• No results found

4. De rechtspositie van de zwangere vrouw

5.3 Verenigd Koninkrijk

5.3.1 De rechtspositie van het ongeboren kind en de zwangere vrouw

Het recht in het Verenigd Koninkrijk bestaat vooral uit Common Law en daardoor kent het Verenigd Koninkrijk geen geschreven grondwet. De belangrijkste bepaling waarin het recht op leven is neergelegd, is - net als in Nederland - artikel 2 EVRM. In tegenstelling tot Nederland heeft het Verenigd Koninkrijk een dualistisch rechtssysteem, wat betekent dat internationale verdragen omgezet moeten worden in nationaal recht. Het EVRM is omgezet in de Human Rights Act 1998.200 Artikel 1 sub a Human Rights Act verwijst onder andere naar artikel 2 EVRM. De reikwijdte van het recht op leven is dus hetzelfde als die door het EHRM aan artikel 2 EVRM is gegeven. Dit betekent dat het ongeboren kind wel enige bescherming toekomt, maar dat het aan het Verenigd Koninkrijk is om te bepalen vanaf wanneer die bescherming aanvangt.201

Uit de rechtspraak van de High Court blijkt dat het ongeboren kind geen zelfstandige rechten heeft.202 De Court of Appeal oordeelde dat het ongeboren kind geen apart persoon is, maar onderdeel van de zwangere vrouw.203 Indien een zwangere vrouw er weloverwogen voor kiest om geen medische behandeling te ondergaan ten behoeve van het ongeboren kind of om niet in het ziekenhuis te bevallen, dan kan zij niet gedwongen worden hulp te accepteren.204 De zwangere vrouw mag een medische behandeling weigeren, zelfs indien dit het leven van de foetus in gevaar zou brengen. Het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw prevaleert boven de behoefte van het kind op bescherming, volgens de Court of Appeal.205

                                                                                                               

199 L. Rimpl, ‘Der rechtliche Schutz des Menschen vor und nach seiner Geburt’ Schriftenreihe der

Stiftung Eine chance fur kinder 2010/6, p. 32.  

200 J.A. Peters e.a., Het recht op leven in de Nederlandse Grondwet, een verkennend onderzoek, Alphen aan den Rijn: Kluwer 2009, p. 41.

201 Zie paragraaf 2.2.1.  

202 High Court (Queen’s Bench Division) (Verenigd Koninkrijk) 24 mei 1978, Paton v. BPAS [1978] 276.

203 Court of Appeal (Verenigd Koninkrijk) 8 mei 1998, St. George’s Healthcare NHS Trust v. S [1998] 3 All ER 673.

204 Factsheet Birthrights: facing criticism: child protection and maternity care, p. 2.

205 Court of Appeal (Verenigd Koninkrijk) 8 mei 1998, St. George’s Healthcare NHS Trust v. S [1998] 3 All ER 673.

5.3.2 Maatregelen ter bescherming van het ongeboren kind

5.3.2.1 Kinderbeschermingsmaatregelen

In het Verenigd Koninkrijk kunnen twee soorten kinderbeschermingsmaatregelen worden genomen, indien het kind aanzienlijke schade lijdt of waarschijnlijk zal lijden en als deze schade wordt veroorzaakt of zal worden veroorzaakt doordat de zorg die aan het kind wordt gegeven of zal worden gegeven niet voldoet aan de zorg die verwacht mag worden van ouders. De rechter kan beslissen dat het kind onder de zorg wordt gesteld van een aangewezen lokale autoriteit – een care order - of dat het kind onder toezicht wordt gesteld van een aangewezen lokale autoriteit – een supervision order -.206 De autoriteit die via een ‘care order’ de zorg over het kind krijgt, krijgt de ouderlijke verantwoordelijkheid over het kind. De autoriteit mag vervolgens bepalen, indien dit noodzakelijk is voor de bevordering van het welzijn van het kind, in hoeverre de ouders nog een deel van die verantwoordelijkheid mogen uitoefenen.207 Bij een ‘supervision order’ is het de taak van de autoriteit om het kind te ondersteunen en te adviseren.208

Het is in het Verenigd Koninkrijk echter niet mogelijk om al een juridische procedure ter bescherming van het kind te beginnen voor zijn geboorte, omdat het ongeboren kind niet als zelfstandig persoon wordt erkend. Daarnaast zou dit in strijd zijn met het recht van de zwangere vrouw om over haar eigen lichaam te mogen beschikken. 209 Juridische procedures van toezicht of uithuisplaatsing kunnen dus pas gestart worden op het moment dat het kind geboren wordt.210

Iedereen die zich zorgen maakt over het welzijn van het ongeboren kind kan dit wel al bij een lokale autoriteit kenbaar maken. Deze autoriteit zal een eerste beoordeling van de situatie maken. Indien daaruit blijkt dat het ongeboren kind risico op aanzienlijke schade loopt, kan een onderzoek op grond van artikel 47 Children Act 1989 gestart worden. Tijdens dat onderzoek wordt informatie verzameld en worden vragen gesteld aan verschillende professionals, de ouders en familieleden om vast te kunnen stellen of het ongeboren kind aanzienlijke schade lijdt of waarschijnlijk zal lijden.211 Indien de ouders weigeren mee te

                                                                                                               

206 Artikel 31 lid 1 en 2 Children Act 1989. 207 Artikel 33 Children Act 1989.

208 Artikel 34 Children Act 1989.

209 J. Masson & J. Dickens, ‘Protecting unborn and Newborn Babies’ Child abuse Review 2015, afl. 24, p. 109.

210 J. Masson & J. Dickens, ‘Protecting unborn and Newborn Babies’ Child abuse Review 2015, alf. 24, p. 110.

werken kan de lokale autoriteit de rechter verzoeken een ‘child assessment’ te bevelen. Dit is een bevel om de gezondheid en de ontwikkeling van het kind te laten beoordelen. Hierdoor kan worden vastgesteld of het kind schade lijdt of waarschijnlijk zal lijden.212 Indien dit zo is dan kan nog voor de geboorte een eerste kinderbeschermingsbespreking worden gehouden tussen de professionals en de familieleden. Besproken wordt hoe groot de kans is dat het kind in de toekomst schade zal oplopen en hoe het kind beschermd kan worden. Er kan een ‘child protection plan’ worden opgesteld waarin wordt aangegeven hoe het kind direct na de geboorte en in de verdere toekomst beschermd kan worden. Daarin kan ook worden aangeven of de lokale autoriteiten direct na de geboorte een ‘emergency protection order’ zullen aanvragen.213

Indien er een redelijke grond is om aan te nemen dat het kind aanzienlijke schade lijdt of waarschijnlijk zal lijden indien hij niet uit huis wordt geplaatst, kan de rechter direct na de geboorte een ‘emergency protection order’ verlenen. De pasgeboren baby kan dan kort na de geboorte voor maximaal acht dagen uit huis worden geplaatst.214 Daarnaast kan de politie, indien die een redelijke grond heeft om te vermoeden dat een kind schade lijdt of zal lijden, het kind verplaatsen naar een veiliger verblijf en hem daar houden. Dit mag voor maximaal 72 uur.215 Op het moment dat er een ‘emergency protection order’ is uitgesproken of als het kind zich bevindt in ‘police protection’ en er zijn redelijke gronden om te vermoeden dat het kind aanzienlijke schade lijdt of zal lijden, dan moeten de lokale autoriteiten onderzoeken of er verdere stappen moet worden ondernomen om het kind te beschermen.216

5.3.2.2 Gedwongen opname in een ziekenhuis

Het Verenigd Koninkrijk kent ook de mogelijkheid om een persoon gedwongen op te nemen in een ziekenhuis voor een beoordeling, gevolgd door een eventuele behandeling, op grond van de Mental Health Act 1983. De persoon moet lijden aan een geestelijke stoornis en de opname moet in het belang zijn van zijn eigen gezondheid of veiligheid of vanwege de bescherming van andere personen.217 Onder ‘andere personen’ valt niet het ongeboren kind, aangezien het ongeboren kind nog niet wettelijk erkend wordt.218

                                                                                                               

212 Artikel 43 Children Act 1989.

213 Factsheet Birthrights: facing criticism: child protection and maternity care, p. 3. 214 Artikel 44 jo 45 Children Act 1989.

215 Artikel 46 Children Act 1989. 216 Artikel 47 Children Act 1989. 217 Artikel 2 Mental Health Act 1983.

218 E.A.J. Beveridge e.a., ‘What protection for the unborn child of a psychologically vulnerable adult?’, JRSM 2003/96, alf. 2, p. 92.

Een zwangere vrouw kan nog wel gedwongen worden opgenomen omdat zij een gevaar voor zichzelf vormt. Zij kan dan echter alleen maar een gedwongen behandeling ondergaan ten behoeve van haar geestelijke stoornis. Zij kan niet verplicht worden een behandeling te accepteren die niks met haar stoornis te maken heeft, zoals een behandeling ten behoeve van het ongeboren kind.219