• No results found

2.2 Methode van onderzoek: deelonderzoeken, dataverzameling en –analyse

2.2.2 Verantwoording van de keuze van onderzoekslocaties en

Om het effect van verschillende interventiemodaliteiten in kaart te brengen, is onderzoek verricht bij de korpsen Rotterdam-Rijnmond en Haaglanden. Naast de verschillen in interventies, zoals beschreven in hoofdstuk 1, vertonen deze twee korpsen in een drietal cruciale opzichten sterke overeenkomsten zodat de invloeden van achterliggende factoren op de verschillen in aanpak redelijk constant kan worden gehouden. 1. Het betreft korpsen die in een qua omvang vergelijkbare grote stad opereren, met een in sociaal en demografisch opzicht redelijk goed vergelijkbaar bevolkingsprofiel. Hierdoor wordt een matching in de steekproefsamenstelling aannemelijk. 2. Beide korpsen kennen een vergelijkbare problematiek qua omvang en aard op het gebied van huiselijk geweld en belaging. 3. Genoemde korpsen hebben beiden al jaren lang een actief beleid op het gebied van huiselijk geweld dat wordt ondersteund door de korpsleiding, en dat ook actief wordt ontwikkeld en aangestuurd.

Om de vragen met betrekking tot de effectiviteit en het succes van de interventie vanuit politie-optiek te beantwoorden, zijn in elk korps 25 dossiers geselecteerd. In Rotterdam-Rijnmond zijn de 25 dossiers geselecteerd uit de ruim 30 AWARE-aansluitingen die ten tijde van de dataverzameling werkzaam waren (najaar 2007)51. In totaal zijn 13 vrouwen die allen langer dan een jaar bleken te zijn aangesloten op AWARE geselecteerd voor het dossieronderzoek omdat in die gevallen het langst ervaring met de interventie is opgebouwd. Uit de overige 17 AWARE-vrouwen die op het moment van onderzoek korter dan een jaar op AWARE bleken te zijn

aangesloten, zijn er willekeurig 12 geselecteerd. Van alle 25 geselecteerde vrouwen zijn de namen ingevoerd in het bedrijfsprocessensysteem X-POL. Voor elk van hen is een dossier samengesteld van alle voor de periode 2001 – 2007 gevonden mutaties (meldingen, incidenten et cetera) die betrekking hebben op de belagingsproblematiek van de betrokkene.

De selectie van de dossiers in Haaglanden gebeurde handmatig en was daarom zeer arbeidsintensief. Alle registraties zijn doorgenomen die in de periode november 2006 – november 2007 in het bedrijfsprocessensysteem Genesys zijn gemuteerd onder de codes “stalking – ex” en “stalking – geweld binnenshuis”. Dit betrof in totaal 81 mutaties. Op naam van het slachtoffer is in Genesys vervolgens gezocht naar overige mutaties. Zoals in Bijlage 3 verder wordt toegelicht, kunnen deze mutaties niet beschouwd worden als een totaaloverzicht van alle voor die periode bij de politie bekende belagingszaken waarbij de ex-partner de pleger is. Belagingsincidenten worden door agenten onder veel andere codes geregistreerd en zijn daardoor niet allemaal te traceren. In dit opzicht is er nog geen waterdichte systematiek in de registraties door politie.

Omdat in het onderzoek de vergelijking van het AWARE-systeem met de

Haaglandse 112+ aanpak centraal staat, zijn met het oog op de steekproef-matching

51 Medio 2008 is in Rotterdam-Rijnmond het maximaal aantal beschikbare AWARE systemen ten gevolge van de aanhoudend grote vraag uitgebreid tot ruim 80.

ook in Haaglanden gericht belagingszaken geselecteerd met een hoog risico op

ernstige victimisering. De volgende selectiecriteria zijn gehanteerd met betrekking tot de aard van de problematiek: er diende sprake te zijn van een beëindigde relatie, er was herhaald fysiek geweld gemeld tegen de vrouw en/of haar kinderen of herhaalde bedreigingen (met geweld) geuit door de ex-partner; en de vrouw heeft tenminste één keer het alarmnummer 112 gebeld wegens de belaging. In Tabel 1 is het resultaat van de steekproef van dossiers weergegeven.

Voor een goed begrip van de steekproefsamenstelling en keuzes die daarin zijn gemaakt is het van belang de volgende onderzoeksgrootheden te onderscheiden:

Dossier: verzameling van alle voor de periode 2001 – 2007 gevonden mutaties die betrekking hebben op de belagingsproblematiek van één slachtoffer.

Mutatie: beschrijving van de belagingsproblematiek waar de politie op enigerlei wijze bij betrokken is geweest (via slachtoffer, dader en/of overige betrokkenen). Mutatie kan betrekking hebben op een melding, een incident, aangifte, en/of telefonisch contact. Elke mutatie heeft een uniek nummer in Genesys/X-POL.

Incident: mutatie die betrekking heeft op een alarmering (via 112 of AWARE) door het slachtoffer.

Match: (belagings-)incident waarvoor ook data over de aanrijdtijd beschikbaar is (van surveillanceauto) tussen moment van alarmering en moment van aankomst op het adres van het slachtoffer.

Tabel 1: Kenmerken steekproefsamenstelling dossieronderzoek

Locatie aantal

dossiers aantal mutaties aantal incidenten Aantal beschikbare aanrijdtijden52 Rotterdam-Rijnmond 25 792 Range: 3-64 Gem. 32 per dossier 136 Gem. 5,4 per dossier 96 Haaglanden 25 401 Range: 2-53 Gem. 8 per dossier 95 Gem. 3,8 per dossier 73 Totaal 50 1193 Gem. 24 mutaties per dossier 231 Gem. 4,6 aangiften per dossier 169

Met betrekking tot de steekproefsamenstelling is een tweetal kanttekeningen op zijn plaats over respectievelijk de vergelijkbaarheid in ernst van de aangetroffen zaken in beide onderzoekslocaties en over ontbrekende gegevens met betrekking tot de aanrijdtijden.

Uit Tabel 1 blijkt dat de belagingsdossiers in Rotterdam-Rijnmond van de op AWARE aangesloten vrouwen gemiddeld genomen vier keer zoveel mutaties bevatten dan de belagingsdossiers in Haaglanden. Dit zet ook door in een verhoogd aantal incidenten in Rotterdam-Rijnmond. Op het eerste gezicht lijkt dit een aanwijzing dat, ondanks dat gericht is gezocht naar vergelijkbare ernstige zaken bij het korps Haaglanden, de AWARE zaken in Rotterdam-Rijnmond gemiddeld genomen veel ernstiger zijn. Bij nadere beschouwing blijkt dit verschil voor een groot deel te worden veroorzaakt door een klein aantal (6) dossiers met extreem hoge aantallen mutaties (meer dan 30) in Rotterdam-Rijnmond, gecombineerd met de langere duur van belaging. In Haaglanden zitten slechts twee van dit soort uitschieters erbij (zie ook Tabel 4). De vraag is dus in hoeverre dit een aanwijzing is voor een systematisch verschil in ernst tussen beide locaties. We komen hierop terug bij de presentatie van de resultaten. Van de 50 geselecteerde belagingsdossiers uit Rotterdam-Rijnmond en Haaglanden zijn alle meldingen over alarmeringen via AWARE of 112 in de periode 2001 tot en met 2007 opgezocht (zie Tabel 1). In de 25 dossiers in Rotterdam-Rijnmond zijn 136 mutaties aangetroffen die naar een noodsituatie leken te verwijzen en in de 25 Haaglandse belagingsdossiers 95 mutaties. Aan de gegevensbeheerders van de meldkamers Rotterdam-Rijnmond en Haaglanden is verzocht om bij de door de onderzoekers achterhaalde mutatienummers de bijbehorende incidenten te traceren. Omdat het zeer omvangrijke bestanden betreft, was het noodzakelijk om de zoekslag in eerste instantie te beperken tot uit de mutaties reeds bekende data en gemeenten en een beperkt aantal classificaties. Classificaties waaronder belagingsincidenten weggeschreven worden, zijn bijvoorbeeld lastig vallen, mishandeling, burengerucht (relatieproblemen), vernieling en inbraak. Met deze eerste grove selectie kon voor ruim de helft van de mutaties de bijbehorende aanrijdtijd gevonden worden. Om meer matches te krijgen is voor de resterende mutatienummers een zoekslag gemaakt op datum, gemeenten en straatnaam zonder classificatiebeperking. Handmatig zijn de verkregen overzichten nagelopen op aanvullende aanrijdtijden. Dit heeft voor Rotterdam-Rijnmond geresulteerd in 96 matchende aanrijdtijden (71%) en voor Haaglanden in 73 matches (77%) (zie laatste kolom Tabel 1). Er zijn

meerdere verklaringen voor het niet kunnen traceren van bijna een derde van de aanrijdtijden bij incidenten. Zo konden in Haaglanden alleen databestanden53 over de jaren 2006 en 2007 worden opgevraagd en bleef deze informatie dus uit voor de 11 mutaties (13% van de totaal 96) die betrekking hadden op incidenten uit de

voorgaande jaren. In Rotterdam-Rijnmond was het wel mogelijk om gegevens vanaf

2001 te verkrijgen. Als we voor die regio kijken naar de incidenten waarbij geen aanrijdtijd gevonden kon worden, blijkt dat de politie in 17 gevallen (13% van de totaal 136) mogelijk niet via 112 of AWARE is gealarmeerd maar door een telefoontje dat via het 0900-poltienummer rechtstreeks is doorgezet naar het wijkbureau. Meestal betreft het belagingsincidenten waarbij de dader in de buurt is en het slachtoffer bang is (bijvoorbeeld niet uit de auto durft te stappen en haar huis binnen te gaan) en de politie belt om bijstand. Van geheel andere orde zijn incidenten waarbij de politie niet preventief gebeld wordt maar pas nadat de mishandeling - en in één geval verkrachting – heeft plaatsgevonden. Ook van deze incidenten (N=3) zijn geen aanrijdtijden bekend en lijkt het erop dat alarmering niet via 112 of AWARE heeft plaats gevonden. Bovenstaande illustreert dat de registratie van

politiegegevens soms nog gebrekkig is en dat brengt onvermijdelijk een beperking van het onderzoeksmateriaal mee. Tegelijkertijd illustreert het hoe arbeidsintensief dossieronderzoek naar ogenschijnlijk eenvoudige gegevens (i.c. aanrijdtijden) kan zijn. Met ruim twee derde van de aanrijdtijden bij de hier achterhaalde incidenten, menen we over een robuust databestand te beschikken dat voldoende betrouwbaar inzicht kan geven in de tijd die de politie gemiddeld nodig heeft om ter plekke te komen na een melding van huiselijk geweld en belaging.