2013 87/29, blz 239-249

• Dekker, G. (2011). De renteswap als breinbreker. Accountant oktober 2011, blz 38-40 • Dekker, G. (2012). MKB worstelt met renteswap. Accountant juni 2012, blz 42-44 • Dieleman, A. (2013) Kostprijshedge-accounting met renteswap. Accountant

januari/februari 2013

• Doornebal, J. (2003) Invulling van goed koopmansgebruik. Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht, 469, blz 1-3

• Hof Amsterdam, 20-10-2004, ECLI:NL:GHAMS:2004:AR5570 • Hof ’s-Hertogenbosch, 15-04-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:1052

• Hoogendoorn, M. (2013). Derivaten en risicomanagement. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie 87/28, blz 236-238

• HR 16 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4799 • HR 23 januari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AI0416 • HR 27 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BD9217 • HR 10 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:AZ7364 • HR 11 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO0403 • HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:635

• IFRS 7: Financial Instruments: Disclosures; International Financial Reporting Standard August 2005.

• Kamp, B. (2014). Herziene RJ-richtlijn embedded derivaten geeft onvoldoende richting. Accountancynieuws 16 mei 2014

• Litjens, R. (2012). Renteswaps in het MKB stoorzender voor beeld jaarrekening. Accountancynieuws 16, 14 september 2012

• Piersma, J.(2012). AFM: Derivaten tegen kostprijs kan niet, Financieel Dagblad 20 november 2012

• Rabobank (2010) Algemene voorwaarden voor Financiële Derivaten van de Rabobank versie juni 2010 (gedownload van de Rabobank website 26-4-2014) • Rb Amsterdam, 11-04-2007, ECLI:NL:RBAMS:2007:BB1854

• Rb Haarlem, 01-05-2014, nog niet gepubliceerd

• Rb Midden-Nederland, 04-09-2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:3656 • Rb Noord-Holland, 09-04-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:3173 • Rb Oost-Brabant, 26-03-2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:1415 • Rb Zeeland-West-Brabant, 17-6-2014, nog niet gepubliceerd

• RJ brief d.d. 11 juli 2014. Brief aan de parlementaire enquêtecommissie woningcorporaties

• RJ Richtlijn 122 editie 2013 bijgewerkt tot 01-07-2013 • RJ Richtlijn 228 editie 2013 bijgewerkt tot 01-07-2013 • RJ Richtlijn 240 editie 2013 bijgewerkt tot 01-07-2013 • RJ Richtlijn 273 editie 2013 bijgewerkt tot 01-07-2013 • RJ Richtlijn 290 editie 2013 bijgewerkt tot 01-07-2013 • RJ Uiting 2013-4: ‘kostprijshedge-accounting onder RJ 290’

• RJ Uiting 2013-15: ‘Richtlijn 290 Financiële instrumenten (2013)’

• Roozen, K en Verhoek, H. (2012) Toelichting financiële instrumenten onvoldoende. Accountant oktober 2012 blz 38-41

• Smit, E. en Strop, J.H. (2013a). Verstrikt in de fuik van de swap. Volkskrant 13-7- 2013

• Smit, E en Strop, J.H. (2013b). Duizenden ondernemers bezitten ‘giftige derivaten’. Volkskrant 13-7-2013

• Velthaak, M. en Wielen, L. van der (2013). Handboek derivaten Financial Markets Books ISBN 978-90-815321-0-5

• Verbracken, H. (2013) Waarde derivaten voer voor schriftgeleerden Financieel Dagblad 23 mei 2013

• Vries, C.J. de en Veuger, P.F.J. (2013). Derivaten in de jaarrekening, Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie juni 2013, 87/30 blz 250-266