• No results found

In dit of dat doende

II. Vele ende genoech

Deze uitdrukking, die in Mnl. geschriften hier en daar voorkomt, vinden wij o.a. op de volg. plaatsen:

1) Taalk. Bijdr. II, 73 vlg. 2) T.a. pl. 78.

Malegijs volgede na met sporen, Ende veldervele ende gnouch, Die Renout met sinen stave slouch. Ren. 1627.

Ende gaf hem scat ende ander goet Vele ende ghenouch, alse hem bestoet. Sp. I4, 51, 35.

Hi en spaerde geenen scat, Want hi hadsvele ende genoech. Sp. II7, 9, 144.

hi dede binnen dien

Sine bedinge, die hem selven sloech Vor sine borstvele ende genoech. Lanc. III, 10920.

Genoech komt hier overal ter versterking van vele, en de uitdrukking beteekent veel en genoeg ook, d.i. meer dan voldoende, in grooten getale, in menigte, of wel herhaaldelijk, telkenmale.

Ook in het Mhd. is deze vereenigde uitdrukking niet onbekend als blijkt uit de bij Benecke II1, 359a aangehaalde plaatsen:

‘Und triben desgnuoc unde vil’, Engelh. 5341; ‘Und triben des vil unde genuoc’, Troj. 18c.

Het tegenovergestelde dezer uitdrukking moet zijnlettel ende niet genoech, d.i. minder dan voldoende, in kleinen getale, zoo goed als niets, een klein beetje. Deze vinden wijSp. III3, 7, 93 vlgg., waar van den H. Martinus verhaald wordt:

Sijn edel bedde was openbare Asschen, ghemul ende eene hare, Sine jongren hem sere baden, Dat hi dogede dor genaden So vele, dat men stro drouch

Een lettel onder hem ende niet genouch.

Het laatste vers is bedorven in het fragment, waar men leest: onder hemint genoech. In onze uitgave teekenden wij bij dit vers aan:

‘Naar aanleiding der variant denkelijk te lezen:ende int gevoech, d.i. zooveel als voegzaam was. Vinc.: ut saltem vilia sibi sineret stramenta supponi.’

Die verandering was evenwel geheel overbodig, en geene verbetering. De vertaling vanvilia stramenta door een lettel stro ende niet genoech, d.i. zoo weinig of zoo slecht mogelijk stroo, is veel getrouwer dan de onderstelde een lettel stro ende int gevoech. Daarbij kennen wij nu de staande uitdrukking vele ende genoech, waarvan het tegengestelde moet zijn:lettel ende niet genoech, die wij evenwel door geen andere bewijsplaatsen kunnen staven. Dergelijke uitdrukkingen treffen eerst als men ze eenige malen heeft ontmoet; eerst dan teekent men ze op. En voor de juiste waardeering van de zoo schilderachtige taal der Middeleeuwen is de kennis van dergelijke uitdrukkingen onmisbaar.

III. Avetronck.

Bij Kil. vinden wij een woord ‘A v e - t r o n c k , a f t r o n c k , vetus Fland.Nothus, spurius’. De bijvorm aftronck zal wel eene vinding zijn van den lexicograaf, die daarmede een soort van etymologie aan de hand deed, als zouavetronck een kind zijn dat van den ‘tronck’ is gevallen, niet tot den echten stam behoort. Wij laten die etymologie voor 't oogenblik rusten, om te zien, of 't woord ook van elders bekend is. In de door Filips Wielant, een Vlaming, voor de stad Haarlem ontworpenInstructie lezen wij art 409:

‘Waert dat yemend in evelen moede eenen anderen heyte bastaert ofaventronc of dief, of diere gelike, hy zoude verbueren X sc., al waert ooc waer.’

In het aan die Instructie toegevoegde Gloss. van den Hoogl. Fruin te Utrecht vinden wij de verklaring: A v e n t r o n c (van A v e en T r o n c k ),Bastaard, iemand van onwettige geboorte.’1)

Zijn hier dusbastaard en aventronc volkomen synoniem, beteekenen ze niets anders danonwettig kind? Wilde de ontwerper bloot twee namen geven voor dezelfde zaak, dan had hij er gerustelijk nog eenige andere termen kunnen bijvoegen, die iemand

‘in evelen moede’ jegens een bastaard ontvallen. Waarschijnlijker is het, dat aventronc een climax is van bastaard, dat de laatste benaming schandelijker was. En dit wordt ons bevestigd door deCron. van Vlaenderen van Nicolaas Despars, die ons verhaalt1), dat Pepijn van Herstal bij vrouwe Plectrude, zijne huisvrouw, drie zonen en eene dochter gehad had, die alle gestorven waren, ‘zo dat hy niet dan eenenhaghetronck achterliet, Kaerle ghenaemt, die hy binnen zijnen huwelicke ghehadt hadde by die schoone Alpiade, zijnder concubine.’ Karel Martel was dus een bastaard, door Pepijn tijdens zijn huwelijk in overspel bij eene bijzit verwekt. Aventronc, hier haghetronck, was dus een graad erger dan een gewone bastaard, en deze woorden worden daarom in deInstructie zeer juist naast elkander genoemd. Behalve de beide reeds genoemde vormen van het woord vinden wij nog andere, t.w.avont-tronck en avonddronck, beide waarschijnlijk niets anders dan spelingen van het volksvernuft, dat de etymologische verklaring zocht van een woord, waarvan het den rechten zin niet meer begreep. Het eerste deelave-, aven-, werd in verband gebracht metavond, en avonttronk beschouwd als een avondloot, een in donker verwekt kind, terwijl avonddronken verklaard werden als vespertina ebrietate concepti. Kiliaan's verklaring van avetronc door aftronc zal mede wel niets anders zijn dan eene volksetymologie: voor de bepaalde beteekenis van eenin overspel verwekt kind, een adulterinus, is het begrip niet tot den stam behoorende veel te algemeen en te vaag. Vóór dat wij evenwel trachten den oorsprong van het woord op te sporen, zij nog opgemerkt, dat er naastaventronc een bijna gelijkluidend woord voorkomt, dat echter een geheel andere beteekenis heeft. In de Clute vanNu noch zegt de Pape in eene bezwering (vs. 207 vlgg.):

Ic wil u belezen ende besweeren Ende manen by al dat u mach deeren, By nachtridders ende by avondtroncken, Die achter den (h)oven de belle cloncken.

1) Dl. I, 76.

Nachtridders en avondtronken worden hier naast elkander genoemd als

nachtgeesten, Poltergeister, die achter den oven geweld maken: dat men in het eerste deel het woordavond zocht, is niet meer dan natuurlijk. Mr. Van den Bergh, Mythol. 9, geeft de volgende gissende verklaring: ‘het woord schijnt uit avond en tronck samengesteld te zijn; het Vlaamsch had een werkwoord troncken, Kil. truncare, dus avondschender? evenals straatschender; een geest, die des avonds eene klok luidt of eene schel trekt, om de lieden te plagen of te verschrikken. Hier komt weder de karakteristieke trek der alven te voorschijn. Willems echter wilavetroncken lezen en vergelijkt het met het Duitscheabetroc (phantasma), ons droch.’

Nog op ééne plaats is mij het woord voorgekomen, in Smeken's Spel van den Sacr. v.d. Nyew. 1034. De twee duivels Sondich Becoren en Belet van Deughden spreken elkander met allerlei vriendelijke benamingen toe, als schuympepere, noertsch drol, vuylslepere, ravenjonck, en als Sondich zegt:

Ik crauwe mynen bol, vraagt Belet:

Waer om, aventronck?

Met welk scheldwoord Sondich hier wordt aangesproken, is onzeker en niet uit den zin op te maken.

Welke is nu de oorsprong vanavetronc, in overspel verwekt kind? Wij meenen dien in het Romaansch te moeten zoeken. Van lat.adulter en adulterium ontstond, door de wegwerping derd, die in eene v overging1), het ofr.avoltre, avuiltre, avultre, avoutre, zoowel in den zin van echtbreker, minnaar eener getrouwde vrouw, als in dien vanbastaard, kind in overspel verwekt; en avoltere, avultere, avoutere, met de beteekenis vanoverspel.

In de door Jubinal uitgegevenContes et Fabliaux, II, 37, lezen wij:

E un autre homme ad choysy En manere d'avoutre on d'amy, E se fet demorer o sonavoter Un demi-an ou un an enter.

In het oudeng. luidt hetavoutrer. Zie Chaucer, Cant. T. 6954: Bet than this Sompnour knew a slie lechour,

Or anavoutrer, or a paramour.

‘Certes, this is the foulest theft that may be, whan that a woman steleth hire body from hire husbond, and yeveth it to hire holour to defoule it: and steleth hire soule from Crist, and yeveth it to the devil: this is a fouler thefte than for to breke a chirche and stele away the chalice, for thiseavouterers breken the temple of God spirituelly,’ Pers. T. 167, 1. ‘Than the secound schal be his wif bi resoun of avowter and he schal be cursed but if he tak to her as to his wif,’Apology for the Lollards 78.

Eene overspelige vrouw heette in 't prov.avoutra: ‘Donca, vivent lo marit, sera appelladaavoutra’, S. Paul aux Rom.; in het it. avoltro, overspeler: ‘Intendo avaro dilettare in avarizia, in avolterioavoltro,’ Guittone d'Arezzo, Lett. 3.

In het ofr. is evenwel de beteekenis vanbastaard de gewone. Zoo Renart I, 17, 450:

S'es a clamezavostre et questres. 19, 489:

Si fil se sont à lui clamé Que batuz sont et afamé, Et compissiez et traïnez, Et laidengiez et puis clamez Fil à putain, bastart,avoutre.

Et herite à gran tort maint bastard, maintavoutre. Jean de Meung,Test. 1811.

‘S'ieu t'apel ser o lairon oavoutre,’ Trad. du Code de Just. 102. Gelijke beteekenis had in 't prov.avoutro:

Tas ben trassio

Qu'el home fils de Dien apelasavoutro. Izarn1).

Doch zooavoutre, dat ook herhaaldelijk met bastard verbonden is, in beteekenis geheel metavetronc overeenkomt, de vorm van beide woorden wijkt te zeer van elkander af, om reeds dadelijk aan gelijken oorsprong te denken. Zoo evenwel naast avoutre een vorm avoutron bestaan heeft, met de nasale uitspraak der n, dan zoude men in zulk eenavoutron, avotron, avetron, den oorsprong van ons woord kunnen zoeken. Werkelijk vinden wij zoodanigen vorm bij de Luikerwalen, t.w. ‘A w a t r o n , enfant provenant d'une fille qui a en commerce avec un homme marié, enfant adultérin,’ Grandgagnage,Dict. de la Langue Wallonne 329.

Een noordfr.awatron, awetron, kan ten onzent avetron geworden, en de c aan het einde toegevoegd zijn, hetzij om de uitspraak der nasalen eenigermate weer te geven, of wel doordien men het laatste deel van het woord mettronc, truncus, in etymologisch verband bracht. Naast ditawetron kan door het overgaan der v in gu ofg, dat ook in woorden van Latijnschen oorsprong plaats heeft2), een vormaguetron hebben gestaan, waaruit de vormagetronc (hagetronc) is te verklaren, dien wij bij Despars aantroffen.

Ook door een anderen uitgang werd vanavoutre, echtbreker, een znw. gevormd in den zin vaneen in overspel verwekt kind, en wel door -ol, t.w. in het oudeng. avetrol, waarvan het eerste deel ave- met ons ave- volkomen overeenstemt. Zie de Sevyn Sages 1107:3)

He asked what was his medicine; Beff and broth gode afine. What than, was he anavetrol? Thou seist soht, sire, be mi pol.

1) Rayn. II, 29; verg. Du Cange I, 101, 2.

2) Verg. fr.gaîne (vagina), gâter (vastare), gué (vadum), guêpe (vespa), guiore (vipera) enz. 3) Halliwell I, 117.

Met eenige zekerheid mogen we nu, mijns inziens. aannemen, dat onsavetronc een eenigszins verbasterde vorm is van een ofr.avoutron, avotron, avetron, waarmede het in beteekenis volkomen overeenstemt.

Wat is evenwel de oorsprong vanavondtronc, nachtgeest? De verklaring van Mr. Van den Bergh dooravondschender komt mij ten eenenmale onaannemelijk voor.1) Wij hebben hier zeker met een overoud woord te doen, dat in de nevelen van het oude volksgeloof is gehuld. Willems vergelijkt het met het mhd.abetroc, phantasma Grimm, over de alven en dwergen sprekende, zegt: ‘Aus dieser fähigkeit ihre gestalt zu bergen und aus ihrer neckischen natur überhaupt geht nun vielfachertrug und täuschung hervor, denen der mensch im verkehr mit den elben und zwergen ausgesetzt ist’; onder de daarop betrekkelijke zegswijzen, alsalfsgedroch, noemt hij ookgitroc, getroc, âgetroc, abegetroc, en voegt er bij: ‘es bezeichnet in der älteren sprache vorzugsweise teuflische, von bösen geistern ausgehende täuschung.’2)

Het door Grimm genoemde woordâgetroc schijnt slechts op een enkele plaats voor te komen, in denHeiligen Georg von Reinbot: ‘ir sît ein âgetroc.’ Al nemen wij nu met Grimm aan, dat ditâgetroc eene samentrekking is van abegetroc, dan zou bij ons dit woordavedroch luiden, dat, toen men den waren zin niet meer verstond, totavendroch, avonddroch, kon verbasteren.3)Doch het laatste deel van het woord is nietdroch, dronk, maar tronk: de t daarin is moeilijk te verklaren, en kan onmogelijk beantwoorden aan det in mhd. getroc, die bij ons eene d is. Zoo lang nu ons meer gegevens ontbreken, zal het voorzichtig zijn, ons aan geene verklaring te wagen. Niet onmogelijk is het, dat beide voor het volksbewustzijn niet meer verstaanbare woorden wat den vorm betreft ineengeloopen zijn,

1) Myth. 432s

2) ‘Abe-getroc (phantasma) [neben â-getroc] Geo. 33a. 3) Ben. III, 106.

en b.v. de eindletterk van het eene, avondtronc, nachtgeest, ook achter avetron, bastaard, is gevoegd.

(Uit de nalatenschap vanE.VERWIJS).