• No results found

4. De rechtspositie van de zwangere vrouw

5.4. België

5.4.1 De rechtspositie van het ongeboren kind en de zwangere vrouw

Het recht op bescherming van het leven is niet als zodanig in het Belgisch recht neergelegd. De Belgische Grondwet bevat in artikel 23 wel het recht op bescherming van het menswaardig bestaan. Volgens het Arbitragehof – tegenwoordig het Belgische Grondwettelijke Hof - veronderstelt de uitoefening van de rechten die zijn neergelegd in artikel 23 GW de eerbiediging van het recht op leven.220 Daarnaast kent artikel 22bis GW een aantal belangrijke rechten aan het kind toe, zoals het recht op eerbiediging van de lichamelijke en geestelijke integriteit en het recht op maatregelen die de ontwikkeling van het kind bevorderen. Volgens artikel 22bis GW moet het belang van het kind de eerste overweging vormen bij alle beslissingen die hem aangaan. De vraag is echter of deze artikelen ook al van toepassing zijn op het ongeboren kind.

In België is pas sprake van een rechtspersoon vanaf de levensvatbare geboorte van het kind, het ongeboren kind is dus slechts een rechtsobject en daardoor zijn deze artikelen niet van toepassing op hem. 221 België kent echter wel de zogenoemde ‘infans conceptus regel’. Deze regel houdt in dat het kind vanaf de verwekking als reeds geboren mag worden beschouwd indien zijn belang dit vordert.222 Deze regel is op drie plekken in het Belgische Burgerlijk Wetboek terug te vinden. Het ongeboren kind kan erkend worden, erven en/of een gift ontvangen.223 Geen van deze bepalingen ziet echter op de bescherming van de gezondheidsbelangen van het ongeboren kind. Volgens het Arbitragehof komt het ongeboren

                                                                                                               

219 E.A.J. Beveridge e.a., ‘What protection for the unborn child of a psychologically vulnerable adult?’, JRSM 2003/96, afl. 2, p. 93.  

220 Arbitragehof (België) 7 juni 2006, 91/2006, par. B.34.

221 F. Swennen, Personenrecht in kort bestek, Intersentia: Antwerpen 2007, p. 11 en 15.

222 A. Huygens ‘Preventie van prenatale schade; reactie op FJR 2009, 3’ FJR 2009/4, afl. 1, p. 11; F. Swennen, Personenrecht in kort bestek, Intersentia: Antwerpen 2007, p. 13.

223 Artikel 328 lid 2, artikel 725 en artikel 906 Belgisch BW; F. Swennen, Personenrecht in kort

kind wel bescherming toe, maar deze bescherming hoeft niet hetzelfde te zijn als die van het geboren kind. 224

5.4.2 Maatregelen ter bescherming van het ongeboren kind

5.4.2.1 Kinderbeschermingsmaatregelen

Het Belgische recht kent verschillende kinderbeschermingsmaatregelen die kunnen worden ingezet bij problematische opvoedingssituaties.225 Een problematische opvoedingssituatie wil zeggen dat er sprake is van een toestand waarin de fysieke integriteit of de affectieve, morele, intellectuele of sociale ontplooiingskansen van een minderjarige in het gedrang komen.226 De rechter kan bijvoorbeeld een pedagogische richtlijn verstrekken aan de ouders, het kind onder toezicht stellen, gezinsbegeleiding bevelen, de minderjarige en diens ouders een opvoedkundig project opleggen of de minderjarige toevertrouwen aan een betrouwbaar persoon, gezin of instelling.227 Deze maatregelen zijn echter primair geschreven voor het reeds geboren kind en uit de rechtspraak volgt niet dat deze ook worden toegepast op het ongeboren kind.228

5.4.2.2 Gedwongen opname in een ziekenhuis

In België is het mogelijk om een persoon gedwongen op te nemen op grond van de Wet betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke (WBPG). Een persoon kan gedwongen worden opgenomen indien er sprake is van een geestesziekten die een gevaar oplevert voor de eigen gezondheid en veiligheid of voor andermans leven of integriteit.229 In België geldt dat het gebruik van genotsmiddelen in principe geen geestesziekte oplevert, maar indien het gebruik ervan een psychische stoornis veroorzaakt dan kan een persoon wel worden opgenomen. Indien een zwangere vrouw verslaafd is aan middelen en daardoor of daarnaast een psychische stoornis heeft kan zij worden opgenomen, indien die stoornis een gevaar oplevert voor haarzelf of een ander.230 Of het ongeboren kind onder ‘een ander’ valt is

                                                                                                               

224 Arbitragehof (België)19 december 1991, 39/1991, par. 6.B.3.

225 Artikel 38 Decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand. 226 Artikel 2 sub 12 Decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand. 227 Artikel 38 lid 1 Decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand.

228 A. Huygens ‘Preventie van prenatale schade; reactie op FJR 2009, 3’ FJR 2009/4, afl. 1, p. 11-12.   229 Artikel 2 WBPG.

onzeker. In de literatuur wordt gesteld dat dit waarschijnlijk niet zo is en dat de zwangere vrouw alleen kan worden opgenomen indien zij ook een gevaar voor zichzelf veroorzaakt.231

5.5 Tussenbeschouwing

Het recht op leven is in Duitsland grondwettelijk verankerd en uit de rechtspraak blijkt dat ook het ongeboren kind dit grondrecht toekomt. Volgens het Duitse Constitutionele Hof weegt het recht op bescherming van het leven van het ongeboren kind gedurende de hele zwangerschap zwaarder dan het zelfbeschikkingsrecht van de zwangere vrouw. Desondanks biedt de Duitse wet maar weinig mogelijkheden om het ongeboren kind daadwerkelijk te beschermen. De familierechter kan alleen een voogdij uitspreken over het ongeboren kind. Deze gaat echter pas in na de geboorte. Indien de zwangere vrouw dus de belangen van het ongeboren kind verwaarloost kan er tijdens de zwangerschap niet worden ingegrepen om het ongeboren kind te beschermen. Ondanks dat het Duitse recht, in tegenstelling tot het Nederlandse recht, het ongeboren kind dus wel het recht op leven toekent, biedt het in vergelijking met Nederland minder mogelijkheden om het ongeboren kind te beschermen.

In het Verenigd Koninkrijk wordt het ongeboren kind niet los gezien van de zwangere vrouw en daarom heeft het ongeboren kind geen zelfstandige rechten. Het recht biedt dan ook geen mogelijkheid om het kind al tijdens de zwangerschap te beschermen indien de moeder zijn belangen verwaarloost. Het zelfbeschikkingsrecht van de moeder prevaleert altijd. Pas op het moment dat het kind geboren wordt kan er een procedure worden gestart ter bescherming van het kind.

In België komt het ongeboren kind geen rechten toe, maar volgens de Belgische rechter komt het wel enige bescherming toe. Deze bescherming staat echter niet gelijk aan de bescherming die een geboren kind toekomt. Ondanks dat het Belgische recht wel de ‘infans conceptus regel’ kent waardoor het kind als reeds geboren kan worden beschouwd indien zijn belang dit vordert, is het in België niet mogelijk om een kinderbeschermingsmaatregel uit te spreken over het ongeboren kind. Tevens kan de zwangere vrouw niet gedwongen worden opgenomen ten behoeve van het ongeboren kind.

Op basis van de rechtsvergelijking in dit hoofdstuk kan worden geconcludeerd dat in Nederland, in vergelijking met ons omringende landen, al een vergaande bescherming aan het ongeboren kind wordt geboden. Inspiratie voor een wetswijziging voor een nog betere bescherming kan dan ook niet uit de rechtstelsels van deze landen worden gehaald.

                                                                                                               

6. Conclusie

6.1 De verwaarlozing van de belangen van het ongeboren kind

Meestal zal een zwangere vrouw er alles aan doen om haar kind zo gezond mogelijk op de wereld te zetten. Dit is echter niet altijd het geval. Sommige vrouwen verwaarlozen de belangen van het ongeboren kind tijdens de zwangerschap, bijvoorbeeld doordat zij genotsmiddelen gebruiken of doordat ze een psychische stoornis of een verstandelijke beperking hebben. Hierdoor kan de gezondheid en de ontwikkeling van het ongeboren kind ernstige schade oplopen.

Indien de zwangere vrouw geen vrijwillige hulp accepteert kan de overheid overgaan tot gedwongen hulp. Gedwongen hulp maakt echter een inbreuk op de rechten van de zwangere vrouw. Bij het inzetten van een gedwongen maatregel moet daarom altijd een afweging worden gemaakt tussen de bescherming van het ongeboren kind en de rechten van de zwangere vrouw. Dit onderzoek behandelt de vraag: Welke mogelijkheden biedt het

Nederlandse recht om het ongeboren kind te beschermen indien de zwangere vrouw zijn belangen verwaarloost en is een wetsaanpassing nodig voor een betere bescherming? Zo ja, hoe zou deze wetsaanpassing er dan uit moeten zien zonder dat daarbij de rechten van de zwangere vrouw te veel worden aangetast?