• No results found

Reflecties op de status van de vrouwelijke correspondent

In document De krant is een transgender (pagina 89-108)

In de interviews zijn de correspondenten niet alleen gevraagd naar hun opvattingen over de vier thema’s: onderwerpen, invalshoek, urgentie en brongebruik. De laatste vragen in de gesprekken ging over de status van de vrouwelijke correspondent. Staan de

vrouwen weleens stil bij hun geslacht? Ondervinden ze voor- of nadelen van hun ‘vrouw-zijn’? En hoe is de verhouding met de mannelijke correspondent?

De visies op deze vraagstukken liepen uiteen. Net zoals in de literatuur, denkt de helft van de correspondenten dat mannen het nieuws anders verslaan dan vrouwen (Willett, 2013: 7; Diekerhof, Elias & Sax, 1986: 5; Rodgers & Thorson, 2003: 658; Steiner, 2009: 117; Djerf-Pierre, 2007: 98-99; Van Zoonen, 1998: 24). Esther de Jong is daar een voorbeeld van: “Ik denk wel dat mannen en vrouwen verschillend verslag doen. Je redeneert altijd vanuit jezelf. Ik ben een vrouw, ik heb twee kinderen, ben Nederlandse. Dat maakt mij tot wie ik ben en ook dat ik een verhaal over vrouwenbesnijdenis schrijft. Ik weet niet of een man dat een verhaal had gevonden en of hij er op die manier achter was gekomen. (..) Die verschillen zijn niet bewust, maar ik denk dat het iets is wat niet te vermijden valt. Socialisatie speelt daarin een rol denk ik. En ik denk ook door beroepsomgeving.”

De correspondenten die denken dat vrouwen het nieuws anders verslaan, geven aan deze groep vaker ‘zachtere’ onderwerpen beschrijven vanuit een betrokken houding en met een focus op achtergrond. Net zoals in een deel van de literatuur, associeert de helft van de geïnterviewden vrouwen met empathie, steun, begrip en het denken aan anderen, waar ze mannen linken aan het nemen van beslissingen, assertiviteit en doorzettingsvermogen (Echabe, 2010: 31). Hun mannelijke collega’s schrijven volgens de vrouwelijke correpondenten vaker en meer over de feiten, over het urgente nieuws. Dat komt overeen met de observaties van bijvoorbeeld Liesbet van Zoonen (1998: 127). Ook Natalie Righton is van mening dat gender van invloed is op het productieproces van nieuws: “Ik denk wel dat mannen en vrouwen verschillen qua verslaglegging. In de mensen die ze spreken en ook in de onderwerpen die ze kiezen. Ik denk dat vrouwen van nature iets meer oog hebben voor sociale gevolgen van zo’n oorlog. Wat doet het met de gemeenschap, je gevoel van veiligheid, je algemene welzijn. Mannen zullen misschien wat sneller op de hardere onderwerpen zitten, als het aantal doden. Het is niet helemaal zo. In de Nederlandse cultuur zijn mannen ook gewend aan dat soort onderwerpen, dus die zullen dat ook wel doen. Maar je ziet het wel een beetje.”

Righton wijt het verschil in de verslaglegging tussen mannen en vrouwen niet alleen aan de maatschappelijke cultuur en de media. Ook benoemt ze het biologische aspect. Ze is van mening dat de seksen van elkaar verschillen, anders in elkaar zitten. Ook in wetenschap wordt dit door een groep betoogd (Eccles, Jacobs & Harold, 1990: 184). “We zijn gelijkwaardig, maar niet gelijk. Mannen en vrouwen. En dat is een verschil wat denk ik iedereen zich realiseert. We hebben gewoon andere kwaliteiten. En vrouwen zijn in het algemeen denk ik iets beter in gesprekken voeren, ergens bij stilstaan, ergens over nadenken. Mannen zijn beter in snel beslissingen nemen, en dat soort dingen.” Bovenstaande opvattingen kunnen een verklaring vormen van de aanhoudende tweedeling tussen feminiene en masculiene journalistiek. In de interviews wordt aangegeven dat de biologische en sociologische aspecten van gender een doorwerking hebben op de journalistieke professie, zoals ook Louise Kelly beweert (2010: 11-12). Interessant is dat de vrouwelijke correspondenten hun ‘vrouw zijn’ omarmen, ze accepteren en respecteren de verschillen tussen henzelf en hun mannelijke collega’s. Opvallend is dat vrijwel alle correspondenten in de interviews aangeven de journalistiek als homogene groep te beschouwen. De tegenstrijdige opvattingen van de homogene journalistieke groep en de verschillen in de verslaglegging tussen mannen en vrouwen doet vermoeden dat de op gender gebaseerde verdeling inderdaad plaatsvindt op een meer subtiel niveau (Cann & Mohr, 2001: 162-164). Hoewel het onderscheid niet meer expliciet benadrukt wordt, is het volgens sommigen nog steeds aanwezig.

In de literatuur wordt ook ‘sensatie’ aan de mannelijke correspondent toegedicht. De beschrijving van de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke journalisten van Ilona Eveleens bevestigt die associatie: “Ik heb het gevoel dat mijn mannelijke collega’s de verhalen net even iets sappiger opschrijven dan vrouwen het doen. Zij hebben een andere ervaring, een andere kijk op de dingen dan vrouwen. Het zijn kleine dingetjes waardoor het verhaal spannender wordt. Ik zeg niet dat het zo is, maar dit is mijn observatie hier. Het valt me telkens weer op.”

Tegenover de correspondenten die vinden dat mannen en vrouwen het nieuws anders verslaan, denkt de andere helft van de vrouwelijke journalisten dat verschillen in verslaggeving aan het individu gebonden zijn. Net zoals in de literatuur, komen er dus ook in dit onderzoek twee groepen naar voren. De tweede groep, de oppositie, stelt dat de verschillen in nieuwsproductie afhankelijk zijn van de persoon die het artikel schrijft. Elles van Gelder zegt hierover: “Ik denk dat verschillen in verslaglegging meer individueel gebonden zijn, als ik hier eens om me heen kijk. Wat betreft de vrouwen hier: de een is gedreven op nieuws en op harde feiten, terwijl de ander ‘human interest’ doet, zoals ik. Ik denk dat het meer te maken heeft met je karakter dan dat je man of vrouw bent.”

In de interviews geven de journalisten aan zich niet per se ‘one of the girls’ of ‘one of the boys’ te voelen. In overeenstemming met de literatuur zijn de vrouwelijke correspondenten een beetje van beide (Steiner, 2009: 116). Een uitzondering daarop is Righton: “Ik was wel ‘one of the guys’ daar denk ik. Je bent daar niet bezig met vrouwelijk zijn, je bent bezig met overleven. En dat is in die context de baas zijn, je een beetje mannelijker gedragen dan normaal.”

Ook wordt in een aantal interviews het onderwerp ‘veiligheid’ aan de kaak gesteld. Zo beschouwt Eveleens seksuele intimidatie en verkrachting als een realistisch gevaar. Net als in de literatuur wordt beweerd, geeft ze aan dat het voorkomt (Dietrich, 2002: 13): “Als je je in precaire situaties bevindt, heb je toch altijd het idee van ‘Godverdomme, ik ben een vrouw’. Verkrachtingen gebeuren. Jonge rebellen en jonge soldaten zijn vaak zo high of dronken dat ze niet eens doorhebben dat je oud bent. Even afkloppen, er is nog nooit iets gebeurd.”

Van Gelder ziet zelf geen verschillen in het gevaar voor een mannelijke versus een mannelijke correspondent. Zij vindt het vervelend dat de nieuwsredactie in Nederland dat anders ziet. Zo zegt ze: “Ik sta niet echt stil bij het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke correspondenten. Wel soms als ik naar een gevaarlijk gebied moet. Zo heb ik weleens gehad dat ik over bepaalde verhalen in onderhandeling was, dat ze zich dan toch wel afvroegen ‘Kan dat wel, omdat je vrouw bent?’. Kijk, ik werk natuurlijk niet in islamitische landen, misschien dat journalisten die daar werken een andere visie

hebben, geen idee. Maar het is meer dat er soms zorgen zijn vanuit een redactie, over je veiligheid. Terwijl ik zelf denk dat het niet zo’n groot verschil is, man of vrouw. Als ik ergens naartoe ga waar het niet veilig is, dan denk ik daar goed over na. Dan regel ik een goede chauffeur en goede fixer. Daarom zie ik eigenlijk niet zo’n groot verschil met iemand anders.”

Een aantal vrouwelijke journalisten geeft toe dat ze hun ‘vrouw zijn’ ook af en toe benadrukken, en het ‘vrouwelijke kostuum’ uit de kast trekken. Esther de Jong zegt bijvoorbeeld: “Je koketteert wel met je vrouw-zijn, maar dat doe je altijd. Je gooit altijd wel je charmes in de strijd. Volgens mij gaat dat automatisch.”

Niet alleen wat betreft bij het benaderen van bronnen wordt de ‘bimbo act’ gebruikt. Ook in het contact met de krant kan volgens De Jong je vrouwelijkheid worden ingezet: “En aangezien alle eind- en hoofdredacteuren allemaal mannen zijn, maak je daar gebruik van. Erg eigenlijk. Iedereen maakt wel altijd gebruik van zijn man of vrouw zijn.” In het kader van de aan verandering onderhevige zijnde status van de vrouwelijke correspondent, is het van belang om in deze paragraaf extra aandacht te besteden aan Pauline Bax. Bax doet al ruim tien jaar als correspondent verslag uit West-Afrika, en heeft interessante en opvallende observaties over de veranderingen die de vrouwelijke correspondent sinds die tijd heeft ondergaan.

“In 2005 waren er maar drie vrouwelijke correspondenten bij NRC. Niet in vaste dienst, als freelancer. Weet niet hoe het nu zit, en ook niet bij andere kranten, maar toen waren wel weinig vrouwelijke correspondenten. En niemand zet daar ooit zijn vraagtekens bij. Ik vind Nederland niet het meest geëmancipeerde land ter wereld. En dan druk ik me nog voorzichtig uit. Ook de journalistiek is mannelijk. Hoofdredacteuren zijn mannen, alle prijzen winnen mannen altijd. Ik weet niet of dat komt of er meer mannelijke journalisten zijn, maar het is wel opvallend.”

Ook een paar andere journalisten zijn de mening aangedaan dat de journalistiek een ‘mannelijke’ professie is. Ze concluderen dat mannen nog steeds geassocieerd worden met ‘higher status stories’, net zoals dat in sommige wetenschappelijke artikelen over

dit onderwerp naar voren komt (Cann & More, 2001: 162; Hanitsch & Hanusch, 2012: 358; Steiner, 2009: 116). Misschien niet meer ‘in alle betekenissen van het woord’, zoals Els Diekerhof, Mirjam Elias en Marjan Sax in 1986 schreven, maar volgens een aantal geïnterviewde correspondenten is de krant weldegelijk nog steeds ‘een meneer’ (p. 5). Verderop in het interview, beaamt Bax overeenkomstig met de literatuur dat de cultuur in de newsroom is ‘still organized around a “man-as-norm and woman-as-interloper structure’ (Ross, 2001: 535).

“Ik weet ook bijna zeker dat ik lange tijd totaal niet serieus genomen ben. Sowieso had ik geen salaris. Er was al een Afrika-correspondent bij NRC. En destijds zat Bram Vermeulen in Zuid-Afrika. Dus het was het idee van ‘O, dan komt er ook nog zo’n meisje, die gaat dan een beetje vanuit Ivoorkust stukjes zitten schrijven.’ Ik moet zeggen dat ik daardoor wel werd aangemoedigd, maar ik had wel het idee dat ik me een beetje moest bewijzen. (..) Ook typisch vrouwelijk dat ik een gebrek aan zelfvertrouwen had.”

Ook is Bax van mening dat de journalistiek nog altijd ‘een meneer’ is. Ze wijt dat aan de oorsprong van het buitenlandse correspondentschap, dat een hoog masculien karakter kent (Tumber, 2006: 443-444).

“Er heerst in ieder geval een sterk masculiene sfeer in de journalistiek. Ik denk dat dat van origine zo is. De journalistiek heeft toch een lange traditie van stoere mannen. Vooral de buitenlandjournalistiek.”

Wel ziet ze dat dat langzaam aan het veranderen is. De toename van het aantal vrouwen speelt daar een grote rol in:

“Ik denk wel dat dat nu wel aan het veranderen is, omdat je wel meer vrouwelijke journalisten in de journalistiek ziet. Nog wat minder bij de echt serieuze media die er toe doen, maar dat is wel aan het veranderen. Ik zie meer vrouwen hier in Afrika. De verandering is alleen wel wat langzaam.”

Bax behoort tot de groep die vindt dat mannen en vrouwen het nieuws anders verslaan. Interessant is dat ze, net als De Jong, geen verschillen ziet bij het verslaan van het

‘hardere’ nieuws. Juist bij de achtergrond en ‘human interest’-achtige artikelen worden de verschillen tussen de mannelijke en vrouwelijke journalist volgens hen geaccentueerd:

“Als het om hard nieuws gaat versla ik nieuws niet anders dan een man. Ik denk dat ik meer oog heb voor de achtergrondverhalen. Ik heb ook minder de neiging om te denken dat ik het allemaal weet. ‘Zo zit het allemaal in elkaar’. En zeker bij een situatie waar veel buitenlandjournalisten bij elkaar komen, zoals een staatsgreep. Iedereen verslaat het nieuws op dezelfde manier, maar ’s avonds in het hotel zul je snel zien dat er een soort competitie ontstaat van ‘Wie begrijpt het allemaal?’. Tegen elkaar opbieden over zijn kennis en staat van dienst.”

De macho-cultuur die Bax in bovenstaande alinea beschrijft, bevestigt dat de journalistiek nog altijd een mannelijk karakter heeft. Overeenkomstig met de literatuur, bevestigt Bax het beeld van de mannelijke journalist als autoritair en elitair. Ook schetst ze dat mannen directer van aard zijn in de manier waarop ze taal gebruiken; ze gebruiken meer directieven en oordelen dan vrouwen (Mulac, Bradac & Gibbons, 2001: 345). Marjolein van de Water beaamt de observaties van Bax:

“Soms denk ik wel dat mannen wat stelliger zijn. Die durven sneller te zeggen ‘Dit is hoe het is’. Vrouwen die zeggen ‘Het lijkt dat het zo is, maar die zegt dat het zo is’. Die durven minder snel stelling te nemen. Denk ik.”

5. Conclusie

‘De krant is een meneer’, is wat Els Diekerhof, Mirjam Elias en Marjan Sax in 1986 schreven (p. 5). Tot die conclusie kwamen niet alleen zij. In de literatuur over de rol van de vrouwelijke reporter domineert de opvatting dat de journalistiek van origine een masculien karakter heeft. Dit beeld uit zich in de traditionele normen en waarden van de verslaggeverij en is van invloed op het productieproces van nieuws.

Anno 2016 lijkt de journalistiek veranderd. Met de toename van het aantal vrouwelijke reporters spreken velen van de feminisering van het nieuws. Vast staat dat er nieuwe vormen van journalistiek zijn ontstaan, welke de grenzen tussen feminiene en masculiene vormen van nieuws hebben doen vervagen (Van Zoonen, 1998: 97; Rodgers & Thorson, 2003: 685).

Om te achterhalen of deze ontwikkeling ook in de buitenlandjournalistiek plaatsvindt, is het productieproces van acht Nederlandse correspondenten van het vrouwelijke geslacht bestudeerd. Door middel van inhoudsanalyses en kwalitatieve interviews met de buitenlandcorrespondenten is aan de hand van vier thema’s geprobeerd een antwoord te vinden op de volgende hoofdvraag:

‘Hoe verhouden vormen van masculiene en feminiene journalistiek zich in het werk van vrouwelijke Nederlandse buitenlandcorrespondenten?’

Op deze vraag is geen pasklaar antwoord te geven. Kijkend naar het algemene beeld kan geconcludeerd worden dat beide vormen zichtbaar zijn in het bestudeerde corpus. Het is lastig harde uitspraken te doen over de balans in de geproduceerde content van de acht vrouwen, omdat de verhoudingen tussen masculiene en feminiene kenmerken per correspondent en per thema verschillen.

Wel zijn er bepaalde patronen te ontdekken in de 120 geanalyseerde artikelen. Om te beginnen zijn er conclusies te trekken over de inhoud van de geschreven stukken. Het eerste thema wat is bestudeerd, is de onderwerpskeuze van de correspondenten. In de analyse van dit thema komt naar voren dat gemiddeld tien van de vijftien onderzochte

artikelen van iedere vrouwelijke journalist in de publieke sfeer te plaatsen is. Onderwerpen uit de privésfeer komen in een derde van de artikelen voor.

De correspondenten schrijven meestal over ‘harde’ onderwerpen als politiek, economie en conflict, of een combinatie van meerdere onderwerpen. In dit soort gevallen is een politieke ontwikkeling bijvoorbeeld het hoofdonderwerp, maar worden ook de economische en gewelddadige gevolgen van het nieuws belicht.

De dominante onderwerpen binnen het corpus worden geassocieerd met masculiene journalistiek. De verhouding tussen beide type onderwerpen duidt er op dat de vrouwen zich in twee derde van de gevallen kiezen voor het ‘harde’ nieuws.

Deze observatie spreekt de dominante opvattingen binnen de literatuur over de vrouwelijke journalist tegen. Daarin wordt gesteld dat mannelijke correspondenten voor ‘hard’ nieuws kiezen, waar vrouwen vaker schrijven over ‘zachtere’ onderwerpen als cultuur, sociaal beleid en onderwijs (Van Zoonen, 1998: 127).

Een mogelijke verklaring voor de dominantie van masculiene onderwerpen als politiek, economie en conflict in het corpus is dat dit soort onderwerpen inherent zijn aan de positie van de correspondent. Het lijkt logisch dat ze over dit type nieuws schrijven; immers zijn dat nu eenmaal de zaken die er internationaal toe doen en van invloed kunnen zijn voor de verhoudingen tussen de verschillende wereldlanden. ‘Zachtere’ onderwerpen hebben doorgaans minder impact buiten de grenzen van het betreffende land.

Toch gaat deze vlieger niet op, zo blijkt uit de interviews met de correspondenten. Ze zeggen dat krant in Nederland interesse heeft in een grote diversiteit aan onderwerpen. Naast het ‘harde’, snelle en feitelijke nieuws blijkt er ruimte te zijn voor artikelen uit de privésfeer. De kranten vinden een breed scala aan onderwerpen nieuwswaardig, wat bevestigt dat de grenzen tussen masculiene en feminiene vormen van journalistiek zijn vervaagd.

Niet alleen kunnen de correspondenten hun ‘zachte’ artikelen slijten, de media vragen zelfs om artikelen uit de privésfeer. In de interviews spreken enkele vrouwen over de feminisering van het nieuws. Ze geven aan dat de nadruk meer en meer op ‘human interest’ is komen te liggen, de kranten verlangen in toenemende mate naar sociale reportages waarin aanhoudende ontwikkelingen worden beschreven. Naast het snelle nieuws is er ruimte voor de context van gebeurtenissen en de effecten daarvan op de ‘gewone’ mens.

Als oorzaak van deze ontwikkeling wijzen de correspondenten naar de ‘digitalisering’ van de journalistiek. Met de komst van het internet zijn afstanden relatief kleiner geworden: via de persbureaus en sociale media verschijnt het wereldnieuws binnen enkele minuten op de computerschermen van de media in Nederland. Voor het ‘harde’ nieuws dat traditioneel onder de masculiene noemer te scharen is hebben de kranten de buitenlandcorrespondent niet meer nodig.

Ook de ‘commercialisering’ van de journalistieke sector blijkt een van de oorzaken van de feminisering van het nieuws. Sinds actuele informatie op het web te vinden is, dalen de lezersaantallen van de kranten en het budget dat zij te besteden hebben. De correspondenten geven aan dat het voor de media gunstiger is om ‘hard’ nieuws uit het buitenland zelf op te tikken: dat is goedkoper dan het door een correspondent te laten verslaan en bovendien pikt de krant Nederland het nieuws vaak sneller op dan de buitenlandse journalisten, die geen abonnement op de persbureaus hebben.

De feminisering van het nieuws is ook terug te zien in de vorm en stijl van de artikelen. De krantenredacties in Nederland mogen het korte, feitelijke ‘harde’ nieuws uit de publieke sfeer - kortom, het nieuws dat traditioneel gezien onder de masculiene noemer te scharen is - razendsnel gepresenteerd krijgen via het internet, maar voor achtergrondartikelen hebben ze de correspondent hard nodig.

Het nieuws buiten de waan van de dag is niet op het web te vinden, maar op straat. In de interviews geven de vrouwen aan dat zij het als hun taak zien om de stem van de burger te laten horen en het nieuws in de context te plaatsen door de gevolgen van

gebeurtenissen op de bevolking op te tekenen. Het schrijven van achtergrondverhalen zien zij als de toegevoegde waarde van de correspondent.

In deze artikelen verpersoonlijken de acht journalisten het nieuws veelvuldig, ze

In document De krant is een transgender (pagina 89-108)