• No results found

3. De macht van waarheid

3.5 Verandering van de ziel

In Gorgias (486) zegt Socrates tegen Callicles, dat filosofie niet alleen de ziel kan leiden. Het is ook het middel waarop iemand zichzelf kan testen door middel van persoonlijke

uitwisselingen met anderen. In dit gesprek is Socrates niet zelf de toetssteen, maar hij laat zichzelf testen door een ander. Hij zegt: “You can show me my ignorance, and I will correct myself if I’m not a coward or lazy. If I am, then you will abandon me to my vices.”. (Gorgias, 486) Het criterium voor de waarheid in dit gesprek, is de basis van een overeenkomst.148

Socrates wil geen mooie toespraken houden, maar verlangt van Callicles een ondervraging waarop hij eerlijk zal antwoorden. Foucault noemt dit de “parrhesiastische pact van het testen van zielen”.149

Volgens Foucault is filosofie een praktijk van het testen en vormen van de zelf. Het is afhankelijk van de moed van een individu, in hoeverre hij de waarheid over zichzelf zal vertellen. Deze moed is noodzakelijk om de macht te trotseren waaraan de filosoof

onderhevig is. Hij test zijn relatie met zichzelf en probeert zijn ziel te begrijpen. Het vergroten van het begrip van zichzelf leidt daardoor naar een vergroting van de macht over de zelf,

148

Miller (2006:48)

met als ideaal om de zelf totaal te kunnen beheersen.150 Socrates kiest Callicles uit omdat hij

drie kwaliteiten bezit die hem de ideale gesprekspartner maken. Hieronder vallen kennis, affectie voor Socrates, en oprechtheid. Als Socrates Callicles kan overtuigen, dan weet hij zeker dat hij op een goede manier leeft. Het probleem is echter, dat Foucault de uitwisseling tussen Socrates en Callicles heel letterlijk heeft geïnterpreteerd. Door het gebrek aan

overwegingen om retorische technieken te ontleden in het gesprek, sluit Foucault een ironische interpretatie uit. Volgens Walzer zou dit namelijk betekenen dat Plato Socrates wil afschilderen als een ideaal beeld van ware oprechtheid, ware liefdadigheid en ware

opvoeding. Het belangrijke element van ironie houdt volgens Walzer in dat er in die tijd al twee vormen van parrhesia zouden moeten bestaan, die afwijken van de interpretatie van Foucault. Walzer doelt hiermee op een retorische vorm van parrhesia, en een niet-retorische vorm van parrhesia waarbij Callicles de retoricus het voorbeeld van is. Socrates zou daarom een ideaal representeren van het toe eigenen van retorische regels, waarbij een bepaalde ethische houding verlangdt wordt.151

Socrates erkent in de Phaedrus een retorisch effect in een speech van Lysius. Verder in de tekst komt hij er achter dat dit ziels-veranderende effect misschien in zijn voordeel gebruikt kan worden. Hierdoor ziet hij een mogelijkheid voor een ideale vorm van de kunst van retorica. Wanneer de spreker namelijk onderwezen is in de filosofie, moet hij zijn verhaal aanpassen aan het publiek. Socrates ziet de mogelijkheid van een taxonomie van zielen, waardoor de filosoof veel effectiever zijn waarheid over kan dragen naar anderen.152 De kunst van retorica kan op zijn minst de technische partner van parrhesia

genoemd worden. Het onderscheid waar Foucault tussen deze twee kunsten op wijst, ligt op het morele vlak. Waar parrhesia de naakte waarheid overdraagt, probeert retorica de

luisteraar te beïnvloeden in het voordeel van de spreker. Filosofie, beweegt een individu om de waarheid over te dragen. Hoewel Foucault neerkijkt op retorica, ziet Socrates de

mogelijke waarde van de retorische technieken.153 De filosofische scholen in die tijd waren

voornamelijk gericht op de praktijk van het veranderen van de ziel. Walzer laat zien dan retorica en parrhesia daar ook belangrijke elementen waren bij de overdracht van kennis.154

Om namelijk op een effectieve manier kritiek te kunnen leveren, was het belangrijk voor de leraar om zich bewust te zijn van situationele factoren. Philodemus stelt in zijn boek “Peri parrhesias” bijvoorbeeld dat parrhesia toegepast moet worden op studenten, maar dat er een andere weg gevolgd moet worden voor de studenten die gevoeliger zijn. Tact is daarbij ook heel belangrijk. Soms is het noodzakelijk voor de leraar om bepaalde fouten die

150

Miller (2006:49)

151

Walzer (2013:8)

152

Ibid (16) 153 Idem

154

Walzer (2013:15) 44

gemaakt zijn, op anderen te betrekken, soms zelfs op zichzelf.

De dubbelzijdige natuur van de technieken van retorica zijn ook terug te vinden in een tekst van Plutarch. Dit keer niet in de context van educatie, maar in de context van vriendschap. Parrhesia wordt door hem gezien als de taal van vriendschap, dat het mogelijk maakt om een vriend moreel vlak te verbeteren. Het probleem van vleiers, is dat ze moeilijk te onderscheiden te onderscheiden zijn van echte vrienden.155 Ze zijn namelijk goed in staat

om de gewoontes en de taal van vrienden te simuleren. De morele lading die hij geeft aan vleien wil ik hier benadrukken. Plutarch noemt het namelijk een handeling die een totaal gebrek aan principes vertoont(51c). Het poogt de taal van vriendschap na te bootsen, maar puur voor het eigen gewin. Zijn advies is daarom om goed te kijken naar verschillende tekens die op te merken zijn bij vleiers. Foucault wijst er op dat deze tekens lastig te onderscheiden zijn van de tekens van een echte vriend. Maar wat belangrijk is in dit soort situaties, is dat het gedrag in verloop van tijd niet consistent zal zijn met de woorden die uitgesproken worden door de vleier.156

De retorische technieken die Plutarch adviseert om te assisteren bij parrhesia worden door Walzer samengevat.157 Plutarch adviseert dat oprechte kritiek niet onbeschoft

of grof moet zijn. Het prijzen van een individu moet gemengd worden met eventuele terechte beschuldigingen. Ongewenste handelingen moeten bekritiseerd worden als onachtzaam, maar niet beschreven worden als een eigenschap van het karakter. Gelegenheid en timing zijn twee belangrijke elementen die cruciaal zijn. Effectief kritiek geven is zeker niet een eenvoudige taak; kritiek geven is een ware kunst. Parrhesia in de vorm van

vriendschappelijke kritiek kan alleen succesvol zijn bij een band van ware vriendschap. Een band van vriendschap vereist van beide partijen om elkaar te begrijpen en zichzelf in de ander pogen te verplaatsen.158 In dat geval is het mogelijk zorgvuldig de presentatie van het

advies op de gesprekspartner aan te passen. Zoals Walzer erkent, is dat het paradigmatische gedachtenexperiment van retorica.

In Epistle 8, geeft Plato een politiek advies aan twee partijen die met elkaar in conflict zijn. Hij adviseert de aanhangers van Dionysius en de democraten om samen tot een

akkoord te komen. Walzer stelt dat de wijze waarop Plato zijn advies formuleert

overeenkomt met methoden die in de Ad Herrenium staan.159 Plato probeert de partijen niet

op morele grond te overtuigen dat hun handelingen verkeerd zijn. In plaats daarvan, richt hij zich op de belangen waarin de partijen geïnteresseerd zijn. Het probleem dat hij omschrijft is dat ze niet alleen anderen zullen schaden, maar vooral ook zichzelf door het voeren van 155 Helmbold (2005: 403)

156

Foucault (1983: 58-59)

157

Walzer (2013:17-18)

158Ibid (11)

oorlog. Het gevolg zal namelijk zijn dat de Grieken niet meer vertegenwoordigd zullen zijn in Sicilië. Maar daarnaast gaat het ook om eer.160 Door samen een grondwet te ontwikkelen en

elkaar hieraan te onderwerpen zal iedereen “zegenen”. Het is voor beide partijen daarom rechtvaardig en winstgevend om dit advies van Plato op te volgen.161

De zielsveranderende effecten komen voor in de gebieden van educatie, politiek en vriendschap. Hoewel Plato eerst de kunst van retorica schuwt, is in zijn latere werken de invloed ervan terug te vinden. Zoals Socrates het omschrijft, kan retorica een krachtig instrument zijn om de ander te overtuigen. Het is de filosofie die de individu helpt om een ethische houding aan te kunnen nemen die een verantwoord gebruik van retorica toelaat.

Het hele onderzoek naar parrhesia van Foucault is gegrond in de zoektocht naar het gebruik van filosofie voor het vormen van de wil. Foucault interpreteert de socratische vorm van parrhesia als een methode om de waarheid over jezelf te leren kennen. Het stelt

constant de vragen: wie ben ik? Wie moet ik worden? De filosofische parrhesia van Socrates gaat in die zin om een constant opnieuw ontdekken en ontwikkelen van de zelf.162 Socrates

is bezig met het bestuderen en ondervragen van zielen. Het onderzoek van een ziel moet leiden naar een beter begrip van een individu. Hoe hij zich begeeft in een situatie en wat de juiste wijze is om in die situatie te handelen. Socrates kijkt naar de wijze waarop dingen zich presenteren in de wereld, en de wijze waarop ze bestaan. Hij verbind waarheid met macht, die de weergave van de wereld constant probeert te beïnvloeden met het doel om zichzelf verder te ontwikkelen en uit te breiden. Door zichzelf te blijven onderzoeken, kan hij

loskomen van de machtsrelaties die hem beïnvloeden. Socrates probeert daarom zicht vrij te maken van de waarheden die hem bepalen.163

Parrhesia is niet alleen gericht op zelfontwikkeling, maar ook gericht op het tonen van de waarheid naar anderen. Parrhesia vereist het kennen van de waarheid over de zelf, omdat het de woorden van een spreker aan zichzelf bindt. Hij moet zijn handelingen en zijn ideeën verbinden met zijn uitspraken. Op deze manier wordt het aantoonbaar dat je leven overeenkomt met de wijze waarop je denkt en naar de wereld kijkt. Als een parrhesiast in harmonie leeft, kan hij op een ethische wijze anderen helpen. Door de harmonie tussen zijn bios en zijn logos, kan hij aantonen dat hij leeft naar zijn eigen waarheid. Een parrhesiast moet niet alleen de waarheid begrijpen, maar moet zijn leven vaak ook veranderen om hiermee in overeenstemming te komen.164 Omdat hij alleen zich kan losmaken van

160 Idem

161

Idem

162

Franěk (2006:128) 163 Ibid (128) 164 Foucault (1983:40) 46

machtsrelaties door de waarheid over zichzelf te kennen, kan hij daardoor functioneren als een toetssteen voor anderen.165