• No results found

Analyse van vorm en stijl

In document De krant is een transgender (pagina 75-89)

4.2.1 Analyse van het thema invalshoek

Wat betreft de invalshoek zijn iets meer dan de helft van artikelen de traditionele kernmerken van de journalistiek terug te zien. Van de 120 verhalen zijn er 70 objectief en afstandelijk geschreven. Ze bevatten veel feiten, die op neutrale wijze opgesomd worden (Hardin & Shain, 2007: 324). Een voorbeeld daarvan is het artikel ‘Het terrorisme in Indonesië evolueert’, dat geschreven is door Esther de Jong.

“De doelwitten zijn gematigde moslims, Indonesische christenen en de politie. In maart dit jaar ging een bom af in een politiemoskee. Ruim 27 mensen raakten gewond, de zelfmoordterrorist was de enige die om het leven kwam.”

Ook in zeven van de vijftien artikelen van Pauline Bax houdt de correspondent het bij de harde feiten. Ze analyseert een bepaalde gebeurtenis, of ontwikkeling, en schijnt haar licht op de verschillende opvattingen en standpunten. Het volgende artikel, over de staatsgreep van ontevreden militairen in Mali, illustreert dit soort stukken op passende wijze.

“De militairen hebben zowel het gebouw van de staatsomroep als het presidentiële paleis in de hoofdstad Bamako bezet.”

In dit artikel vertelt Bax wat ze weet, maar ook wat ze niet weet. Ze houdt zich aan de informatie die bekend is: “Het is vooralsnog niet duidelijk waar president Touré zich bevindt. Hij zou volgende maand gewoon aftreden.”

Een deel van het corpus betreffen analyses. Dat is bijvoorbeeld het geval in negen van de vijftien artikelen van Marjolein van de Water. Hierin domineert een afstandelijke invalshoek, waarbij ze kleurrijke details achterwege laat en ze zich bij de feiten houdt. Een voorbeeld hiervan is ‘Jongeren VS ingezet tegen regime Cuba’, een artikel over de

ontdekking dat de Amerikaanse ontwikkelingsorganisatie USAID jongeren heeft gebruikt om politieke veranderingen in Cuba te bewerkstelligen.

“Uit door Wikileaks gepubliceerde diplomatieke berichten van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, bleek dat USAID in 2002 organisaties steunde die direct betrokken waren bij de couppoging in Venezuela tegen de toenmalige president Hugo Chavez.”

Van de Water vertelt in dit artikel hoe de vork in de steel zit, objectief schetst ze een beeld van het grotere geheel. Hetzelfde is zichtbaar in het artikel ‘Crisis aan zuidgrens VS onopgelost’, waarvan de titel al aangeeft waar het artikel over gaat.

“Het geduld bij Obama’s Latijns-Amerikaanse achterban begint op te raken en de huidige crisis van minderjarigen aan de grens wekt verdere irritatie.”

De traditionele pijlers van de journalistiek – objectiviteit, afstandelijkheid en feitelijkheid - komen ook terug in de gevoerde gesprekken met de journalisten. Zonder uitzondering noemen de vrouwelijke correspondenten in de interviews het woord ‘objectiviteit’. Eerder of later in de gesprekken geven ze allemaal aan dat het schrijven vanuit een neutrale invalshoek bij hen hoog in het vaandel staat.

Vijf van de correspondenten geeft toe dat pure objectiviteit een onhaalbaar streven is. Het is niet zo extreem gesteld als Van Zoonen het stelt – ‘They (vrouwelijke journalisten) also scorn the detachment of their male collegues, believing they are hiding behind the idea of objectivity to exclude all compassion and humanity that one should bring to journalism’ (1998: 36) -, maar lastig is het wel, het schrijven vanuit een objectieve invalshoek.

Van de Water zegt hierover: “Ik denk niet dat objectiviteit bestaat. Je kunt streven naar neutraliteit, en dat is belangrijk, maar uiteindelijk ben je toch bezig met meningen van anderen over te brengen. En je kan daarbij ook niet helemaal voorkomen dat je stuk daardoor wordt gekleurd. Dat gebeurt volgens mij bij iedereen.” Dat wetende, let Van de Water goed op. “Je moet je er wel bewust van zijn. Wat ik bijvoorbeeld doe als ik schrijf

over stukken die mij heel erg aan het hart gaan, is het nog extra goed doorlezen om te kijken of ik niet te gekleurd ben. Ik probeer daar dan wel op te letten.”

Ook Aletta André formuleert worstelt met het streven naar neutraliteit. Ze erkent: “Je bent natuurlijk nooit helemaal objectief. Ook de onderwerpen die je uitkiest zeggen veel, ondanks dat je soms opdrachten krijgt en het nieuws niet kan bepalen.” Net zoals Diekerhof, Elias en Sax, stelt André dat het gedachtegoed van degene die het nieuws selecteert en produceert niet los staat van zijn of haar positie in de samenleving en in de professie waar hij of zij werkzaam is (1986: 11).

André geeft aan objectiviteit na te streven, maar dat nooit helemaal te kunnen bereiken. “Al helemaal niet bij reportages. Je komt ergens, en als het ellendig is dan beschrijf je dat wel. Je ziet de mensen en het ziet er slecht uit” Toch doet ze haar best. “Ik probeer zo veel mogelijk om verschillende mensen aan het woord te laten. En dat je de verschillende standpunten door verschillende mensen laat zeggen, niet door jezelf.” Later in het interview vertelt André dat haar waardering voor objectiviteit haar ook weleens in de weg heeft gezeten: “Ik heb het er eens met Trouw discussie over gehad. Zij zeiden: ‘Als je nou op één persoon focust, en echt een soort van microverhaal maakt, dat kan ook heel veel over de situatie zeggen’. Dat vond ik dan toch moeilijk.” Waarom ze dat lastig vond? “Omdat die ene persoon niet representatief is voor datgene wat ik wil vertellen. Daarom heb ik er toch nog een ander persoon bijgehaald en wat meer verteld over de dingen zelf.” Toch beseft André zich: “Je bent natuurlijk nooit helemaal objectief, want je gebruikt geen academische steekproeven voor het uitkiezen van mensen. Het is altijd subjectief: je praat maar met een paar mensen en die mening schrijf je dan op.” Overeenkomstig met haar beweringen in het interview, schrijft André in de meeste van haar artikelen vanuit een neutrale invalshoek. Ze belicht meerdere kanten van een onderwerp, en laat meestal alle betrokken partijen aan het woord. Opvallend is dat, wanneer het onderwerp van een artikel wat zachter is, André ook wat betreft de invalshoek meer emotioneel is. Ze gaat dicht op het onderwerp zitten, beschrijft met veel details de situatie en omgeving van haar bronnen, en mixt de verhalen van bronnen met een gering aantal harde feiten. Het meest duidelijke voorbeeld hiervan is

‘Afvalkoning van Bhutan’, over de toenemende consumptie en afvalproductie van het land. Een fragment uit het artikel:

“’Mensen gingen meer consumeren en vanuit India en de rest van de wereld stroomden allerlei spullen het land binnen’, zegt Yonten, een energieke jongeman die gekleed gaat in een gho, een traditionele Bhutanese omslagjas op knielengte.”

Yonten is de rode draad in het verhaal. André begint met hem, eindigt met hem, en ook in het verhaal zelf komt hij telkens terug. Hoewel het benoemen van de ‘gho’ als onderdeel van de identiteit van Yonten en de cultuur van het land relevant zou kunnen zijn voor het verhaal, doet de volgende quote uit hetzelfde artikel twijfelen of het noemen van het kledingstuk van de man cruciaal is voor de nieuwswaarde van het artikel. Hierbij doet André namelijk hetzelfde:

“En dan zijn er nog mensen als de jonge ambtenaar Thinlay Namgay (28), die met zonnebril op vanuit zijn jeep naar het overweldigende boomrijke natuurschoon kijkt en zucht: ‘Ik snap echt niet waarom we niet gewoon de helft van die bomen kappen en verkopen.’”

Met het uitgebreid beschrijven van de uiterlijkheden van de jongens maakt André het verhaal persoonlijk. Hun verhalen illustreren het nieuws dat André wil brengen, Yonten en Namgay staan symbool voor de toenemende afvalproductie.

Die verpersoonlijking van het nieuws komt ook bij de andere buitenlandjournalisten terug, opvallend vaak illustreren ze het nieuws aan de hand van het verhaal van een of enkele ‘gewone’ individuen. Of zoals Weaver het zegt, ze bewegen zich weg van “the more conventional news beat systems, and tapping ordinary sources more often” (1997: 39). De focus ligt op een aantal bronnen, die hun perspectief op een bepaalde gebeurtenis of ontwikkeling uiteenzetten.

De correspondenten gebruiken het kleine verhaal om het grote verhaal te vertellen. ‘Gewone’ burgers dienen als illustratie van de nieuwsontwikkeling. Aan de hand van hun persoonlijke verhalen en emoties wordt aan de lezer duidelijk gemaakt wat de

nieuwsontwikkeling inhoudt voor een land. De Jong bijvoorbeeld, bespreekt in een van haar stukken de uitkomst van een rechtszaak tegen de Nederlandse staat aan de hand van een aantal personen. De Indonesische mensen die hun dierbaren 64 jaar geleden hebben verloren door toedoen van Nederlandse militairen, krijgen binnenkort geld van de Nederlandse overheid. Een politiek getint artikel, vertelt aan de hand van persoonlijke verhalen. De eerste nabestaande wordt direct in de eerste alinea aangehaald:

“Wanti Binti Dodo kijkt naar de kleine kleurentelevisie. De 92-jarige vrouw zit op de grond, de sarong over haar knieën getrokken. Het goede nieuws dringt maar langzaam tot haar door. ‘Gewonnen? Werkelijk?’, prevelt ze.”

In de alinea’s daarna wordt de situatie van vele Indonesische gezinnen uiteengezet aan de hand van Dodo’s verhaal.

Ook Van de Water vertelt het grote verhaal vaak aan de hand van het kleine. Ze legt uit: “De mensen probeer ik echt een gezicht te geven, zodat je je als lezer er ook echt in kunt verplaatsen hoe die persoon zich voelt, en hoe hij of zij iets ervaart. Het persoonlijke perspectief.”

In het artikel ‘Ik zoek mijn zoons, in lijkenhuizen en massagraven’, waarin Van de Water het toenemend aantal moorden bespreekt aan de hand van moeders Elvira Gomez en Berta Diaz, waarvan de kinderen van de ene op de andere dag verdwenen, komt hetgeen wat ze in het interview aangeeft duidelijk naar voren. Ze geeft het nieuwsverhaal een gezicht. Steeds wordt er gewisseld tussen het persoonlijke verhaal en de grotere trend. Hierbij maakt Van de Water veelvuldig gebruik van details.

“Ze zet een gammele ventilator aan. Het apparaat komt schokkend in beweging, maar de hitte in haar kleine, vervallen huis laat zich er nauwelijks door verstoren. ‘Dus zoek ik zelf in ziekenhuizen, gevangenissen en lijkenhuizen’, zegt ze. Met een verbeten blik staart ze naar de ventilator. ‘En in massagraven.’”

Met deze beschrijvingen wordt de lezer aan de hand genomen en meegevoerd naar Mexico. Hij of zij wordt bij het verhaal betrokken. Zo wordt er ook ingespeeld op de emoties van de lezer, die zich kan voorstellen hoe die arme moeders op de meest akelige plekken naarstig zoeken naar hun kinderen.

Ilona Eveleens verklaart in het interview het vele gebruik van het verpersoonlijken van het nieuws. Volgens haar ligt de nadruk in de journalistiek steeds meer op een uniek persoon. Dat heeft volgens haar te maken met dat de journalist het de lezer moet vergemakkelijken: “Het is ook de journalistiek die dat dicteert een beetje. Tegenwoordig moet een verhaal een smoel hebben. En zo min mogelijk namen, want die werken verwarrend, want mensen hebben zo weinig tijd om te lezen tegenwoordig. Je moet het toch wel vrij simpel houden.”

De observaties van Eveleens komen overeen met de literatuur. Daarin wordt het jaar 1985 als kantelpunt in het journalistieke veld gezien. Men spreekt van de ‘feminisering’ van het nieuws (Djerf-Pierre, 2007: 81), waarin de traditionele pijlers van de journalistiek minder dominant worden, en er meer aandacht is voor subjectiviteit, persoonlijke verhalen en emoties. Dat is terug te zien in het corpus, er komen inderdaad veel persoonlijke perspectieven van ‘gewone’ burgers in de artikelen van de correspondenten naar voren.

Ook emoties spelen een rol bij de feminisering van het nieuws. Zo gaat Eveleens in acht van haar artikelen mee met de trend die ze signaleert. In het corpus zijn een aantal heftige verhalen, waarin de schrijnende situatie in een vluchtelingenkamp wordt besproken. Emoties voeren hierin de boventoon, ze doen een beroep op het gevoel van de lezer. Een voorbeeld hiervan is ‘Erger dan twintig jaar oorlog’, over de mensen die gevlucht zijn voor de burgeroorlog in Zuid-Soedan. Zoals in de meeste van haar artikelen, begint Eveleens met een uniek persoon:

“Het borstkastje van Thijin Dak gaat razendsnel op en neer. Ademen valt de Zuid-Soedanese zuigeling van negen maanden zwaar. ‘Hij weegt nog geen vijf kilo, iets meer dan een geboortegewicht. Zijn levenskansen zijn klein’, voorspelt de Nederlandse Nora Echaibi van Artsen zonder Grenzen (AzG).”

Deze eerste alinea zal de meeste lezers aan het hart gaan. Je wordt het verhaal ingezogen en voelt mee met de ramp. Daarna zoomt Eveleens uit en schetst de algehele situatie in het kamp. Dit doet ze aan de hand van details, die haar betrokkenheid tentoon spreiden, en de emoties van de lezer aanspreken.

“De omstandigheden zijn dramatisch. Het regenseizoen heeft het terrein veranderd in een stinkende modderpoel waar de schamele onderkomens regelmatig onder water staan.”

In de derde alinea doet Eveleens nog een stapje terug en legt uit hoe de oorlogssituatie in het land ontstaan is en waarom de burgers gevlucht zijn. Daarna gaat ze terug naar de status quo in het kamp aan de hand van een persoon. In een reportage-sfeer vertelt ze wat ze ziet en meemaakt.

“Nabuath Machar loopt langs de begraafplaats door de modder met een stapeltje hout op haar hoofd. Ze gaat terug naar het kamp, koken voor haar acht kinderen.”

Naast een emotionele, heeft het artikel ook een activistische inslag. De lezer moet geraakt worden door het schrijnende verhaal, het moet hem of haar tot nadenken aanzetten. Dit komt ook tot uiting in een box bij het verhaal.

“Diepterecord aan donaties

Zo graag als westerse overheden de portemonnee trokken voor de totstandkoming van Afrika’s nieuwste land in 2011, zo pijnlijk stil blijft het bij burgers nu Zuid-Soedan in een burgeroorlog is verzand. Het Nederlandse Rode Kruis heeft in vijf maanden 15.000 euro opgehaald op giro 5125. Volgens de VN, die Zuid-Soedan de ‘meest vergeten humanitaire ramp’ noemen, wordt maar 20 procent van de 3,7 miljoen hulpbehoevenden bereikt. Het Internationale Rode Kruis heeft 50 miljoen euro nodig om goede hulp te kunnen bieden.”

Hoewel de meeste vrouwen zeggen dat ze het meenemen van de eigen gevoelens afkeuren in stukken, geven drie van de acht correspondenten toe dat emotie een rol

speelt bij het schrijven van artikelen. Bax legt uit dat journalisten ook maar mensen met gevoelens zijn, die uiteraard af en toe worden beïnvloed door de heftige omstandigheden en situaties waarin ze verkeren: “Ja, ik vind dat ik zeker op een compassievolle toon heb geschreven toen dat conflict in Ivoorkust uitbarstte in 2010-2011. Ik zat daar middenin, maandenlang, en dat heeft mijzelf ook heel erg geraakt.” Artikelen die ze in die periode heeft geschreven vallen buiten het corpus van Bax. Toch zijn in een drietal van de geanalyseerde verhalen ook een emotionele toon terug te zien. Bax geeft aan dat ze in dat soort gevallen wel zo objectief mogelijk probeert te blijven: “Ik probeer dan wel om niet heel veel over mijzelf te schrijven, ik probeer wel objectief te blijven. Maar ik vind zeker wel dat compassie belangrijk is, zeker in krantenverhalen.” Ze vertelt dat ze bij haar huidige werkgever, Bloomberg, extra moet opletten objectief te zijn. “En ik heb daar wel moeite mee. En ik vind het ook een beetje onzinnig. Want als journalist kun je altijd dingen zo schikken dat jouw mening er toch wel in doorklinkt ook al beweer je dat het objectief is.”

De Jong is het met haar collega eens. Net zoals Bax vindt, is het tonen van emotie volgens haar onontkoombaar: het klinkt al door in de woordkeuze van journalisten: “Ik vind wel dat compassie in je artikelen te zien mag zijn. Eigenlijk ben je altijd gekleurd. Wie volgens het land Indonesië bijvoorbeeld als terroristen worden bestempeld, zijn volgens de mensen uit Atjeh vrijheidsstrijders. Ik ben dan toch liever een spreekbuis voor de vrijheidsstrijders, dan voor de Indonesische regering.” Volgens De Jong neemt de correspondent altijd een positie in, bewust of onbewust. “Alleen al wat voor een quotes je kiest. Je moet uitkijken met objectiviteit, het is een beetje gezond verstand. Maar ben er wel absoluut mee bezig, met wat voor een invalshoek ik gebruik. Je denkt daar over na: hoe zet ik iemand neer, wie heb ik voor me? En ook uitkijken dat je Indonesiërs niet altijd als zielige mensen neerzet.”

Ook Elles van Gelder geeft toe dat emotie een onderdeel is van haar artikelen: “Ik denk dat je dat altijd wel terugziet. Ik heb bijvoorbeeld voor NRC een artikel geschreven over een bal, een eindexamenbal in een gangsterwijk bij Kaapstad. Ik heb daar denk ik twee weken gezeten. En natuurlijk raak je op een gegeven moment wel betrokken bij de mensen die je volgt. Want je bent zo intensief met ze bezig.” Van Gelder denkt dat die

betrokkenheid terug te lezen is in de artikelen. “In de toon, je kunt meer gedetailleerd dingen kan beschrijven. En je kunt ook meer emoties beschrijven, je kan dieper gaan omdat je iemand leert kennen.” Ze vat samen: “Dus ik denk dat je die betrokkenheid dus vooral terugziet in de details en de openheid van de mensen die je interviewt.”

Relevant is dat de beweringen die Van Gelder in het interview doet, overeenkomen met de inhoudsanalyse van haar artikelen. In sommige stukken gebruikt ze opvallend levendige beschrijvingen, veel details, en maakt vaak gebruik van personificatie. Daardoor spreidt ze subjectiviteit ten toon. Een voorbeeld daarvan is het artikel die ze in de bovenstaande alinea beschrijft. ‘Examenbal in het getto’ zit vol kleurrijke details. Binnen de corpus valt de betrokkenheid van Van Gelder in dit artikel het meeste op. Uit het stuk kun je opmaken dat de correspondent de hoofdpersonen voor een langere tijd heeft gevolgd, en daar een band mee heeft opgebouwd. Zoals in meerdere artikelen, vertelt ook hierin het kleinere verhaal de grotere ontwikkeling. Het is een lange reportage over de tieners in een van de beruchte wijken in Kaapstad. In de volgende passage beschrijft Van Gelder de schrijnende situatie van een buurtbewoner.

“In het huis tegenover Lolla zit een man met doorleefde kop in zijn badkamer, hij zuigt aan een pijp gemaakt van de afgebroken hals van een bierflesje. De walmen van de relaxende drug madrax zetten de kleine ruimte blank. Hij zat tien jaar vast voor overvallen en werkt nu als bloemenverkoper vertelt hij.”

Zoals in het bovenstaande fragment, brengen de vele details in het verhaal de lezer nader tot het onderwerp. Door te beschrijven hoe de pijp van de man eruit ziet, hoe het er ruikt en hoe het hoofd van de man eruitziet betrekt Van Gelder de lezer bij het onderwerp. De meest uitvoerende beschrijvingen zijn van Lolla, de hoofdpersoon van

In document De krant is een transgender (pagina 75-89)