• No results found

Vergelijkbaar onderzoek

In document De krant is een transgender (pagina 26-34)

Er bestaat niet zo veel literatuur over gender en journalistiek, en nog minder over gender en buitenlandjournalistiek. Er is relatief weinig onderzoek gedaan naar de invloed van het man of vrouw zijn op het productieproces van nieuws. Ook is de

bestaande literatuur zeer specifiek van aard. Zo bevat het merendeel van de wetenschappelijke artikelen onderzoek naar de invloed van gender op brongebruik. Hoewel sommige resultaten elkaar tegenspreken, worden de stereotyperingen van mannelijke en vrouwelijke correspondenten in het merendeel van de literatuur bevestigd. De tendens is dat mannelijke en vrouwelijk journalisten van elkaar verschillen wat betreft het uitoefenen van hun professie. De mate van verschil tussen beide groepen is hierbij afhankelijk van allerlei factoren als de grootte van de krant, het type medium en de cultuur van een land. Dit maakt de materie een complex onderzoeksobject.

Binnen de literatuur over gender en journalistiek zijn Thomas Hanitzsch en Folker Hanusch twee bekende auteurs. In Does gender determine journalists’ professional views?

A reassessment based on cross-national evidence zijn de auteurs erin geslaagd om de

complexe realiteit grotendeels te omvatten (2012). Het project is grootschalig uitgevoerd, en is één van de weinige vergelijkende onderzoeken binnen gender en journalistiek. Dit maakt de analyse zeer interessant, en bovendien kan het als voorbeeld dienen voor het huidige onderzoek.

Om consensus te bereiken over de mate waarin gender een rol speelt in het productieproces van nieuws, voerden de mannen in 2012 een onderzoek uit om de relatie tussen gender en de professionele waarden van journalisten te verkennen op individueel, organisationeel en maatschappelijk niveau. Ze letten hierin op de klassieke normen en waarden van de journalistiek, zoals objectiviteit, onafhankelijkheid en het bewaken van de democratie (Hanitzsch & Hanusch, 2012: 258). Ook werd er gekeken naar de mate waarin journalisten rekening houden met de wensen en behoeften van het publiek. Doel van het onderzoek was het analyseren van de invloed van gender op de professionele waarden, alsmede het effect op de mate van invloed van gender wanneer het aantal vrouwelijke journalisten verandert, en het effect van culturele context (Hanitzsch & Hanusch, 2012: 258).

Op basis van 1800 interviews met journalisten uit achttien verschillende landen zijn de opvattingen van journalisten van beider geslacht met elkaar vergeleken. Hanitzsch en Hanusch verworpen de volgende hypotheses (Hanitzsch & Hanusch, 2012: 259-262):

1) Vrouwelijke journalisten zijn meer gericht op de behoeften en interesses van het publiek dan mannen

2) Vrouwelijke journalisten hechten minder waarde aan afstandelijkheid (van het onderwerp) dan mannen

3) Vrouwelijke journalisten eigenen zichzelf minder de rol als waakhond van de democratie toe dan mannen

4) Vrouwelijke journalisten hechten meer waarde aan het belang van subjectiviteit, analyse en mening dan mannen

5) Vrouwelijke en mannelijke journalisten zijn het vaker oneens wat betreft hun professionele standpunten in nieuwsorganisaties waar er even veel of meer vrouwelijke journalisten zijn dan mannen

6) Er zijn meer gendergerelateerde verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke journalisten in maatschappijen die hoog scoren op de Masculiniteit Index van Hofstede (Masculiniteit kwantificeert de mate waarin er een duidelijke scheidslijn tussen sociale genderrollen aanwezig is) (Hofstede, 2012 in: Hanitzsch & Hanusch, 2012: 261)

7) Er zijn grotere gendergerelateerde verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke journalisten in maatschappijen die laag scoren wat betreft de Gender Empowerment Measure (GEM) die gebruikt wordt door het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (GEM meet de balans in gender in een maatschappij op basis van drie dimensies: representaties in de politiek, representaties in de senior posities in de economie, en macht over economische middelen) (UNDP, 2007 in: Hanitzsch & Hanusch, 2012: 261) De resultaten hebben aangetoond dat mannelijke en vrouwelijke journalisten minder verschillen wat betreft hun opvattingen over hun rol als man, dan wel vrouw, als het merendeel van de literatuur doet voorkomen. Dit wekt de suggestie dat de minderheid van wetenschappers, die beweren dat de verschillen in nieuwsproductie aan het individu moeten worden toegeschreven in plaats aan gender, gelijk zou hebben. Dat zou ook duidelijkheid scheppen wat betreft de verklaring voor de toenadering van

masculiene en feminiene journalistiek. Wel merken Hanitzsch en Hanusch op dat de resultaten anders zouden kunnen zijn wanneer er een vergelijkende content-analyse van nieuwsartikelen van mannen en vrouwen zou worden gedaan (Hanitzsch & Hanusch, 2012: 274-275).

In een ander onderzoek analyseerden Shelly Rodgers en Esther Thorson (2003) de verslaggeving van mannelijke en vrouwelijke reporters uit een kleine, medium en grote Amerikaanse krant. Door middel van een inhoudsanalyse hebben ze vastgesteld dat vrouwelijke reporters van hun mannelijke collega’s verschillen wat betreft het gebruik van bronnen, de keuze voor onderwerpen en de invalshoek van waaruit geschreven wordt. In de artikelen van vrouwelijke journalisten werd er minder gestereotypeerd, werd er een grotere diversiteit van bronnen aangehaald, en de aard van de artikelen was positiever dan die in de artikelen geschreven door mannen. Hierin was een grote rol weggelegd voor de grootte van de krant en de ratio man-vrouw in de nieuwsorganisatie waarin de journalist werkzaam was. Hoe groter de krant, en hoe beter de balans tussen mannelijke en vrouwelijke journalisten, hoe minder verschillen er te zien waren in de verslaggeving van de mannen en vrouwen (Rodgers & Thorson, 2003: 672-673). Als verklaring bieden Rodgers en Thorson socialisatiemodellen, welke uitgebreid worden toegelicht in de volgende paragraaf.

Een van de weinige onderzoeken naar de rol die gender speelt in de buitenlandjournalistiek is uitgevoerd door Dustin Harp, Jaime Loke en Ingrid Bachmann. Zij voerden in 2011 een content-analyse uit op 406 artikelen die gedurende een periode van vijf jaar gepubliceerd waren in Time-Magazine (206-208). De artikelen betroffen de oorlog in Irak. Harp, Loke en Bachmann onderzochten de verschillen tussen de mannelijke en vrouwelijke correspondenten van het tijdschrift.

Ze ontdekten meerdere variaties. Ten eerste zagen ze dat slechts 81 van de 406 artikelen waren geschreven door vrouwelijke journalisten, waarvan de meerderheid ook nog eens in het eigen land was geschreven. Hun artikelen waren voornamelijk verhalen over de Amerikaanse familieleden aan het thuisfront. Daarnaast consulteerden de vrouwelijke journalisten meer vrouwelijke dan mannelijke bronnen, en spraken zij minder officiële bronnen dan de mannelijke journalisten. Tot slot bleken de vrouwelijke

journalisten zich kritischer op te stellen tegenover het conflict en de houding van de Verenigde Staten (2011: 208).

De onderzoeken van Hanitzsch en Hanusch, Rodgers en Thorson en Harp, Loke en Bachmann zijn voorbeelden van recente onderzoeken naar de invloed van gender op het productieproces van nieuws. Hanitzsch en Hanusch, die mannelijke en vrouwelijke journalisten interviewden, konden geen significante verschillen aantonen in de werkwijze van beide groepen verslaggevers. Harp, Loke en Bachman en Rodgers en Loke konden dat wel. Voor hun onderzoek namen zij geen interviews af, maar bestudeerden ze de artikelen van journalisten.

De resultaten van de drie onderzoeken komen overeen met de studie van Linda Steiner. Zij vond dat informatie die gebaseerd is op wat vrouwelijke journalisten zelf denken en zeggen over hun werk niet altijd klopt. De zelfpercepties van de vrouwen zal liggen volgens Steiner dichtbij het stereotype van de vrouwelijke journalist, omdat de vrouwen willen voldoen aan de duale rol die de samenleving hun oplegt. Enerzijds willen ze voldoen aan de professionele normen en waarden van de journalistiek, anderzijds willen ze hun rol als vrouw uitoefenen (Steiner, 2012: 208).

Uitgaande van de conclusies van Steiner en Hanitzsch en Hanusch levert het interviewen van vrouwelijke journalisten alleen niet altijd relevante informatie op wanneer men de invloed van gender op de werkwijze en artikelen van journalisten wil onderzoeken. De vrouwen zullen willen voldoen aan de rol die de journalistiek toeschrijft aan de traditionele vrouwelijke journalist. Een inhoudsanalyse van de door hen geschreven artikelen geeft een beter beeld van de gender logica in de journalistiek. Dat maakt het onderzoek dat in deze scriptie wordt uitgevoerd van belang, omdat hier door middel van beide onderzoekswijzen geprobeerd wordt een beeld te schetsen van de mate waarin feminiene en masculiene vormen van journalistiek een rol spelen in het productieproces van vrouwelijke journalisten.

Lucie Schoch heeft een dergelijk onderzoek uitgevoerd in ‘Feminine’ writing: the effect of

gender on the work of women sports journalists in the Swiss daily press (2013). Ze

om te kunnen ontrafelen wat het effect van gender op het werk van vrouwelijke sportjournalisten in Zwitserland was. Aangezien sport net zoals buitenlandjournalistiek een typisch masculiene tak binnen de professie is, is de bespreking van dit onderzoek extra interessant.

Schoch vond dat vrouwen niet voldeden aan de professionele normen van de masculiene sportjournalistiek. De vrouwelijke journalisten versloegen vooral zacht nieuws, vanuit een ‘menselijk’ perspectief. Hoewel de vrouwen hierdoor spelen met het stereotype beeld van de sportjournalistiek, benadrukken ze met deze werkwijze wel de definitie van masculiene en feminiene journalistiek waardoor de gender order in deze tak van de journalistiek behouden blijft (Schoch, 2013: 208 & 719-720).

2.6 Socialisatiemodellen

Om de tegengestelde uitkomsten van onderzoek naar de relatie tussen gender en het nieuwsproductieproces te verklaren, hanteren Shelly Rodgers en Esther Thorson twee tegengestelde socialisatiemodellen: het gender model en het beroepsmodel (2003: 659-663).

Het gendermodel ziet gender als het resultaat van een maatschappelijk socialisatieproces. Het model is gebaseerd op een socialisatietheorie die er vanuit gaat dat gender verschillen gradueel ontstaan op basis van verwachtingen en rollen die de maatschappij of de werkplek aan een individu koppelt. Mannen en vrouwen ondergaan volgens het gendermodel een ander maatschappelijk socialisatieproces. Beide seksen krijgen immers vanaf de geboorte een bepaalde genderrol opgelegd. Denk bijvoorbeeld aan het eerder genoemde verschillende speelgoed voor jongetjes en meisjes. Zodoende ontstaan er verschillende normen, waarden en prioriteiten bij mannen en vrouwen. De identiteit, de rol die mannen en vrouwen bekleden binnen de maatschappij, is anders. Gedurende het leven ontwikkelen we karakteristieken die bij de rol van man dan wel vrouw horen. Deze rollen brengen bepaalde expliciete of impliciete verwachtingspatronen met zich mee. Dit zijn veronderstelde gedragingen, opvattingen die aan gender zijn gekoppeld en sociaal gedeeld zijn. Ook wordt er aan de rollen die mannen en vrouwen bekleden een verschillende status toegekend; zowel in de

maatschappij als geheel, als in organisaties. Zo hebben mannen proportioneel gezien meer sociale, economische en politieke macht dan vrouwen, waardoor zij dominant zijn in professies die een hoge status in de maatschappij bekleden (Echabe, 2010: 30-31). Een voorbeeld hiervan is de journalistiek.

In de context van de werkvloer, is het aannemelijk dat deze sociale constructen “will affect the manner in which news stories are researched, framed and written” (Rodgers & Thorson, 2003: 660). Rodgers en Thorson gaan ervan uit dat een individuele journalist invloed kan uitoefenen op het journalistieke eindproduct. Wanneer men deze opvatting hanteert, vormt het gendermodel een belangrijk argument voor het stimuleren van de toestroom van vrouwelijke journalisten. Als vrouwelijke journalisten een evenwichtig aandeel weten te verwerven ten opzichte van hun mannelijke collega’s zal het journalistieke eindproduct immers ook meer in balans zijn.

Feministisch onderzoek naar journalistiek spreekt dit echter tegen. Zo concludeerde Liesbet van Zoonen dat de mythe van de journalistiek als een groep van ‘individuen’ onwaar is (1998: 129-130). De individuele journalist bestaat niet, want ‘she or he has to cooperate with colleagues, has to take the specific needs, routines and traditions of the profession as well as the organization into account, and is limited by the social, economic and legal embedding of the news organization’ (Van Zoonen, 1998: 136). Wanneer er uitgegaan wordt van deze stelling, biedt het gendermodel geen steun aan de opvatting dat de toenadering van masculiene en feminiene journalistiek verklaard kan worden door de toename van het aantal vrouwen.

Het beroepsmodel betoogt dat het socialisatieproces ook een functie van de beroepsomgeving is. Hoewel mannelijke en vrouwelijke journalisten als gevolg van hun maatschappelijke socialisatieproces in eerste instantie verschillende normen, waarden en eigenschappen met zich mee brengen, zullen deze op de werkvloer langzamerhand bijgeschaafd worden. Wanneer hun beroepsomgeving en –ervaring hetzelfde is, zullen de verschillende opvattingen van mannen en vrouwen plaatsmaken voor eenzelfde visie (Rodgers & Thorson, 2003: 661-663). Mannelijke en vrouwelijke journalisten zullen hun beroep zodoende op dezelfde manier uitoefenen. Volgens het beroepsmodel is dit de

sleutel tot de verschillende resultaten in onderzoek naar de invloed van gender op het productieproces van nieuws.

Omdat zowel de maatschappij als de beroepsomgeving het socialisatieproces beïnvloeden, kunnen de normen, waarden en eigenschappen van journalisten verschillen. Hoewel gender invloed kan hebben op de werkwijze, kan het effect van gender per persoon verschillen. De manier waarop iemand het nieuws verslaat, heeft dus niet alleen te maken met zijn of haar man of vrouw zijn en het ver

wachtingspatroon wat daarbij hoort, maar ook met de organisatie waar hij of zij werkt. De grootte van de nieuwsorganisatie en de verhouding tussen het aantal mannelijke en vrouwelijke reporters spelen volgens Rodgers en Thorson een grote rol in het socialisatieproces op de werkvloer. Bij een kleine nieuwsorganisatie lopen de gedachten en professionele opvattingen van mannen en vrouwen over de journalistiek meer uiteen dan bij grote mediabedrijven. Dit komt omdat grotere nieuwsorganisaties vaak een bepaalde status, een bepaald imago hebben opgebouwd, waar de verslaggevers zich aan conformeren. De verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke reporters speelt een rol, omdat de meerderheid de beroepsopvattingen en beroepsbeoefening binnen de organisatie zal beïnvloeden (Rodgers & Thorson, 2003: 661-663).

3. Onderzoeksmethode

Dit onderzoek is een poging om inzicht te verkrijgen in de mate waarin feminiene en masculiene vormen van journalistiek naar voren komen in het productieproces en de artikelen van Nederlandse buitenlandjournalisten van het vrouwelijke geslacht. Om dit doel te behalen en antwoord te kunnen geven op de centrale vraag, zijn in dit onderzoek artikelen van vrouwelijke buitenlandcorrespondenten inhoudelijk geanalyseerd. Daarna zijn er interviews gehouden met de auteurs van de artikelen.

In de volgende paragraaf wordt de overkoepelende opzet van het onderzoek uiteengezet. Vervolgens wordt de keuze voor de geselecteerde kranten en journalisten beargumenteerd. In de laatste paragraaf worden de procedures voor de interviews en de inhoudsanalyse los van elkaar uitgebreid toegelicht.

In document De krant is een transgender (pagina 26-34)