• No results found

3.   Parlementaire behandeling Jeugdwet 29

3.2   Moties en amendementen 32

Na de eerste Nota van Wijzigingen zijn er tussen 1 oktober en 16 oktober 2013 nog twee verschenen. Wanneer we deze nota’s binnen dossiernummer 33648 doornemen, zien we dat er zes moties en negentien amendementen zijn aangenomen. Moties zijn uitspraken van Eerste of Tweede Kamerleden die vaak gebruikt wordt als actiepunt voor een minister of als conclusie van een debat, bijvoorbeeld focus op een meer beleidsmatige aanpak voor een onderwerp of het innemen van een bepaald standpunt rondom een wetsontwerp. Het kabinet heeft overigens de mogelijkheid om een aangenomen motie naast zich neer te leggen, maar dit kan de verhouding tussen Kamer en regering verstoren. Een Amendement geeft de mogelijkheid om wijzigingen of verbeteringen aan te brengen in een wetsvoorstel. Alleen de Tweede Kamerleden hebben Recht van Amendement (website parlement.com, recht van amendement). In het volgende overzichten staan deze genoemd.

Tabel  3.  1  

Moties ingediend TK Moties aangenomen TK

•   Lid Keijzer (CDA) Nieuwe raming voor verdeling budgetten tussen gemeenten in 2015 (no. 88)

•   Lid Keijzer (CDA) De komende drie jaar monitoren kinderen die tussen wal en schip dreigen te raken i.v.m. afbakeningsproblemen van dit transformatie- en transitieproces. (no.90)

•   Lid Ypma (PvdA) Maken goede afspraken (over inkoop jeugd-ggz) tussen gemeenten en zorgverzekeraars te stimuleren voor tenminste de overgangsperiode van drie jaar. (no. 98)

•   Lid Bergkamp (D66) Vraagt om expliciete aandacht voor zorgvuldige overheveling van taken en verantwoordelijkheden van de jeugd-ggz in de regionale transitiearrangementen. (no. 101)

•   Lid Bergkamp (D66) Bij evaluatie van de Jeugdwet nadrukkelijk kijken naar de positionering van jeugd-ggz en bezien of de financiële- en

beleidsvrijheid van specialistische en generalistische zorg voor gemeenten wenselijk is. (no. 102 à 114 à 115)

•   Lid Bergkamp (D66) Transparantie voor ouders en de jeugd bij gebruik pgb onder de Jeugdwet. (no. 103)

In deze aangenomen moties zien we voornamelijk dat er aandacht wordt gevraagd voor het verdelen van budgetten tussen de gemeenten, het monitoren van kinderen die verloren dreigen te raken in het nieuwe systeem, maken van goede afspraken bij het inkoopproces van zorg, extra aandacht voor de jeugd-ggz, de beleidsvrijheid ten aanzien van de jeugd-ggz en meer duidelijkheid voor cliënten die onder het nieuwe stelsel het pgb gebruiken. Met deze moties wordt door het CDA, PvdA en D66 extra richting gegeven aan het parlementaire proces rondom de Jeugdwet. Wanneer de aangenomen moties worden afgezet tegen de focuspunten van de verschillende fracties zien we een direct verband bij D66 met de motie 115 over beleidsvrijheid direct overeenkomt met de hoofdpunten vanuit de fractie. D66 vraagt zich af of deze beleidsvrijheid, een speerpunt van de VVD, wel wenselijk is voor gemeenten en wil hier tijdens de evaluatie extra aandacht voor. Ook de motie 90 van het CDA sluit aan op de vragen die de eigen fractie heeft met betrekking op verduidelijking van de afbakening van de doelgroepen die vallen onder de Jeugdwet. Het gebruik van de metafoor ‘wal en schip’ geeft aan dat jongeren zoek kunnen raken bij de jeugdzorg in het nieuwe systeem. Wanneer politici deze zorgen uitdragen in de parlementaire behandeling maken ze veel gebruik van deze metafoor. De overige moties die aangenomen zijn sluiten meer indirect aan bij diverse standpunten van partijen.

Naast de actiepunten uit de moties en de aandacht voor bepaalde onderwerpen zijn er ook negentien amendementen aangenomen die de wet daadwerkelijk hebben veranderd. De partij die veruit het meeste is betrokken bij de aangenomen amendementen is de PvdA. In figuur 3.2 zien we precies voor iedere partij hoeveel ze betrokken zijn bij wijzigingen van de wet.

Figuur  3.  2  

Grote afwezige is de PVV die geheel buitenspel lijkt te staan bij de parlementaire behandeling van de Jeugdwet.

De meeste amendementen zijn redelijk technisch van aard en gaan om een betere formulering of verduidelijking van bepaalde onderwerpen. Het amendement 56 (tabel 3.2) van CU en SGP, over de plicht voor colleges om jeugdhulp toe te spitsen op de achtergrond van het kind, is het meest opvallend. Deze sluit niet alleen aan bij motie 86, maar ook bij de hoofdpunten die de fractie van de SGP en CU belangrijk vinden bij de Jeugdwet. Het gaat hier om de keuzevrijheid die jeugdzorgbehoevenden hebben in de nieuwe wet. De beide partijen maken zich hard voor passende zorg die aansluit bij de achtergrond van het kind – de identiteitsgebonden instellingen. Dit zien we terug in de hele behandeling van de wet en heeft dus ook tot aanpassing geleidt. Eigen kracht is een belangrijk onderwerp binnen de wet. Het sluit aan bij het eerste uitgangspunt van het Kabinet bij de wet en wordt dieper verankerd door een familiegroepsplan als behandelmethode – in dit plan kunnen ouders/verzorgers zelf aangeven hoe ze de opvoedsituatie willen verbeteren. Dit zien wet terug in amendement nummer 83 waar de burger meer gestimuleerd wordt om de regie (zorgverlening) in eigen hand te houden. Andere partijen zoals GroenLinks en D66 zijn wel sceptisch over deze aanpak omdat ze twijfels hebben in hoeverre mensen instaat zijn de zorg zelf te regelen. Een andere wijziging heeft te maken met de versteviging van de bevoegdheden van de professional ten opzichten van de gemeente. We zien dit terug in Amendement nummer 28 en 112. Aanvankelijk had het college van B&W meer zeggenschap over welk type zorg aangeboden zou worden aan de cliënt, maar de PvdA, CDA, GL en SP hebben deze verantwoordelijkheid en macht van gemeenten iets weten in te perken. Ook zijn er nog wat kleine wijzigingen rondom verheldering

3" 8" 4" 4" 3" 2" 3" 2" 0" 0" 1" 2" 3" 4" 5" 6" 7" 8" 9"

VVD" PvdA" SGP" CDA" D66" CU" GL" SP" PVV"

Betrokken(bij(Amendement(

budgetverdeling (no. 100) en pgb (no.112) binnen de Jeugdwet. De overige wijzigingen hebben te maken met procedures voor inhuisplaatsing cliënt, focus op efficiënte zorg en het ontwikkelen van een kwaliteitskader voor borging en monitoring van de jeugdzorg.

Tabel  3.  2  

Indieners Amendementen

Aangenomen Amendementen Soort Amendement

(thema) Leden Van der Burg

(VVD) en Ypma (PvdA)

Artikel 8.1.6 vervalt. - Regelgeving m.b.t. afspraken tussen gemeenten en zorgaanbieders overbodig. (no. 22)

Technisch

Lid Van der Staaij (SGP)

Wijziging artikel 1.1. - Regelt dat bij preventie en ondersteuning van ouders de achtergrond van adoptie specifieke aandacht krijgt (no. 23)

Technisch

Lid Keijzer (CDA) Toevoeging artikel 2.5 & 2.6. - College- verantwoordelijkheid wordt ingeperkt m.b.t. professionele standaard (van zorgverleners) (no. 28)

Rol professional

Lid Bergkamp (D66) Wijziging artikel 12.2. - Evaluatie van de Jeugdwet wordt na 3 jaar i.p.v. vijf jaar i.v.m. complexiteit van de wet. (no. 30)

Technisch

Leden Van der Burg (VVD) en Ypma (PvdA)

Invoeging artikel 3.2a. – Waarheidsvinding krijgt wettelijke grondslag, kinderrechter kan de zaak zoveel mogelijk baseren op feiten. (no. 32)

Technisch

Leden Van der Burg (VVD) en Ypma (PvdA)

Invoeging artikel 2.2 lid 2, onderdeel c – Hoe gemeenten resultaten wil behalen, de zogenoemde outcomecriteria door te sturen op effectiviteit van hulp i.c.m. de prijs hiervan. (no. 46)

Efficiency

Lid Ypma (PvdA) Wijziging artikel 6.1.12. lid 4 – (spoed)machtiging voor college komt te vervallen, om continuïteit van zorg te waarborgen. Immers het college verleent niet

Bevoegdheden veranderen

zelf de zorg en daarom moet de beslissing aan de kinderrechter gebonden blijven. (no. 49) Leden Bisschop

(SGP) en Voordewind (CU)

Toevoeging artikel 2.4. en invoeging na artikel 2.4a. – Identiteitsgebonden inslag. Plicht voor college m.b.t. passende jeugdhulp toegespitst op achtergrond kind. (no. 56)

Identiteitsgebonden instellingen

Leden Ypma (PvdA) en Bergkamp (D66)

Toevoeging artikel 4.1.4. – Ontwikkeling nieuw kwaliteitskader vanuit het brede sociale domein. (no. 58)

Kwaliteit

Lid Keijzer (CDA) Er vervallen enkele artikelen – delegatiegrondslagen vervallen om regeldruk te verminderen. (no. 63)

Technisch

Lid Keijzer (CDA) Artikel 9.3, lid 7 vervalt laatste volzin – nadere regels voor tuchtrecht zijn overbodig, aangezien deze al voldoende gedekt zijn. (no. 69)

Technisch

Lid Ypma (PvdA) Toevoeging lid 6, artikel 2.3. & invoeging artikel 3.4. lid 1a - Voorkeur bij uithuisplaatsing een inhuisplaatsing in gezinsomgeving i.p.v. instelling tenzij niet in belang van jeugdige. (no. 80)

Procedure

Leden Voordewind (CU) & Ypma (PvdA)

Diverse artikelen gewijzigd en ingevoegd – meer regie (Eigen Kracht conferentie) bij burger door toevoeging familiegroepsplan als hulpverleningsplan (no. 83)

Versterken Eigen Kracht (familiegroepplan)

Lid Bisschop (SGP) Invoeging artikel 12.5a – Maatregel van opgroeiondersteuning is komen te vervallen

aansluitend op kinderbeschermingsmaatregelen. (no. 99) Technisch Leden Bisschop (SGP) en Voortman (GL)

Wijziging artikel 8.1.1. lid 5 – Zorgt voor verheldering van wettekst voor budgetten en eigen bijdrage ouders aan college. (no. 100)

Budget

Lid Keijzer (CDA) Artikel 4.1.4. lid 3 vervalt – overbodig artikel i.v.m. elders voldoende waarborging

opgenomen waarbij kwaliteitseisen worden omschreven. (no. 106)

Leden Ypma (PvdA) en Leijten (SP)

Invoeging artikel 2.9a&b –

Kwaliteitswaarborging door

kwaliteitscriterium als zodanig uit te breiden in de Jeugdwet. (no. 107)

Kwaliteit

Leden Bergkamp (D66) en Voortman (GL)

Kleine wijziging artikel 8.1.1, lid 3. – onnodige en overbodige inperking van het PGB is overbodig. (no. 109)

Budget

Leden Voortman (GL), Leijten (SP) en Kooiman (SP)

Artikel 2.10 uitbreiding – Zorgt voor versteviging van de positie van mensen werkzaam bij jeugdzorgaanbieders en het verbeteren van de continuïteit voor cliënten in de jeugdzorg. (no 112)

Rol professional

Naast alle aangenomen moties en amendementen die tot wijzigingen in de wet hebben geleid zijn er nog enkele belangrijke onderwerpen die zijn aangepakt binnen de parlementaire behandeling. Deze komen naar voren gekomen in de hoofdpunten uit de eerste (33648: 11), tweede (33648: 76) en derde nota (33648: 108) van wijzigingen.

In de eerste nota van wijzigingen hebben de hoofdonderwerpen te maken met het gedwongen opnemen in een gesloten jeugdhulpomgeving (plaatsing in een gesloten instelling), het schrappen van artikelen waar gemeenten geen budget zouden verlenen aan individuele voorzieningen van jeugdhulp, tenzij cliënten door middel van het pgb hierin zelf kunnen voorzien. Een ander belangrijk punt in deze eerste nota van wijziging zien we in de noodzaak van gegevensoverdracht voor gemeenten om de zorgverlening te kunnen bepalen. De hoofdthema’s hebben dus te maken met gedwongen opnamen, budgetverdeling en overdracht van gegevens.

De tweede nota van wijzigingen is meer technisch van aard en gaat om de verduidelijking van de rol die de woonplaats heeft bij het aanvragen van jeugdhulp, vervangen van het begrip ‘netwerkpleegouder’ in jeugdigen, ouders of pleegouders en het schrappen van een artikel over de Wet gemeenschappelijke regelingen die gemeenten bepaalde mogelijkheden tot samenwerken. In de derde nota van wijzigingen ging het om de afstemming van de Jeugdwet met de Zorgverzekeringswet als verplichting voor gemeenten en zorgverzekeraars, een technische bepaling over het volgen van een voorhangsprocedure (uitwerking van de wet via Algemene

Maatregelen van Bestuur) en een verduidelijking voor bevoegdheden van ambtenaren die zonder toestemming van de bewoner een woning binnen willen.

Kortom, we zien dus dat de nota’s van wijzigingen vooral technisch van aard zijn en sommige procedures verduidelijken. Enkel amendement 56 over de identiteitgebonden instellingen is een echte aanvulling op het wetsvoorstel. Daarnaast zien we in de eerste nota van wijzigingen grotere thema’s die te maken hebben met budgetverdeling en het delen van gegevens, waarbij er zorgen bij partijen als GroenLinks bestaan over de waarborging van privacy.

Om de gehele parlementaire behandeling te analyseren zijn ook de moties die in de Eerste Kamer zijn ingediend meegenomen. Hoewel bewindslieden niet verplicht zijn om de aangenomen moties in de Eerste Kamer uit te voeren, kan het wel een rol spelen in eventuele invloed die media hebben. Immers, is er mogelijk een verband te vinden tussen de ingediende moties en de voorafgaande media-aandacht over dit onderwerp. Hieronder is een schema gemaakt met aangenomen moties in de Eerste Kamer.

Tabel  3.  3  

Moties ingediend EK Moties aangenomen EK

Lid Beuving (PvdA) 33684, M - deze motie wordt de regering verzocht de Kamer jaarlijks bij de begroting te informeren over de kwaliteit en toegankelijkheid van het jeugdhulpsysteem in relatie tot de financiële randvoorwaarden voor de gemeenten.

Lid Beuving (PvdA) 33684, N – Regering wordt verzocht een meldpunt in te richten waar ouders, professionals en gemeenten terecht kunnen met vragen, signalen en suggesties die direct met het overhevelen van de verantwoordelijkheid voor de geestelijke gezondheidszorg voor de jeugd aan gemeenten te maken hebben, en de Kamer daarover jaarlijks te informeren.

Kuiper (CU) 33684, P - In deze motie wordt de regering verzocht een regeling te treffen voor Landelijk Werkende Instellingen (LWI's) om de beschikbaarheid van deze zorg voor de toekomst en een zachte landing in het nieuwe bestel te waarborgen.

Van deze drie moties zijn er twee door de PvdA ingediend en aangenomen en een door de CU. Motie M betreft een verzoek aan de regering om de Kamer jaarlijks te informeren over

wisselwerking tussen de kwaliteit van de jeugdhulp en het beschikbare budget en sluit aan bij eerdere amendementen van de PvdA, SP, CDA, D66 (58,106,107) waarbij er wordt gehamerd op kwaliteits-waarborging en criteria. De tweede motie die is aangenomen (N) richt zich op het inrichten van een meldpunt voor vragen, signalen en suggesties met name voor de jeugd-ggz met opnieuw de vraag of de Regering de Kamer daarover jaarlijks wil informeren. Deze motie geeft een suggestie die we nog niet eerder hebben gezien, al sluit deze wel aan op de vragen die er zijn gesteld in de Tweede Kamer door PvdA (nummer 98) en D66 (nummer 101, 115) over de waarborging en omgang met de jeugd-ggz. De derde motie (P) uit de Eerste Kamer van CU, sluit opnieuw aan bij de eerdere moties en amendementen van de SGP en CU voor de plek die identiteitsgebonden instellingen binnen de nieuwe Jeugdwet moet hebben, nu wordt de focus gelegd op instellingen die landelijk opereren.

Naast de parlementaire behandeling binnen het dossier van de Jeugdwet (33684) is er nog gekeken naar een ander dossiernummer (33983). Want de veranderingen die de Jeugdwet teweeg brengt zorgen ook voor de noodzaak dat enkele wetten worden aangepast, omdat de wet op de jeugdzorg vervalt. De invoeringswet Jeugdwet regelt deze veranderingen in dossier 33983 en zorgt ervoor dat de wet juridisch en wetstechnisch wordt ingebed tussen andere wetten. Deze invoeringswet is op 14 juli aan de Kamer gepresenteerd en is dus vooral technisch van aard. We zien in de documenten dat er geen enkel amendement is ingediend en zijn er slechts vier moties geweest, waarvan slechts een is aangenomen. Omdat het er slechts één betreft is hier niet een aparte tabel voor gemaakt. Het gaat om motie 12 van de leden Bergkamp (D66) en Keijzer (CDA) met betrekking tot het inkoopproces van zorg in regio’s die op 8 oktober 2014 nog onvoldoende zekerheid bieden dat de subsidies voor 1 november 2014 zijn vastgesteld. Het vraagt de regering om transparantie betreffende welke regio’s dat zijn. De overige wijzigingen binnen dit dossier zijn vooral technisch van aard en zijn daarmee irrelevant voor de inhoudelijke wijzigingen die zijn gedaan.