• No results found

4.   Mediaberichtgeving 41

4.4.   Periode tot januari 2015 53

Nadat de Jeugdwet door de Eerste Kamer was aangenomen, nam de berichtgeving drastisch af. Dit zien we ook terug in de grafieken gepresenteerd in hoofdstuk drie. De tijd begon te dringen waardoor we een inmiddels oude bekende (het tijdsframe) terugzagen in de berichtgeving over de Jeugdwet. Ook de bezorgdheid over de gelijkheid voor de kwaliteit van zorg (Kwaliteitsframe) voor ieder kind ongeacht waar hij of zij woont, waren nog niet weggenomen:

“Niet voor niets vreest kinderombudsman Marc Dullaert dat het ene kind betere zorg zal krijgen dan het andere. En dat vooral jongeren met de ernstigste problemen, tussen wal en schip zullen vallen en niet meer de zorg krijgen die ze zo hard nodig hebben.” (Reformatorisch Dagblad, 20 februari 2014)

Naast het uiten van de bezorgdheid voor jongeren met ernstige problemen zien we hier opnieuw de metafoor ‘tussen wal en schip’ gebruikt worden, net als tijdens de parlementaire behandeling. Dit verband wordt in hoofdstuk 6 verder uiteengezet.

Aan het einde van februari en de gehele maand maart, zijn relatief gezien nog wel veel artikelen geschreven waar vooral de rol van de gemeenten in de nieuwe Jeugdwet aan bod komt. Dat is allemaal geschreven in het licht van de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart 2014. Voornamelijk gaat het in die berichten om de zorg of de gemeenten en dan met name de kleine gemeenten die verantwoordelijkheden wel aankunnen. De Volkskrant zet daarbij zes verschillende probleem frames uiteen:

“Kleine gemeenten moeten samenwerken om de nieuwe taken uit te voeren. Deze samenwerkingsverbanden zijn niet overal op orde. De democratische controle is bovendien gebrekkig, omdat de afzonderlijke gemeenteraden geen zicht hebben op de besluitvorming.”

“De ene gemeente is rijker dan de andere, en bovendien maken de stadsbesturen verschillende keuzes. Het is mogelijk dat een hulpbehoevende in de ene gemeente wel en in de andere niet wordt geholpen – ongelijkheid.”

“In de Thuiszorg zullen tienduizenden ontslagen vallen. Ook in andere zorgsectoren verliezen veel mensen hun baan door de bezuinigingen.”

“Gemeenten kunnen niet iedereen helpen met minder geld. Gehandicapten kunnen hun dagbesteding verliezen, van sommige ouderen wordt het huis niet of minder vaak schoongemaakt en een voor een deel van de werkzoekenden is geen geld meer om hen naar werk te begeleiden.”

“Arme gemeenten, veelal aan de randen van Nederland, Groningen en Limburg, dreigen in financiële problemen te komen. Ze hebben relatief veel inwoners in de sociale werkvoorziening, waarvoor ze geen extra geld meer krijgen. Ook vergrijsde gemeenten vrezen tekorten.”

“Gemeenten verkeren nog in onzekerheid over de budgetten die ze krijgen. Veel gemeenten hebben de beslissingen over de bezuinigingen doorgeschoven tot na de gemeenteraadsverkiezingen. De voorbereidingstijd is dan te krap.” (de Volkskrant, 1 maart 2014)

Dit voorbeeld is illustratief voor de berichtgeving gedurende deze maand. Dik gedrukt zien we de kritieken die we eerder tegenkwamen. We zien hier de terugkeer van het transitieframe, kwaliteitsframe, toekomstframe, kostenframe en het tijdsframe. Doordat er binnen de beleidsplannen een grote rol is weggelegd voor de gemeenten en de verkiezingen deze maand plaatsvonden, blijft de media nog aandacht besteden aan de Jeugdwet. Nu het beleid door beide kamers is goedgekeurd is er nog veel werk aan de winkel vinden veel critici en experts:

“Bij het bieden van ondersteuning ziet Geluk een belangrijke taak weggelegd voor een speciale overgangscommissie, de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ). Voor het CDA in de Eerste Kamer was de komst van deze autoriteit een voorwaarde om met de Jeugdwet te kunnen instemmen. Geluk stelt nu nadrukkelijk dat de TAJ alle gemeenten en samenwerkingsverbanden van gemeenten actief op sleeptouw moet nemen. Concreet houdt dat in dat de commissie goed moet inventariseren hoever gemeenten en de 44 samenwerkingsverbanden van gemeenten nu met de voorbereidingen gevorderd zijn.” (Reformatorisch Dagblad, 4 maart 2014)

De Eerste Kamer heeft Leonard Geluk als voorzitter aangesteld voor de TAJ, om het proces te monitoren en te zorgen dat een eventuele bottleneck tijdig wordt gevonden. Al snel blijkt dat er groot alarm wordt geslagen rondom de Jeugdwet omdat er vertraging dreigt op te treden.

“Tien maanden voor de deadline zijn er nog nauwelijks afspraken gemaakt over het voortzetten van de behandelingen. De Transitiecommissie Stelselherziening Jeugdzorg onder leiding van Leonard Geluk is voor de derde keer in een half jaar tijd snoeihard in zijn kritiek op iedereen in de jeugdhulp. Tijd is meer dan ooit een bepalende factor.” (De Telegraaf, 4 maart 2014)

Opnieuw zien we hier dat de dreiging van onvoldoende tijd voor de invoering van de Jeugdwet een belangrijk, zo niet het belangrijkste thema is in de afwikkeling van het beleid nadat het is aangenomen door de Eerste Kamer. Dit is enigszins logisch aangezien bijna de enige mogelijkheid is om het wetgevingstraject te kunnen beïnvloeden uitstel is. Deze problematiek voert daarmee de boventoon in de berichtgeving. Een ander voorbeeld illustreert zowel de positieve als negatieve gevolgen van de overheveling van de jeugdzorg naar gemeenten. Op de dag van de gemeenteraadsverkiezingen publiceerde het Financiële Dagblad een interessante discussie tussen een ambtenaar en hoogleraar over de Jeugdwet:

“Tal van belangenorganisaties hebben de afgelopen maanden alarm geslagen. Volgens vakbond Abvakabo FNV worden honderdduizenden zorgafhankelijke burgers aan hun lot overgelaten. Het Landelijk Platform GGz sprak van een zwarte dag voor 200.000 ouders van kinderen met een psychische aandoening toen de Eerste Kamer onlangs de nieuwe jeugdwet aannam. Evelien Tonkens, hoogleraar aan de UvA en lange tijd toezichthouder bij GGz Centraal waarschuwde dat de buurman straks komt helpen bij het douchen. Wethouder zorg, welzijn en jeugd, Lenie Scholten uit Eindhoven windt zich er zichtbaar over op. `Dat zijn spookverhalen. Echt onzin.' Wat volgens Scholten wel moet gebeuren, is dat er een einde komt aan het circus van hulpverleners waarmee sommige gezinnen te maken krijgen. `Neem het gezin Jansen', zegt ze. Ze kampen met schulden, dus komt er iemand van de schuldhulpverlening. Van de stress raakt vader Jansen aan de drank, dus komt iemand van de verslavingszorg langs. Het drankprobleem van vader doet de relatie met moeder geen goed, daarvoor wordt algemeen maatschappelijk werk ingeschakeld. Een hulpverlener van Bureau Jeugdzorg geeft vervolgens opvoedingsondersteuning. Met een beetje pech spijbelt een van de kinderen en komt er ook nog een leerplichtambtenaar langs. Het is geen uitzondering. Van de 118.000 gezinnen in Eindhoven komen bij 17% meerdere hulpverleners over de vloer.” (Financieel Dagblad, 19 maart 2014)

Deze discussie geeft goed weer hoe de berichtgeving over de Jeugdwet de volgende maanden zal gaan. Er blijven zowel positieve als negatieve geluiden te horen. In de negatieve berichtgeving zien we veel berichten waar schrijnende gevallen worden uitgelicht, waardoor het publiek zich daarmee kan personificeren. Maar, de andere kant van de medaille wordt ook uitgelicht, want er zijn ook enkele positieve verhalen te lezen.

Naast de aanhoudende kritiek op de Jeugdwet maakt de Volkskrant zich in een opiniestuk zorgen over een ander thema. Namelijk, de rol van de pers als controleorgaan van de lokale politiek.

“Juist nu is het belang van een sterke regionale journalistiek groter dan ooit. Het regeerakkoord bevat drie grote decentralisaties die in de loop van 2014 en 2015 worden ingevoerd: de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Participatiewet. (…) Na de gemeenteraadsverkiezingen is de aandacht voor de gemeentepolitiek in no time verdwenen. Met Samsom en de andere politici trekken ook de media zich weer terug op het Binnenhof. Met een regionale journalistiek die onder druk staat, is de vraag wie de machtiger wordende

lokale overheden dan gaat controleren. Die controle is meer dan ooit nodig.” (de Volkskrant, 6 maart 2014)

De Volkskrant hamert hier op het belang van controle door de pers op de lokale politiek. Het zou kunnen dat het beïnvloeden een parlementair proces vooral vanuit een controlepositie zou moeten plaatsvinden. Daarnaast merken ze terecht op dat de aandacht voor de gemeente politiek en daarmee de Jeugdwet na de verkiezingen af zal nemen. Wat we ook terugzien in de statistische gegevens. Ook zien we in het opiniestuk van de Volkskrant dat er naar de andere decentralisaties wordt gewezen. Deze trend is vinden we terug in de berichtgeving van andere kranten na maart gepubliceerd worden. De Jeugdwet wordt dan in veel stukken vooral aangehaald als onderdeel van de drie decentralisaties in plaats van dat sub-onderwerpen binnen de Jeugdwet centraal staan in de artikelen. De maanden tot aan januari geven dan ook geen noemenswaardige inzichten die zich bezighouden met het parlementaire proces van de Jeugdwet.