• No results found

3. De vennootschappelijke verwerking

3.4. Verschillende varianten van hedge accounting

3.4.3. Kostprijshedge-accounting

Volgens de richtlijnen voor de jaarverslaggeving is het toegestaan om de IRS op basis van kostprijshedge-accounting op te nemen in de jaarrekening. Dit wordt geregeld in RJ290 financiële instrumenten. Onder IFRS is deze methode niet toegestaan. Dat deze methode is toegestaan vindt zijn reden in de Nederlandse wet die toestaat dat derivaten op basis van reële waarde, maar ook op basis van de kostprijs gewaardeerd mogen worden (De Vries en Veuger 2013). In Nederland blijken de bedrijven die rapporteren op basis van de RJ volgens De Vries en Veuger (2013) vrijwel altijd te kiezen voor

kostprijshedge-accounting. Om kostprijshedge-accounting te mogen toepassen dient wel voldaan te zijn aan drie strikte voorwaarden. Deze zijn in RJ-uiting 2013-4 expliciet genoemd. De drie voorwaarden zijn:

• Dat het IRS-contract is afgesloten met het doel om het risico van de lening te beperken. Het de strategie van de onderneming is om het risico te hedgen en dat het past binnen de doelstellingen van het risicobeheer, zoals is vastgelegd door de onderneming;

• De hedge documentatie moet verder vooraf gedocumenteerd zijn, op de wijze zoals eerder aangegeven in paragraaf drie van dit hoofdstuk, dus of op individuele wijze of op generieke wijze;

• De hedgerelatie moet effectief zijn.

Bij de methode kostprijshedge-accounting moet het IRS-contract op dezelfde manier worden gewaardeerd als de lening. De lening is tenslotte de basis waarop het IRS-

contract is afgesloten. Aangezien de lening opgenomen wordt tegen de kostprijs moet het IRS-contract ook worden gewaardeerd op de kostprijs. Dit houdt normaliter in dat het IRS-contract wordt gewaardeerd op nihil, omdat op het moment van het afsluiten het contract nog geen waarde heeft (RJ260.633 onderdeel a). De waarde van het IRS-

contract zal gedurende de looptijd ook op deze waarde (nihil) blijven, omdat de verwerking de waardering van de

afgedekte positie, de lening volgt en deze niet wijzigt (RJ29.633 onderdeel b). Zie ook bijgevoegde balans met een voorbeeld van de verwerking van op de balans van het IRS-contract indien kostprijshedge-accounting wordt toegepast.

Indien sprake is van ineffectiviteit, dan dient dit ineffectieve deel in de winst- en verliesrekening opgenomen

te worden, voorzover de ineffectiviteit op balansdatum cumulatief een verlies oplevert (RJ290.635 (RJ uiting 2013-15)). Ineffectiviteit van de hedge houdt in dat een deel van de waardemutatie van een derivaat, het IRS-contract, niet de waardemutatie van de afgedekt positie, de lening, compenseert. Indien bij een IRS-contract de kritische kenmerken gelijk zijn aan de afgedekte lening, dan mag ervan uitgegaan worden dat er geen ineffectiviteit is. De organisatie hoeft dan verder geen kwantitatieve

effectiviteitsmetingen uit te voeren (RJ uiting 2013-15). Hierbij worden onder de kritische kenmerken de volgende zaken verstaan die gelijk moeten zijn tussen de lening en het IRS-contract: de hoofdsom van de lening en het referentiebedrag van het IRS- contract, de looptijd van beide overeenkomsten, de renteherzieningsdata, de rentevoet, de datum van de rente betalingen en indien van toepassing de data van aflossing en

inperking van het referentiebedrag.

Over kostprijshedge-accounting is veel discussie in Nederland met name na de Vestia affaire, waarbij Vestia de rentederivaten niet op de balans opnam, maar op basis van kostprijshedge-accounting op portefeuilleniveau toepaste (Verbracken 2013). Zoals eerder vermeld is deze methode van verweking niet toegestaan onder IFRS. Volgens Brouwer en Langendijk (2013) is kostprijshedge-accounting een typisch Nederlandse

mogelijkheid. Zij zijn niet bekend met een ander EU-land waarin dit op een vergelijkbare wijze is toegestaan. Volgens de RJ is het echter in onder andere Duitsland, België en Frankrijk verplicht om derivaten te waarderen op de kostprijs, omdat het waarderen van derivaten op reële waarde daar niet is toegestaan. (RJ brief d.d. 11 juli 2014). In een interview met het Financiële dagblad geeft de heer De Munnik aan, dat het volgens hem niet juist is om te stellen dat het onder de Nederlandse regelgeving toegestaan is om verliezen op een derivatenpositie te verbergen. Dit kan niet omdat er bij het gebruik maken van de regels sprake moet zijn van een effectieve hedge. Hij is het dan ook niet eens met de kritiek dat deze mogelijkheid leidt tot missers die in bepaalde sectoren hebben plaatsgevonden. Volgens De Munnik en Veuger zijn het niet de regels maar het niet nakomen van de regels die voor de missers hebben gezorgd (Van der Boon en Van der Have 2012). Everts, bestuurder van de AFM heeft in een interview met het

Financiële Dagblad op het artikel van De Munnik en Veuger geregeerd. Hij vindt dat kostprijshedge-accounting absoluut niet kan, omdat door het niet op de balans opnemen van de IRS verplichting de jaarrekening geen goed en getrouw beeld van het resultaat, het vermogen, de solvabiliteit en de liquiditeit van de onderneming geeft (Piersma 2012). Hoogendoorn (2013) is het niet eens met de kritiek op de kostprijshedge-accounting. Naar zijn mening is er in principe geen verschil tussen een vaste rentende lening en een lening met variabele rente met een IRS-contract die ervoor zorgt dat de onderneming een vaste rente moet betalen. Uiteraard dient het risico van de margin verplichting goed en adequaat te worden toegelicht. Volgens De Vries en Veuger (2013) verdient het de voorkeur om derivaten op reële waarde te waarderen. Zij zijn van mening dat onder de RJ hierdoor een vergelijkbaar effect in de winst en verliesrekening wordt bereikt als onder IFRS. Hierbij merken zij op dat de toelichting wel goed moet zijn. Het effect op het eigen vermogen zien zij niet als een groot probleem.

Naar mijn mening moet het mogelijk blijven op kostprijshedge-accounting toe te passen bij een IRS-contract. Het IRS-contract heeft doorgaans een waardering van nihil bij het aangaan van de verplichting en uiteindelijk zal het aan het eind van het contract voor nihil aflopen. Een IRS-contract in combinatie met een lening met variabele rente levert voor de onderneming dezelfde financieringslasten op als een lening van vaste rente.

Tussentijds kan de waarde aanzienlijk schommelen, zoals goed geïllustreerd wordt in de bijgesloten grafiek, ontleend aan de informatie brochure over de

renteswap van de Rabobank. Op de x-as is de looptijd van het contract opgenomen en op de y-as het verloop in de waarde van het

contract. Vooral in het begin zal door de lange looptijd van het contract een verschil in rente tussen de variabele rente en de vaste rente contant gemaakt een relatief grote uitslag geven en dus een grote verplichting opleveren indien de variabele rente lager is dan de vaste rente. Tevens blijkt uit deze illustratie duidelijk dat het een tijdelijk verschil is. Door het IRS-contract op te nemen op basis van kostprijshedge-accounting wordt voorkomen dat het vermogen erg beïnvloed wordt door de waarde van het IRS-contract, zoals wel gebeurt bij kasstroomhedge-accounting, zoals eerder besproken. Een

voorwaarde van het opnemen van het IRS-contract op basis van kostprijshedge-

accounting is wel dat de toelichtingen, welke in paragraaf 3.5 besproken worden goed en volledig opgenomen worden, zodat de gebruiker op de hoogte is van alle benodigde informatie voor zijn oordeelsvorming over de onderneming.

Er kan dan ook naar mijn mening niet gesproken worden over een superieure of inferieure methode. Elke methode kan goed zijn. Dit is afhankelijk de keuze van de onderneming. Wel is belangrijk dat de methode en de bijbehorende toelichtingen op een juiste wijze in de jaarrekening opgenomen worden.