• No results found

lezen hoe zij met de totstandkoming van de Jeugdwet zijn omgegaan. Daar zijn de verschillende standpunten van partijen, moties van Kamerleden en aangenomen Amendementen uiteengezet. Ook hebben we gezien dat media de Jeugdwet vooral als probleem framen en vrij hevig

taalgebruik hanteren. Dit hoofdstuk geeft inzicht in de verbanden die er tussen de politiek en de media aangaande de Jeugdwet te trekken zijn. Er wordt gekeken naar de mediaberichten en de beleidswijzigingen die hebben plaatsgevonden. Daarbij wordt gelet op zaken als: zien we bepaalde frames van de media terug in de parlementaire behandelingen, welke onderwerpen worden zowel in de politiek als in de media behandeld en hoe politici de media gebruiken of dat de media de politiek gebruikt. Er wordt antwoord gegeven op de vraag: Wat is het verband tussen de wijzigingen in de parlementaire behandeling en mediaberichtgeving over de Jeugdwet?

Uiteindelijk is de analyse binnen dit hoofdstuk de laatste schakel om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden.

5.1  Media  en  moties:  Tussen  wal  en  schip  

Allereerst kijken we naar verbanden tussen de aangenomen moties en de mediaberichtgeving binnen de genoemde periode van dit onderzoek, door te kijken naar de inhoudelijke behandeling van de vergaderingen over de Wet en naar de moties in de Tweede Kamer en Eerste Kamer.

In de behandeling van de Jeugdwet zien we dat politici cijfers gebruiken die in media- artikelen aan bod zijn gekomen om hun argumenten te legitimeren. Zo gebruikt Mona Keijzer van het CDA getallen die de Volkskrant heeft gepubliceerd: Vanavond is de tweede termijn van de behandeling van de nieuwe Jeugdwet. Over hoeveel kinderen hebben we het eigenlijk? Vandaag of gisteren stond daar in de Volkskrant een mooi overzicht van: 3.000 kinderen in gesloten jeugdzorg, 100.000 kinderen in provinciale jeugdzorg, 50.000 kinderen in de jeugdbescherming, 17.000 kinderen in de jeugdreclassering, 250.000 kinderen in de jeugd-ggz en 80.000 verstandelijk beperkte kinderen die begeleiding en persoonlijke verzorging krijgen. En dan stond er nog niet eens een getal voor al die kinderen die vanuit de gemeente opvoedings- en opgroeiondersteuning ontvangen. Het gaat dus om heel veel kinderen, met wie het niet goed gaat, terwijl hun ouders vaak, soms met al hun onvermogen, uiteindelijk toch ook het beste willen voor hun kinderen. (Mona Keijzer CDA – Vergadering 15 oktober 2013, dossier 33684). Hier zien we

een voorbeeld van berichten uit de media die worden gebruikt door politici, om het belang van hun argumentatie te versterken, maar het zegt nog niets over de invloed die het heeft op het

beleidsvormingsproces.

Politici gebruiken media ook om hun standpunten te verwoorden: “een jaar uitstel, anders niet” zou Vera Bergkamp (D66) in verschillende dagbladen hebben gezegd. Renske Leijten (SP), gebruikte deze uitspraak in de Vergadering van 15 oktober 2013 (dossier: 33684). Uit de media-artikelen blijkt dat deze

uitspraak op 11 en 12 oktober in De Volkskrant, Het NRC en het Nederlands Dagblad is geplaatst. In de context: ‘Voorstander van de wet D66 vraagt om een jaar uitstel’. Zonder dat de directe quote van Vera Bergkamp is geplaatst, welke ook niet als zodanig in de berichtgeving is terug te vinden. Hiermee lijkt de quote door Renske Leijten deels uit het verband te zijn getrokken. Wel is de uitspraak doorgedrongen tot drie verschillende kranten in drie verschillende artikelen. Hier zien we een goed voorbeeld van een verband tussen de politiek en de media, maar het blijft een boodschap die een politicus heeft verkondigd en door de media is overgenomen. De media worden hier slechts als spreekbuis gebruikt en dit resoneert weer in de politieke arena.

Er is nog een ander punt waarbij we een duidelijke wisselwerking zien tussen politiek en media. Dat is de metaforische manier van framen. Zowel in media-artikelen als

beleidsdocumenten wordt de volgende retoriek veel gebruikt: jongeren/jeugd/kind dreigen ‘tussen wal en schip’ te vallen is alleen al in tien verschillende dagbladartikelen gedurende de hele periode van onderzoek te vinden. Ook zien we dit terug in twee handelingen en maar liefst dertien verschillende kamerstukken tijdens de parlementaire behandeling in de Eerste en Tweede Kamer (Handeling EK, 11 februari, no19; Handeling TK 15 oktober 2013, no 13; Eerste

Kamerstuk, C, D, E, F, G; Tweede Kamerstuk, 3, 9, 10, 19, 45, 90, 92 ). We zien hier opnieuw dat er een circulair verband is in het gebruik van deze metafoor; door politici wordt het in de parlementaire behandeling gebruikt, dit zien we vervolgens terug in de media en daarna wordt het weer versterkt in de politiek enzovoort. Middels deze metafoor wordt de zorg geuit over de Jeugdwet. De media versterken deze metafoor doordat ze deze ook in hun berichtgeving

gebruiken (herhalen), waardoor een breder publiek bereikt wordt en het gebruik van deze retoriek een versterkende werking lijkt te hebben in de parlementaire behandeling van de Jeugdwet omdat we dit veel terug zien in zowel de parlementaire- als mediadocumenten.

Voorafgaand aan de stemming in de Eerste Kamer zegt Sjoerd Beumer woordvoerder van GGZ-Nederland in Trouw (13 februari 2014) dat hij hoopt dat er voor de motie van de PvdA wordt gestemd, waarin het idee is dat er een meldpunt komt waar zorginstellingen en ouders tijdens de transitieperiode terecht kunnen. Ook al heeft staatssecretaris Van Rijn gezegd dat hij een extra meldpunt niet nodig vindt en deze zaak meer iets is voor de kinderombudsman (Trouw, 13 februari 2013). Vervolgens zien we in de stemming dat deze motie van Eerste Kamerlid Beuving (PvdA) wordt aangenomen. Opnieuw worden hier uitspraken in de media gedaan die door de politiek worden overgenomen. Wel is het zo dat deze motie reeds door de PvdA in de Eerste Kamer was geopperd voordat Beumer hierover zijn mening gaf in de Trouw. Hier is zien we slechts een minimaal verband tussen media en beleid. Wanneer we de

aangenomen moties en de mediaberichtgeving proberen te koppelen kunnen we het volgende concluderen: De verbanden tussen de mediaberichtgeving en de moties vallen grotendeels ‘tussen

wal en schip’. We zien vooral een resonerend effect van geluiden die de politiek uit en de media overnemen.

5.2  Media  en  amendementen:  kiezen  of  delen  

Mocht de mediaberichtgeving hebben gezorgd voor beleidswijzigingen, dan zou dat terug te vinden moeten zijn in de verbanden tussen deze berichtgeving en amendementen. Uiteindelijk hebben we binnen dit onderzoek slechts één aantoonbaar verband kunnen vinden tussen deze variabelen.

De christelijke media (Het Nederlands Dagblad en Het Reformatorisch Dagblad) maken zich aanvankelijk vooral zorgen om de keuzevrijheid voor de jeugdzorg. Of eigenlijk het gebrek daaraan binnen de nieuwe Jeugdwet. In vier artikelen voorafgaand aan de stemming over de wet in de Tweede Kamer berichtten zij over keuzevrijheid voor cliënt en ouders. In een opiniestuk van 15 oktober 2013 schrijft het Nederlands Dagblad het volgende: “Staatssecretaris Martin van Rijn heeft de afgelopen week in de beantwoording van de vele Kamervragen over de jeugdzorg het advies van de SGP overgenomen inzake keuzevrijheid van de cliënt/ouders. Dat lijkt winst, maar dat is het niet.”. Vooral die laatste zin is hier belangrijk. Zowel in de parlementaire

behandeling als verdere mediaberichtgeving blijven de christelijke media en partijen het punt ‘keuzevrijheid’ benadrukken. “Het volgende punt waarvoor ik aandacht vraag, heeft betrekking op de keuzevrijheid. Het amendement waarmee ik bepleit dat gemeenten meerdere aanbieders dienen te contracteren, is ontraden. Ook het amendement dat hiermee samenhangt en dat betrekking heeft op artikel 3.2, namelijk het uitzonderen van landelijke instellingen op de regel dat gecertificeerde instellingen geen jeugdhulp mogen bieden, is ontraden. Dat is teleurstellend, maar het einde is nog niet in zicht en wij hopen nog aan dit amendement verder te kunnen werken” (Joel Voordewind CU – Vergadering 15 oktober 2013, dossier 33684). Hiermee volgt Voordewind de opvatting over ‘keuzevrijheid’ in de Parlementaire behandeling wat al enkele dagen in zowel nieuwsartikelen als opiniestukken door de media werd bericht. De aandacht voor de christelijke waarden als opvoeding en behoud van eigen identiteit heeft dus tot aanpassing van beleid geleidt. Wel moet worden aangemerkt dat dit de klassieke waarden zijn die binnen de SGP en CU als speerpunten gezien worden. Daarmee kunnen we stellen dat de christelijke waarden versterkt worden, maar het is niet zo dat deze beleidswijziging geïnitieer.

5.3.  Media  en  Jorritsma  

Tijdens deze periode en ook tijdens de parlementaire behandeling werd retorisch de vergelijking gemaakt met een ‘voetbalclub’. Dat kwam door een uitspraak van Annemarie Jorritsma,

voorzitter van de VNG: “Bij de jeugdzorg worden jongeren niet meer naar de psychiater gestuurd, maar naar de voetbalclub.” Deze uitspraak werd voor het eerst gepubliceerd naar aanleiding van een interview met Jorritsma in een blad van ondernemersorganisatie VNO-NCW.

Vervolgens kwam deze uitspraak terug in zeven verschillende krantenartikelen. Dit voorbeeld geeft de zorgen aan over het demedicaliseren door de gemeenten bij de invoer van de Jeugdwet. In de Eerste Kamer werd vier keer naar deze uitspraak verwezen en daarmee kanttekeningen gezet bij de initiële plannen van de regering om demedicaliseren als uitgangspunt te noemen bij de Jeugdwet (Handeling EK, 11 februari, no19). Hiermee kunnen we een causaal verband trekken tussen de invloed van media op de parlementaire behandeling van de Jeugdwet. Het gebruik van het woord ‘voetbalclub’ bagatelliseert de het uitgangspunt van het Kabinet over demedicalisering van de jeugdzorg. Wat Jorritsma hier zegt leeft ook bij verschillende oppositiepartijen (SP, PVV, GL) die bang zijn dat dit leidt tot zorgverschraling. Uiteindelijk blijkt niet dat deze uitspraak van Jorritsma een beleidswijziging of aanpassing tot gevolg heeft, wel zien we duidelijk dat dit onderwerp is meegenomen in de behandeling van de wet. Dit voorbeeld is daarmee het meest directe en tastbaar dat tijdens deze analyse naar boven is gekomen. Kanttekening hierbij is dat Annemarie Jorritsma als actor de belangrijkste aanjager is van deze uitspraak met de

onderliggende connotatie van het verzwakken van een van de belangrijkste speerpunten van dit beleid. Als doorgewinterd politica, weet zij als geen ander dit toneel te bespelen en dus is het hier maar de vraag of de media de touwtjes in handen hebben of dat het toch door de politiek

geïnitieerd is. Dus hoewel een causaal verband, kunnen er toch twijfels worden getrokken bij het bewust initiëren van beleidsveranderingen van de media door de overheid. Wel is het

versterkende effect wat de media kunnen hebben op de boodschap aanwezig (Altheide and Snow, 1979; Vasterman 2003).

5.4  Conclusie  

Wat is het verband tussen de wijzigingen in de parlementaire behandeling en mediaberichtgeving over de Jeugdwet? Uiteindelijk zien we dat media verschillende rollen hebben gespeeld in het parlementaire proces, maar zeer minimaal. De problematiek van de Jeugdwet framen ze vooral in problemen en we zien weinig oplossingsgerichte frames. De probleem frames van de media worden voor het grootste gedeelte niet door de politici gebruikt als ‘diagnostisc frame’6,

misschien was deze mediahype daarvoor niet sterk genoeg en had de medialogica onvoldoende impact om het besluitvormingsproces rondom de Jeugdwet te kunnen beïnvloeden. Enkel, de uitspraak van Jorritsma is meegenomen in het politieke debat waardoor er wel sprake is van een causaal verband zien tussen media en politiek. Tevens zien we dat de framingsprocessen van de media een versterkend effect in de beeldvorming over de Jeugdwet hebben. Alleen de christelijke media weten op het onderwerp ‘keuzevrijheid’ zo te benadrukken dat de christelijke partijen dit                                                                                                                

punt een beleidsaanpassing weten te bewerkstelligen. Maar, het is geen causaal verband waaruit de berichtgeving van de media heeft geleid tot deze wijziging, omdat deze ‘keuzevrijheid’ al een beleidspunt was wat binnen de partijen leefde. Dus, op basis van de analyse binnen dit onderzoek vinden we een direct verband tussen media en politiek in de uitspraak van Jorritsma, maar er is geen causaal verband te vinden die heeft geleid tot wijzigingen van de wet in de parlementaire behandeling en de mediaberichtgeving over de Jeugdwet.