Paragraaf 4. Analyse van waarderingen in literaire dagbladen en op literaire
4.3 Vaslav
4.3.1 NRC Handelsblad Recensent: Arjen Fortuin66 Aantal alinea’s: 8 Datum: 3 september 2010 De recensie van Fortuin begint met een positief klinkende beschrijving van een percussievoorstelling die Japin in 2006 tijdens de opening van de Boekenweek heeft gegeven: “De ogen wijd open, het hoofd wat omhoog naar de grote trom, al zijn spieren gespannen, de benen bijna trillend, deinende schouders op het ritme van zijn eigen slagen.” De indruk die deze voorstelling op Fortuin gemaakt heeft, en met name de uitoefening ervan op het lichaam van Japin vormt een brug naar een aspect dat in het oeuvre van Japin een belangrijke rol speelt. Fortuin noemt hier de lichamelijkheid, en dan vooral “de beperkingen die een lichaam aan een mens oplegt door de kleur (De zwarte met het witte hart) of het formaat (De grote wereld)” uit zijn eerdere werken die bijdragen aan een nieuwsgierigheid met betrekking tot Vaslav (2010). Fortuin oordeelt hier positief over zowel de inhoud als de vorm van de roman en daarmee over subklasse 1 en 2 van het tweede circuit van waarderen.
Wanneer in de roman de dag aanbreekt dat Nijinski voor het laatst zal optreden, duikt zijn ex‐minnaar op. Dit geeft Japin de gelegenheid om meer over de succesvolle jaren van Nijinski te vertellen en doet dit via de ex‐geliefde van Nijinski, Daghilev genaamd en “waarbij het cynisme van de oude impresario geestige observaties en passages oplevert” als men Fortuin mag geloven. Deze uitspraak bevat een positieve waardering met betrekking tot de vorm (subklasse 2, tweede circuit) van de roman.
Toch lijkt Fortuin niet alle passages uit de roman even positief te waarderen. De komst van Nijinski’s ex‐minnaar “leidt ook tot een lang twistgesprek tussen hem en echtgenote Romola, waarin zinloos veel word geduid en uitgelegd – zoals in het hele boek de passages waarin wordt gezwegen te verkiezen zijn boven de vaak soaperige praatscènes” waardoor duidelijk wordt dat Fortuin hier de manier waarop gebeurtenissen in de roman worden beschreven liever anders vormgegeven had willen zien worden en hij daarom subklasse 2 van het tweede circuit van waarderen een negatieve waardering toekent.
Ook de beschrijving van Nijinski’s laatste voorstelling komt er bovendien karig van af, omdat Japin er in de ogen van Fortuin niet in slaagt de beschrijving van de fatale dans op hem over te brengen:
66 Arjen Fortuin, “Zonder armen, benen en billen,” recensie van Vaslav, door Arthur Japin, NRC Handelsblad, 3 september, 2010.
Want in de beschrijving van die fatale dans, van Nijinski’s lichaam op dat moment, daarin kan de literator uitstijgen boven de anekdotes in de biografieen. Daar slaagt hij echter niet in. Japin geeft de betekenis van de bewegingen van Nijinski: ‘En verder rent hij, ontwijkt hij een tank, gewond, stervend als hij is, adem brandend van het mosterdgas (…)’ Maar wat hij nalaat, vreemd genoeg, is tonen hoe Nijinski dat doet.
En daarmee wordt het gebrek aan detail voor datgene waar de hele roman naartoe leeft, als een groot minpunt aangedragen en wordt niet alleen de roman inhoudelijk (subklasse 1, tweede circuit), maar ook wat vorm betreft (subklasse 2, tweede circuit) in dit opzicht negatief gewaardeerd.
Wegens het gebrek aan detail voor de inhoud van de roman, oordeelt Fortuin dat Vaslav “op een frustrerende manier onaf blijft, en je des te sterker terugdenkt aan de vele ruis die de ook aanwezige sterke passages omgeeft”. Heel metaforisch merkt Fortuin daarom op dat wanneer de roman als sprong beschreven zou moeten worden, de afzet stevig is, maar “de uiteindelijke sprong niet imposant” genoeg is. En daarmee krijgt Vaslav uiteindelijk niet die positieve waardering toegekend die op zijn eerder verschenen werk wel van toepassing is. Dat maakt dat de roman als samenhangend geheel van vorm en inhoud een negatieve waardering toegekend krijgt en daarmee ook het eerste circuit van waarderen. 4.3.2 Trouw Recensent: redactie67 Aantal alinea’s: 6 Datum: 11 september 2010
“Arthur Japin heeft met de danser Nijinski een fraai personage onder handen. Maar hij dringt niet tot hem door”, is de zin waarmee deze recensie begint. Uit deze waardering spreekt een (kleine) teleurstelling met betrekking tot de uitwerking van het personage en daarmee een aspect of onderdeel van de inhoud van de roman, welke tot subklasse 1 en het tweede circuit van waarderen gerekend kan worden.
In de daaropvolgende alinea wordt zichtbaar positiever over Japins werk gesproken en wordt beschreven wat zijn eerder verschenen roman Een schitterend gebrek (2003) tot een succes heeft gemaakt. De “pakkende titel, een mooi klassiek thema – liefde en de strijd tussen verstand en gevoel – plus een
67 Redactie, “Wat bezielt het circuspaardje?,” recensie van Vaslav, door Arthur Japin, Trouw, 11 september, 2010.
spetterende hoofdpersoon” worden hierbij aangedragen als de elementen die hebben bijgedragen aan dit succes en op zowel onderdelen als aspecten van de vorm als de inhoud van de roman
“In Vaslav verschijnt de legendarische danser Vaslav Nijinski (1890‐1950 ten tonele, niet als de adembenemende faun die begin twintigste eeuw het publiek met zijn sprongen begoochelde, maar in een latere levensfase”, een uitspraak waarmee kort de inhoud van de roman wordt beschreven. De vierde alinea beschrijft hoe “hij, als schim van zijn voormalige roem” door de lezer in Vaslav wordt aangetroffen, maar helaas niet van binnenuit beschreven wordt. Een punt dat door de recensent van het artikel als jammerlijk wordt bevonden. De recensent signaleert daarnaast dat het ontbreken van speculaties over het innerlijk van Nijinski als probleem ervaren kan worden. De inhoud van de roman is op historische feiten gebaseerd, “tot de rol van de anonieme Peter toe”, maar daar waar Japin zich wel strikt aan deze gegevens lijkt te houden, laat hij zijn eigen creativiteit los op het personage Nijinski. Daar waar hij weinig aandacht lijkt te hebben voor de feiten die betrekking hebben op Nijinski “spendeert hij zijn schrijversfantasie aan ‘circusnummers’, zoals een treinreisje waarin we een jodentransport zien langskomen” en lijkt de recensent toch meer te hebben verwacht van Japins’ kunnen en de inhoud van de roman, welke daarmee een negatieve waardering toegekend krijgt (subklasse 1, tweede circuit).
In alinea vijf vervolgt de recensent zijn waardering met betrekking tot de inhoud van de roman (subklasse 1, tweede circuit), die toch op een kleine teleurstelling lijkt te duiden:
Zo wordt het geheim van Nijinski voornamelijk gesuggereerd met een paar linkende aforismen, zoals ‘Wil je gelukkig zijn, wees het dan!” van Tolstoj of ‘Je moet worden wie je bent van Nietzsche. En moeten we het verder stellen met het bewonderende paternalisme van de buitenwereld. Nijinski zelf komt er uit naar voren als een wel heel naïef natuurkind, een soort mirakel zonder binnenkant.
Ten slotte brengt de recensent zijn oordeel over het werk als samenhangend geheel van vorm en inhoud (eerste circuit), waarbij hij opmerkt dat het werk een dramatisch verhaal en glanzende scènes bevat, maar waarbij het blijft bij “vergeefs zoeken naar de ziel” en waarmee gesteld kan worden dat het algehele oordeel van de recensent over dit besproken werk er één is van matige waardering.
4.3.3 Volkskrant Recensent: Danielle Serdijn68 Aantal alinea’s: 11 Datum: 4 september 2010 De eerste alinea van de recensie begint met een quote die de laatste woorden van Valav Nijinski vormen, de balletdanser waarop de roman Vaslav is gebaseerd. Alinea twee beschrijft kort de balletgeschiedenis van de toen 10‐jarige Nijinski en de derde alinea beschrijft hoe diezelfde Nijinski op latere leeftijd een minnaar kreeg. Wat de werkelijke bedoeling is van de roman, wordt pas in de vierde alinea geïntroduceerd:
In Vaslav, de nieuwe roman van Arthur Japin, probeert de schrijver vat te krijgen op de historische figuur Nijinski door verschillende personages aan het woord te laten. Wat zij te vertellen hebben, concentreert zich rond een belangrijke gebeurtenis: Vaslavs laatste optreden op 19 januari 1919 in Sankt Moritz.
De aanduiding ‘probeert’ doet voorlopig in het midden laten of de auteur er daadwerkelijk in geslaagd is om vat te krijgen op Nijinski. De uitspraak kan daarom niet als positief of negatief waarderend worden aangewezen, wel wordt er op deze manier een uitspraak gedaan die betrekking heeft op de inhoud (subklasse 1, tweede circuit) van de roman.
Ook haalt Serdijn een buitenliteraire toestand aan (subklasse 3, tweede circuit): namelijk de geschiedenis waarop de roman zich concentreert. Over deze toestand wordt niet expliciet een positief of negatief oordeel geveld.
In de vijfde alinea beschrijft Serdijn hoe het verhaal vanuit drie perspectieven wordt verteld: “de bediende Peter, wiens observaties vooral als doel hebben Vaslav als romantisch kunstenaar te tonen, echtgenote Romola, die de particuliere kant kan de geschiedenis laat zien, en de afwezen minnaar Sergej Diaghilev”.
Alinea zes en zeven beschrijven het verhaal inhoudelijk zonder waarderende uitspraken te noemen. In de daarop volgende alinea beschrijft Serdijn hoe het verhaal van Japin tot stand is gekomen – “over Nijinski is een schat aan informatie toegankelijk” – en dat eerdere romans van Japin op een vergelijkbare wijze tot stand zijn gekomen. Dat er aan deze manier van werken ook nadelen kleven, merkt Serdijn ook op:
68 Danielle Serdijn, “Het onvoorstelbare willen zien,” recensie van Vaslav, door Arthur Japin, De Volkskrant, 4 september, 2010.
Maar, hoe effectief goede research ook kan zijn, in het raadplegen en uitwerken van zoveel informatie over een sensationele figuur schuilt het risico dat bekende feiten sterker tot de verbeelding spreken dan de roman. Wat kan fictie toevoegen aan een geschiedenis die al zo bijzonder is?
In de negende alinea noemt Serdijn eerst dat het er even op lijkt dat “Japin een poëticaal verhaal wilde maken”, tot het verhaal ineens een andere vorm aan gaat nemen en er veel biografische feiten in het verhaal worden verwerkt. Zowel de aanwezigheid van het (vele) poëtische taalgebruik als de hoeveelheid biografische feiten lijken niet in balans te zijn, is wat Serdijn met haar uitspraak impliceert te zeggen. Daarmee worden aspecten van de vorm van de roman (subklasse 2, tweede circuit) van een negatieve waardering voorzien.
“Dan wordt verteld wat verteld moet worden – maar wat we goeddeels al wisten.” Ook deze uitspraak die uit de elfde alinea afkomstig is, kan als negatieve waardering worden opgevat en heeft betrekking op de inhoud van de roman (subklasse 1, tweede circuit).
Interessant is de rol van de versmade Diaghilev. Vreselijk graag hadden we gelezen welke gedachten hij had over Valavs rol als noodgedwongen galant, over Vaslavs seksuele geaardheid, over het onderdrukken daarvan, en of daarmee mogelijk de kiem van waanzin is gelegd.
Het onvoorstelbare hadden we willen zien, de krochten van dit reusachtige talent. Het had voorbij de feiten mogen gaan. Vaslav blijft nu een te braaf eerbetoon, een aardige roman voor wie geen zin heeft in een biografie.
Ook de beide citaten bevatten een inhoud waaruit blijkt dat Japin meer uit het verhaal had kunnen halen, omdat de hoeveelheid materiaal over het leven van Nijinski enorm is. Nu doet het geheel meer aan als een roman met te veel biografische elementen, waarmee aspecten van de inhoud en vorm van de roman een negatieve waardering krijgen (subklasse 1 en 2, tweede circuit).
4.3.4 Recensieweb Recensent: Linda Ackermans69 Aantal alinea’s: 10 Datum: 25 oktober 2010 In de intro van Ackermans recensie vergelijkt zij de roman Vaslav (2010) met het gedicht De Danser van Martinus Nijhoff, dat tot dat moment het enige werk is dat het aspect ‘dans’ zo goed onder woorden weet te brengen. “Met Vaslav krijgt Japin het voor elkaar om in romanvorm dezelfde kern van dans te grijpen als Nijhoff deed”, is wat Ackermans positieve oordeel over de roman als samenhangend geheel van vorm en inhoud betreft (eerste circuit). In het slot van het intro worden de kernthema’s van de dans – passie, strijd en perfectie – genoemd, die aan de hand van het verhaal over de legendarische danser Vaslav Nijinski worden uitgewerkt. Ackermans spreekt hier van een “liefdevolle beschrijving van de kernthema’s” wanneer zij deze punten noemt. Uit het slot van deze alinea volgt een positieve waardering met betrekking tot de inhoud (subklasse 1, tweede circuit) van de roman.
In alinea twee wordt kort beschreven wie Vaslav Nijinski was, waarna in alinea drie wordt ingegaan op het belangrijkste moment uit Nijinski’s carrière, welke in de roman wordt uitgewerkt. Ackermans beschrijft op welke manier dit moment vorm krijgt en lijkt hier positief over het inhoudelijke aspect of onderdeel van de roman te oordelen (subklasse 1, tweede circuit): “In Japins boek wordt dat dramatische moment vanuit drie perspectieven geromantiseerd.”
Wat volgt is een beschrijving van Japins’ werkwijze die hem informatie over het leven van de danser geboden heeft. Hoewel deze informatie beperkt is, is daar volgens Ackermans in de roman niets van te merken. Zij beschrijft de roman als volgt: “Het geromantiseerde verhaal hapert nergens en kent prachtige passages” en kent zo een positieve waardering toe aan de inhoud en de vorm van de besproken roman (subklasse 1 en 2, tweede circuit). Het oordeel wordt in de vijfde alinea met een citaat ondersteund, waarin een voorbeeld van een krachtige passage wordt genoemd. in het citaat wordt de nervositeit beschreven die de danser voor elk optreden voelt en de opluchting erna, dansend, ervaart. Japin sleurt je zijn verhaal binnen. Hoe krijgt hij het voor elkaar dat de lezer zich zo verbonden voelt met de wereld die hij beschrijft dat je het boek geen moment wilt neerleggen? In de geciteerde passage waardeert Ackermans zowel de inhoud als de vorm van de roman en doet dit in positieve zin (subkasse 1 en 2, tweede circuit). Op de
69 Linda Ackermans, “Stilte in dans en woorden,” recensie van Vaslav, door Arthur Japin, Recensieweb, 25 oktober, 2010.
vraag die zij stelt, geeft ze in het vervolg van alinea zes het antwoord. Ackermans noemt hier de combinatie van de schrijfstijl en de beschrijving van de danswereld als de aspecten of onderdelen van respectievelijk de vorm en inhoud (subklasse 2 en 1, tweede circuit) van de roman die dit meesleurende effect op de lezer heeft. Als voorbeeld noemt Ackermans het volgende:
Hij beschrijft niet alleen de schoonheid van dans, maar ook het keiharde bestaan erachter. De kromgegroeide voeten van danseressen die op spitzen dansen, de bloedende tenen en de liters zweet die worden geproduceerd: allemaal hebben ze een plek in Japins roman.
Toch blijkt Ackermans in alinea zeven van mening dat de lezer aan het eind van de roman maar weinig over het leven van de danser, zijn belangrijkste werk en ten slotte zijn gevoelens weet en zou dit als negatieve waardering met betrekking tot de inhoud van de roman (subklasse 1, tweede circuit) opgevat kunnen worden. Aan bekende choreografieën die Nijinski heeft gemaakt, wordt nauwelijks aandacht besteed: deze choreografieën zijn alleen zichtbaar voor de lezers die wel met zijn werk bekend zijn. Een punt dat daarentegen wel als positief aspect opgevat kan worden, want op deze manier heeft Japin zich door middel van kleine verwijzingen wél tot een heel specifiek publiek gericht: de fans van Nijinski. Daarmee waardeert Ackermans een specifiek inhoudelijk aspect van de roman positief (subklasse 1, tweede circuit).
Japin heeft duidelijk moeten kiezen welke aspecten van Vaslavs leven hij wilde belichten. Het eindresultaat is een toegankelijk boek voor lezers die geen voorkennis hebben van dans of van de danser Vaslav Nijinski dat tegelijkertijd boeiend genoeg blijft voor de lezers die wel over die kennis beschikken. Japins lyrische vertelwijze zorgt daarvoor.
Ackermans beschrijft in de achtste alinea de inhoud van de besproken roman. Uit haar eindoordeel volgt dat Vaslav voor lezers zonder en met voorkennis over het leven van de beroemde balletdanser een toegankelijk boek betaamt. Volgens Ackermans is dit te wijten aan de vertelwijze (lyrisch) die Japin in zijn roman hanteert. Ze waardeert hier een aspect of onderdeel van de vorm van de roman positief (subklasse 2, tweede circuit).
“Gevoelens van ongeloof, waanzin en respect komen samen, zoals ook in De Danser van Martinus”, luidt de laatste waardering met betrekking tot de besproken roman. Ackermans laat zich hier positief uit over de thema’s die in de roman worden aangesneden en doet hiermee een waarderende uitspraak die betrekking heeft op een onderdeel of aspect van de inhoud van de roman (subklasse 1, tweede circuit).
4.3.5 Tzum Recensent: Lucas Zandberg70 Aantal alinea’s: 3 Datum: 18 september 2010 De eerste alinea van de recensie geeft achtergrondinformatie met betrekking tot de onderwerpskeuze die Japin in een aantal van zijn (eerder verschenen) werken uitwerkt. Dat de roman gebaseerd is op historische feiten, heeft Japin volgens Zandberg geen belemmeringen in zijn artistieke vrijheid opgeleverd: “Japin zou echter Japin niet zijn als hij niet een eigen draai aan het verhaal had gegeven.” Anders dan wat men op basis van de titel zou verwachten, gaat de roman niet specifiek over één persoon, maar over “drie mensen wier leven sterk door Vaslavs aanwezigheid in hun midden werd beïnvloed”. Zandberg ervaart het als zeer positief dat de personages “ieder een volstrekt eigen geluid hebben; het is niet de schrijver die aan het woord is, maar de personages zelf” en kent daarmee een positieve waardering toe aan een aspect of onderdeel van de vorm (subklasse 2, tweede circuit) van de roman.
Over de manier(en) waarop de personages door Japin worden uitgewerkt, beschrijft Zandberg positief waarderend op welke manier zij worden neergezet en welk geluid kenmerkend is voor het personage in kwestie. Zo ervaart Zandberg het personage Peter als “zonder meer de meest aandoenlijke van de vertellers” die op een nuchtere toon “laat weten hoe hij zich verbaast over de naïviteit van zijn werkgever”. Het zijn de “prozaïsche beschrijvingen” die zorgen voor een komische noot in het verhaal. Ook de uitwerking van de personages Diaghilev (impresario en ex‐geliefde) en Romola (echtgenote) worden positief onthaald (subklasse 1, tweede circuit).
Zandberg merkt over de laatstgenoemde op dat deze op het eerste gezicht als vreemde eend in de bijt gezien kan worden, maar dat bij nader inzien ook deze uitwerking een meerwaarde geeft aan het verhaal. Zoals Zandberg hierover zelf opmerkt:
Op het eerste gezicht is Romola’s verhaal de vreemde eend in de bijt: haar verantwoording van de geschiedenis, ruim dertig jaar later opgetekend dan de ander hoofdstukken, heeft niet altijd evenveel met het centrale gegeven, namelijk Vaslavs dramatische laatste dans, te maken. Als historische vertelling wordt het verhaal er echter completer van, waardoor het toch toegevoegde waarde heeft.
70 Lucas Zandberg, “Recensie: Arthur Japin – Vaslav,” recensie van Vaslav, door Arthur Japin, Tzum literair weblog, 18 september, 2010, Recensie.
De vorm van de roman (subklasse 2, tweede circuit) wordt door middel van deze uitspraak positief gewaardeerd en daarmee ook de roman als samenhangend geheel van vorm en inhoud samen (eerste circuit).
“Het boek is geschreven als een dans, vol kunstige vergelijkingen en uitmondend op een climax in de vorm van Vaslavs’ zwanenzang, het is geen sinecure om een originele roman te schrijven over een goed gedocumenteerde geschiedenis, maar Japin is er toch in geslaagd dit te doen”, is wat Zandberg ten slotte over de roman als geheel van vorm en inhoud heeft op te merken en daarmee een positieve waardering toekent aan het besproken werk. Zandberg doet in de slotalinea van de recensie een positief waarderende uitspraak die tot het eerste circuit van waarderen gerekend kan worden. 4.3.6 Samenvatting De roman Vaslav wordt in totaal drie keer in de literaire dagbladen en twee keer