• No results found

In hetgeen de vrouwen zeggen over het soort steun van de politie waar ze behoefte aan hebben onderscheiden de respondenten in de regio Rotterdam-Rijnmond en Haaglanden zich niet.

Zoals al een paar keer eerder aan de orde is gekomen, hebben alle ondervraagde vrouwen primair behoefte aan erkenning en steun. Door de chronische belaging, en voor veel de daaraan voorafgaande periode van huiselijk geweld, hebben ze zich lange tijd, soms jarenlang, geïsoleerd gevoeld. Dat voedt de hunkering naar

erkenning - vooral door de politie -, en uiteraard de hoop dat het effect heeft. De impact van de langdurige victimisering blijkt groot. Veel vrouwen zeggen zich onzeker te voelen. De zorgcomponent van de hulp die de politie kan bieden is van belang. Het serieus nemen van slachtoffers is daarbij cruciaal. Erkenning van het feit dat niet zijzelf iets verkeerd doen, maar de belager, kan de slachtoffers ondersteunen in het grenzen stellen richting ex-partner. Dat is een noodzakelijke stap op weg naar herstel van haar weerbaarheid die kan bijdragen aan een afname van de belaging. Een belangrijk behoefte van de meeste vrouwen is dat de politie strenger en duidelijker is in het aanspreken van de dader op de ontoelaatbaarheid van diens gedrag. Dit gebeurt volgens veel respondenten te weinig en volgens sommige respondenten soms helemaal niet of slechts in de vorm van een vermaning om weg te gaan. In hun beleving leidt dit ertoe dat de dader het gevoel heeft overal mee weg te komen. Eén vrouw uit Rotterdam-Rijnmond geeft aan: “Ze (politie) moeten hem elke keer aanspreken als hij iets doet. Dat schrikt af. Elke keer dat hij iets doet, moet de politie op de stoep staan. Als dat 7 of 8 keer per dag gebeurt, wordt hij het zat”. Bijna alle vrouwen vertellen ergens in het gesprek wel dat ze van mening zijn dat de politie aangeeft weinig te kunnen doen in belagingszaken. "Er moet eerst iets ernstigs gebeuren, voordat de politie iets kan doen," is een veel gehoorde klacht. Anderzijds hebben vrouwen ook begrip voor de beperkte mogelijkheden die de politie heeft. Zoals één vrouw zegt: "de politie doet wat ze kan, aanhouden, aangiften opnemen, alles op schrift zetten, meer kan niet. Het is verder aan justitie". Sommige vrouwen die een goed contact hebben ontwikkeld met de politie, vinden dat de politie niet meer kan doen dan zij heeft gedaan. Ook zijn er vrouwen bij die uitgeput zijn door de hele situatie en die zich er als gevolg daarvan bij neer lijken te leggen. "Eerst dacht ik dat de politie niets deed, maar nu weet ik dat ze niet meer kunnen," aldus een vrouw bij wie de politie tot 2 keer toe niet overgaat tot aanhouding bij overtreding van een straatverbod83. Er zijn ook vrouwen bij die zich overwegend te kort gedaan voelen door de politie en vinden dat zij meer had moeten en kunnen doen. Waarschijnlijk speelt in deze verschillende de uiteenlopende manier en

professionaliteit waarmee door agenten gecommuniceerd wordt een grote rol. Zo meldt een vrouw dat als ze naar het bureau ging om een nieuw incident te melden de reactie van de politie was: "We schrijven het niet weer op. We kunnen er niets mee". Dit leidt ertoe dat het vertrouwen van sommige vrouwen in de politie zienderogen verdween, en geen meldingenmeer deed, in de stellige overtuiging dat het geen zin had.

Er is grote behoefte aan systematische terugkoppeling van informatie naar het slachtoffer. Veel vrouwen weten vaak niet of de politie de dader heeft gesproken (op straat, of verhoord op bureau) naar aanleiding van zijn gedrag. De meeste vrouwen

83 De politie kan echter niet altijd overgaan tot aanhouding bij overtreding van een straatverbod. Het verschil tussen een straf- en civielrechterlijk verbod en de consequenties met betrekking tot handhaving zijn vaak onvoldoende duidelijk voor slachtoffers.

zeggen ‘zelden’ te worden geïnformeerd over het vervolg van een aangifte die ze volgens hen gedaan hebben. Uit hetgeen vrouwen vertellen over het vervolg van aangiften, overheerst bij hen de indruk dat de belager zelden wordt vervolgd. Kanttekening daarbij is dat niet altijd duidelijk is of vrouwen daadwerkelijk aangifte hebben gedaan of slechts een melding. Niet alle slachtoffers weten dit met zekerheid te zeggen. Verschillen in systematiek en kwaliteit van de dossieropbouw door de politie zou daarin een belangrijke rol kunnen spelen. Niet in alle gevallen wordt dit zorgvuldig gedaan, zo bleek ook uit het dossieronderzoek.

In de enkele belagingszaken die uiteindelijk wel tot een veroordeling kwamen, vinden de betrokken slachtoffers de straf te laag. Die onvrede hangt samen met hun frustratie over het ervaren leed dat naar hun mening niet in verhouding staat tot de toegekende straf. Bovendien is overtuiging dat de een dergelijke straf de dader het gevoel geeft “overal mee weg te komen”.

6 Effectiviteit van de samenwerking volgens de

ketenpartners

In dit hoofdstuk worden de resultaten met betrekking tot vraagstelling 2c

gepresenteerd: wat is de effectiviteit van de ketensamenwerking bezien vanuit de betrokken organisaties? Per onderzoekslocatie beschrijven we allereerst hoe hulpverlening en politie samenwerken in de ondersteuning van slachtoffers. We wijzen erop dat de hulpverlening aan daders in dit onderzoek geen specifiek aandachtspunt is geweest. Waar dit wel aan de orde kwam is het vermeld. We richten de blik op de manier waarop overeenkomsten en verschillen in werkwijze en inzichten daarover in de samenwerking doorspelen. Tot slot gaan we in op

knelpunten en/of mogelijkheden tot verbetering van de effectiviteit die door de ketenpartners worden genoemd. De gegevens zijn gebaseerd op een oriënterende verkenning van de ketensamenwerking middels groepsinterviews met betrokkenen. Het gaat dus uitdrukkelijk om hun oordeel over de samenwerking.