• No results found

Paragraaf
 4.
 Analyse
 van
 waarderingen
 in
 literaire
 dagbladen
 en
 op
 literaire

4.3
 Vaslav

4.3.1
NRC
Handelsblad
Recensent:
Arjen
Fortuin66 Aantal
alinea’s:
8
 Datum:
3
september
2010
 
 De
recensie
van
Fortuin
begint
met
een
positief
klinkende
beschrijving
van
een
 percussievoorstelling
die
Japin
in
2006
tijdens
de
opening
van
de
Boekenweek
 heeft
gegeven:
“De
ogen
wijd
open,
het
hoofd
wat
omhoog
naar
de
grote
trom,
al
 zijn
spieren
gespannen,
de
benen
bijna
trillend,
deinende
schouders
op
het
ritme
 van
zijn
eigen
slagen.”
De
indruk
die
deze
voorstelling
op
Fortuin
gemaakt
heeft,
 en
met
name
de
uitoefening
ervan
op
het
lichaam
van
Japin
vormt
een
brug
naar
 een
aspect
dat
in
het
oeuvre
van
Japin
een
belangrijke
rol
speelt.
Fortuin
noemt
 hier
de
lichamelijkheid,
en
dan
vooral
“de
beperkingen
die
een
lichaam
aan
een
 mens
 oplegt
 door
 de
 kleur
 (De
 zwarte
 met
 het
 witte
 hart)
 of
 het
 formaat
 (De
 grote
 wereld)”
 uit
 zijn
 eerdere
 werken
 die
 bijdragen
 aan
 een
 nieuwsgierigheid
 met
 betrekking
 tot
 Vaslav
(2010).
 Fortuin
 oordeelt
 hier
 positief
 over
 zowel
 de
 inhoud
 als
 de
 vorm
 van
 de
 roman
 en
 daarmee
 over
 subklasse
 1
 en
 2
 van
 het
 tweede
circuit
van
waarderen.



 Wanneer
 in
 de
 roman
 de
 dag
 aanbreekt
 dat
 Nijinski
 voor
 het
 laatst
 zal
 optreden,
duikt
zijn
ex‐minnaar
op.
Dit
geeft
Japin
de
gelegenheid
om
meer
over
 de
succesvolle
jaren
van
Nijinski
te
vertellen
en
doet
dit
via
de
ex‐geliefde
van
 Nijinski,
 Daghilev
 genaamd
 en
 “waarbij
 het
 cynisme
 van
 de
 oude
 impresario
 geestige
 observaties
 en
 passages
 oplevert”
 als
 men
 Fortuin
 mag
 geloven.
 Deze
 uitspraak
bevat
een
positieve
waardering
met
betrekking
tot
de
vorm
(subklasse
 2,
tweede
circuit)
van
de
roman.


Toch
 lijkt
 Fortuin
 niet
 alle
 passages
 uit
 de
 roman
 even
 positief
 te
 waarderen.
 De
 komst
 van
 Nijinski’s
 ex‐minnaar
 “leidt
 ook
 tot
 een
 lang
 twistgesprek
 tussen
 hem
 en
 echtgenote
 Romola,
 waarin
 zinloos
 veel
 word
 geduid
en
uitgelegd
–
zoals
in
het
hele
boek
de
passages
waarin
wordt
gezwegen
 te
 verkiezen
 zijn
 boven
 de
 vaak
 soaperige
 praatscènes”
 waardoor
 duidelijk
 wordt
 dat
 Fortuin
 hier
 de
 manier
 waarop
 gebeurtenissen
 in
 de
 roman
 worden
 beschreven
 liever
 anders
 vormgegeven
 had
 willen
 zien
 worden
 en
 hij
 daarom
 subklasse
 2
 van
 het
 tweede
 circuit
 van
 waarderen
 een
 negatieve
 waardering
 toekent.




 Ook
de
beschrijving
van
Nijinski’s
laatste
voorstelling
komt
er
bovendien
 karig
van
af,
omdat
Japin
er
in
de
ogen
van
Fortuin
niet
in
slaagt
de
beschrijving
 van
de
fatale
dans
op
hem
over
te
brengen:











66
Arjen
 Fortuin,
 “Zonder
 armen,
 benen
 en
 billen,”
 recensie
 van
 Vaslav,
 door
 Arthur
Japin,
NRC
Handelsblad,
3
september,
2010.


Want
in
de
beschrijving
van
die
fatale
dans,
van
Nijinski’s
lichaam
op
 dat
moment,
daarin
kan
de
literator
uitstijgen
boven
de
anekdotes
in
 de
biografieen.
Daar
slaagt
hij
echter
niet
in.
Japin
geeft
de
betekenis
 van
de
bewegingen
van
Nijinski:
‘En
verder
rent
hij,
ontwijkt
hij
een
 tank,
gewond,
stervend
als
hij
is,
adem
brandend
van
het
mosterdgas
 (…)’
 Maar
 wat
 hij
 nalaat,
 vreemd
 genoeg,
 is
 tonen
 hoe
 Nijinski
 dat
 doet.



En
 daarmee
 wordt
 het
 gebrek
 aan
 detail
 voor
 datgene
 waar
 de
 hele
 roman
 naartoe
leeft,
als
een
groot
minpunt
aangedragen
en
wordt
niet
alleen
de
roman
 inhoudelijk
(subklasse
1,
tweede
circuit),
maar
ook
wat
vorm
betreft
(subklasse
 2,
tweede
circuit)
in
dit
opzicht
negatief
gewaardeerd.




 Wegens
 het
 gebrek
 aan
 detail
 voor
 de
 inhoud
 van
 de
 roman,
 oordeelt
 Fortuin
 dat
 Vaslav
“op
 een
 frustrerende
 manier
 onaf
 blijft,
 en
 je
 des
 te
 sterker
 terugdenkt
aan
de
vele
ruis
die
de
ook
aanwezige
sterke
passages
omgeeft”.
Heel
 metaforisch
 merkt
 Fortuin
 daarom
 op
 dat
 wanneer
 de
 roman
 als
 sprong
 beschreven
zou
moeten
worden,
de
afzet
stevig
is,
maar
“de
uiteindelijke
sprong
 niet
imposant”
genoeg
is.
En
daarmee
krijgt
Vaslav
uiteindelijk
niet
die
positieve
 waardering
toegekend
die
op
zijn
eerder
verschenen
werk
wel
van
toepassing
is.
 Dat
 maakt
 dat
 de
 roman
 als
 samenhangend
 geheel
 van
 vorm
 en
 inhoud
 een
 negatieve
 waardering
 toegekend
 krijgt
 en
 daarmee
 ook
 het
 eerste
 circuit
 van
 waarderen.
 4.3.2
Trouw
Recensent:
redactie67

 Aantal
alinea’s:
6
 Datum:
11
september
2010


“Arthur
 Japin
 heeft
 met
 de
 danser
 Nijinski
 een
 fraai
 personage
 onder
 handen.
 Maar
hij
dringt
niet
tot
hem
door”,
is
de
zin
waarmee
deze
recensie
begint.
Uit
 deze
 waardering
 spreekt
 een
 (kleine)
 teleurstelling
 met
 betrekking
 tot
 de
 uitwerking
 van
 het
 personage
 en
 daarmee
 een
 aspect
 of
 onderdeel
 van
 de
 inhoud
van
de
roman,
welke
tot
subklasse
1
en
het
tweede
circuit
van
waarderen
 gerekend
kan
worden.




 In
de
daaropvolgende
alinea
wordt
zichtbaar
positiever
over
Japins
werk
 gesproken
 en
 wordt
 beschreven
 wat
 zijn
 eerder
 verschenen
 roman
 Een
 schitterend
gebrek
(2003)
tot
een
succes
heeft
gemaakt.
De
“pakkende
titel,
een
 mooi
 klassiek
 thema
 –
 liefde
 en
 de
 strijd
 tussen
 verstand
 en
 gevoel
 –
 plus
 een
 







67
Redactie,
 “Wat
 bezielt
 het
 circuspaardje?,”
 recensie
 van
 Vaslav,
 door
 Arthur
 Japin,
Trouw,
11
september,
2010.


spetterende
 hoofdpersoon”
 worden
 hierbij
 aangedragen
 als
 de
 elementen
 die
 hebben
bijgedragen
aan
dit
succes
en
op
zowel
onderdelen
als
aspecten
van
de
 vorm
als
de
inhoud
van
de
roman


“In
Vaslav
verschijnt
de
legendarische
danser
Vaslav
Nijinski
(1890‐1950
 ten
 tonele,
 niet
 als
 de
 adembenemende
 faun
 die
 begin
 twintigste
 eeuw
 het
 publiek
 met
 zijn
 sprongen
 begoochelde,
 maar
 in
 een
 latere
 levensfase”,
 een
 uitspraak
waarmee
kort
de
inhoud
van
de
roman
wordt
beschreven.
De
vierde
 alinea
beschrijft
hoe
“hij,
als
schim
van
zijn
voormalige
roem”
door
de
lezer
in
 Vaslav
 wordt
 aangetroffen,
 maar
 helaas
 niet
 van
 binnenuit
 beschreven
 wordt.
 Een
punt
dat
door
de
recensent
van
het
artikel
als
jammerlijk
wordt
bevonden.
 De
 recensent
 signaleert
 daarnaast
 dat
 het
 ontbreken
 van
 speculaties
 over
 het
 innerlijk
van
Nijinski
als
probleem
ervaren
kan
worden.
De
inhoud
van
de
roman
 is
op
historische
feiten
gebaseerd,
“tot
de
rol
van
de
anonieme
Peter
toe”,
maar
 daar
 waar
 Japin
 zich
 wel
 strikt
 aan
 deze
 gegevens
 lijkt
 te
 houden,
 laat
 hij
 zijn
 eigen
 creativiteit
 los
 op
 het
 personage
 Nijinski.
 Daar
 waar
 hij
 weinig
 aandacht
 lijkt
 te
 hebben
 voor
 de
 feiten
 die
 betrekking
 hebben
 op
 Nijinski
 “spendeert
 hij
 zijn
schrijversfantasie
aan
‘circusnummers’,
zoals
een
treinreisje
waarin
we
een
 jodentransport
 zien
 langskomen”
 en
 lijkt
 de
 recensent
 toch
 meer
 te
 hebben
 verwacht
 van
 Japins’
 kunnen
 en
 de
 inhoud
 van
 de
 roman,
 welke
 daarmee
 een
 negatieve
waardering
toegekend
krijgt
(subklasse
1,
tweede
circuit).




 In
alinea
vijf
vervolgt
de
recensent
zijn
waardering
met
betrekking
tot
de
 inhoud
 van
 de
 roman
 (subklasse
 1,
 tweede
 circuit),
 die
 toch
 op
 een
 kleine
 teleurstelling
lijkt
te
duiden:


Zo
wordt
het
geheim
van
Nijinski
voornamelijk
gesuggereerd
met
een
 paar
 linkende
 aforismen,
 zoals
 ‘Wil
 je
 gelukkig
 zijn,
 wees
 het
 dan!”
 van
Tolstoj
of
‘Je
moet
worden
wie
je
bent
van
Nietzsche.
En
moeten
 we
 het
 verder
 stellen
 met
 het
 bewonderende
 paternalisme
 van
 de
 buitenwereld.
 Nijinski
 zelf
 komt
 er
 uit
 naar
 voren
 als
 een
 wel
 heel
 naïef
natuurkind,
een
soort
mirakel
zonder
binnenkant.



Ten
 slotte
 brengt
 de
 recensent
 zijn
 oordeel
 over
 het
 werk
 als
 samenhangend
 geheel
van
vorm
en
inhoud
(eerste
circuit),
waarbij
hij
opmerkt
dat
het
werk
een
 dramatisch
 verhaal
 en
 glanzende
 scènes
 bevat,
 maar
 waarbij
 het
 blijft
 bij
 “vergeefs
zoeken
naar
de
ziel”
en
waarmee
gesteld
kan
worden
dat
het
algehele
 oordeel
 van
 de
 recensent
 over
 dit
 besproken
 werk
 er
 één
 is
 van
 matige
 waardering.


4.3.3
Volkskrant
Recensent:
Danielle
Serdijn68 Aantal
alinea’s:
11
 Datum:
4
september
2010
 
 De
eerste
alinea
van
de
recensie
begint
met
een
quote
die
de
laatste
woorden
van
 Valav
 Nijinski
 vormen,
 de
 balletdanser
 waarop
 de
 roman
 Vaslav
 is
 gebaseerd.
 Alinea
twee
beschrijft
kort
de
balletgeschiedenis
van
de
toen
10‐jarige
Nijinski
 en
de
derde
alinea
beschrijft
hoe
diezelfde
Nijinski
op
latere
leeftijd
een
minnaar
 kreeg.
 Wat
de
werkelijke
bedoeling
is
van
de
roman,
wordt
pas
in
de
vierde
alinea
 geïntroduceerd:

 


In
 Vaslav,
de
 nieuwe
 roman
 van
 Arthur
 Japin,
 probeert
 de
 schrijver
 vat
 te
 krijgen
 op
 de
 historische
 figuur
 Nijinski
 door
 verschillende
 personages
 aan
 het
 woord
 te
 laten.
 Wat
 zij
 te
 vertellen
 hebben,
 concentreert
 zich
 rond
 een
 belangrijke
 gebeurtenis:
 Vaslavs
 laatste
 optreden
op
19
januari
1919
in
Sankt
Moritz.


De
 aanduiding
 ‘probeert’
 doet
 voorlopig
 in
 het
 midden
 laten
 of
 de
 auteur
 er
 daadwerkelijk
 in
 geslaagd
 is
 om
 vat
 te
 krijgen
 op
 Nijinski.
 De
 uitspraak
 kan
 daarom
niet
als
positief
of
negatief
waarderend
worden
aangewezen,
wel
wordt
 er
 op
 deze
 manier
 een
 uitspraak
 gedaan
 die
 betrekking
 heeft
 op
 de
 inhoud
 (subklasse
1,
tweede
circuit)
van
de
roman.



Ook
 haalt
 Serdijn
 een
 buitenliteraire
 toestand
 aan
 (subklasse
 3,
 tweede
 circuit):
namelijk
de
geschiedenis
waarop
de
roman
zich
concentreert.
Over
deze
 toestand
wordt
niet
expliciet
een
positief
of
negatief
oordeel
geveld.




 In
 de
 vijfde
 alinea
 beschrijft
 Serdijn
 hoe
 het
 verhaal
 vanuit
 drie
 perspectieven
 wordt
 verteld:
 “de
 bediende
 Peter,
 wiens
 observaties
 vooral
 als
 doel
hebben
Vaslav
als
romantisch
kunstenaar
te
tonen,
echtgenote
Romola,
die
 de
particuliere
kant
kan
de
geschiedenis
laat
zien,
en
de
afwezen
minnaar
Sergej
 Diaghilev”.




 Alinea
 zes
 en
 zeven
 beschrijven
 het
 verhaal
 inhoudelijk
 zonder
 waarderende
 uitspraken
 te
 noemen.
 In
 de
 daarop
 volgende
 alinea
 beschrijft
 Serdijn
 hoe
 het
 verhaal
 van
 Japin
 tot
 stand
 is
 gekomen
 –
 “over
 Nijinski
 is
 een
 schat
 aan
 informatie
 toegankelijk”
 –
 en
 dat
 eerdere
 romans
 van
 Japin
 op
 een
 vergelijkbare
wijze
tot
stand
zijn
gekomen.
Dat
er
aan
deze
manier
van
werken
 ook
nadelen
kleven,
merkt
Serdijn
ook
op:











68
Danielle
 Serdijn,
 “Het
 onvoorstelbare
 willen
 zien,”
 recensie
 van
 Vaslav,
 door
 Arthur
Japin,
De
Volkskrant,
4
september,
2010.


Maar,
hoe
effectief
goede
research
ook
kan
zijn,
in
het
raadplegen
en
 uitwerken
van
zoveel
informatie
over
een
sensationele
figuur
schuilt
 het
risico
dat
bekende
feiten
sterker
tot
de
verbeelding
spreken
dan
 de
 roman.
 Wat
 kan
 fictie
 toevoegen
 aan
 een
 geschiedenis
 die
 al
 zo
 bijzonder
is?


In
de
negende
alinea
noemt
Serdijn
eerst
dat
het
er
even
op
lijkt
dat
“Japin
een
 poëticaal
verhaal
wilde
maken”,
tot
het
verhaal
ineens
een
andere
vorm
aan
gaat
 nemen
en
er
veel
biografische
feiten
in
het
verhaal
worden
verwerkt.
Zowel
de
 aanwezigheid
 van
 het
 (vele)
 poëtische
 taalgebruik
 als
 de
 hoeveelheid
 biografische
feiten
lijken
niet
in
balans
te
zijn,
is
wat
Serdijn
met
haar
uitspraak
 impliceert
 te
 zeggen.
 Daarmee
 worden
 aspecten
 van
 de
 vorm
 van
 de
 roman
 (subklasse
2,
tweede
circuit)
van
een
negatieve
waardering
voorzien.



“Dan
wordt
verteld
wat
verteld
moet
worden
–
maar
wat
we
goeddeels
al
 wisten.”
Ook
deze
uitspraak
die
uit
de
elfde
alinea
afkomstig
is,
kan
als
negatieve
 waardering
 worden
 opgevat
 en
 heeft
 betrekking
 op
 de
 inhoud
 van
 de
 roman
 (subklasse
1,
tweede
circuit).



Interessant
 is
 de
 rol
 van
 de
 versmade
 Diaghilev.
 Vreselijk
 graag
 hadden
 we
 gelezen
 welke
 gedachten
 hij
 had
 over
 Valavs
 rol
 als
 noodgedwongen
 galant,
 over
 Vaslavs
 seksuele
 geaardheid,
 over
 het
 onderdrukken
daarvan,
en
of
daarmee
mogelijk
de
kiem
van
waanzin
 is
gelegd.



Het
 onvoorstelbare
 hadden
 we
 willen
 zien,
 de
 krochten
 van
 dit
 reusachtige
talent.
Het
had
voorbij
de
feiten
mogen
gaan.
Vaslav
blijft
 nu
een
te
braaf
eerbetoon,
een
aardige
roman
voor
wie
geen
zin
heeft
 in
een
biografie.


Ook
de
beide
citaten
bevatten
een
inhoud
waaruit
blijkt
dat
Japin
meer
uit
het
 verhaal
 had
 kunnen
 halen,
 omdat
 de
 hoeveelheid
 materiaal
 over
 het
 leven
 van
 Nijinski
 enorm
 is.
 Nu
 doet
 het
 geheel
 meer
 aan
 als
 een
 roman
 met
 te
 veel
 biografische
elementen,
waarmee
aspecten
van
de
inhoud
en
vorm
van
de
roman
 een
negatieve
waardering
krijgen
(subklasse
1
en
2,
tweede
circuit).


4.3.4
Recensieweb
Recensent:
Linda
Ackermans69 Aantal
alinea’s:
10
 Datum:
25
oktober
2010
In
de
intro
van
Ackermans
recensie
vergelijkt
zij
de
roman
Vaslav
(2010)
met
het
 gedicht
De
Danser
van
Martinus
Nijhoff,
dat
tot
dat
moment
het
enige
werk
is
dat
 het
 aspect
 ‘dans’
 zo
 goed
 onder
 woorden
 weet
 te
 brengen.
 “Met
 Vaslav
 krijgt
 Japin
 het
 voor
 elkaar
 om
 in
 romanvorm
 dezelfde
 kern
 van
 dans
 te
 grijpen
 als
 Nijhoff
 deed”,
 is
 wat
 Ackermans
 positieve
 oordeel
 over
 de
 roman
 als
 samenhangend
geheel
van
vorm
en
inhoud
betreft
(eerste
circuit).
In
het
slot
van
 het
 intro
 worden
 de
 kernthema’s
 van
 de
 dans
 –
 passie,
 strijd
 en
 perfectie
 –
 genoemd,
die
aan
de
hand
van
het
verhaal
over
de
legendarische
danser
Vaslav
 Nijinski
 worden
 uitgewerkt.
 Ackermans
 spreekt
 hier
 van
 een
 “liefdevolle
 beschrijving
 van
 de
 kernthema’s”
 wanneer
 zij
 deze
 punten
 noemt.
 Uit
 het
 slot
 van
 deze
 alinea
 volgt
 een
 positieve
 waardering
 met
 betrekking
 tot
 de
 inhoud
 (subklasse
1,
tweede
circuit)
van
de
roman.



 In
alinea
twee
wordt
kort
beschreven
wie
Vaslav
Nijinski
was,
waarna
in
 alinea
 drie
 wordt
 ingegaan
 op
 het
 belangrijkste
 moment
 uit
 Nijinski’s
 carrière,
 welke
in
de
roman
wordt
uitgewerkt.
Ackermans
beschrijft
op
welke
manier
dit
 moment
 vorm
 krijgt
 en
 lijkt
 hier
 positief
 over
 het
 inhoudelijke
 aspect
 of
 onderdeel
 van
 de
 roman
 te
 oordelen
 (subklasse
 1,
 tweede
 circuit):
 “In
 Japins
 boek
wordt
dat
dramatische
moment
vanuit
drie
perspectieven
geromantiseerd.”



Wat
 volgt
 is
 een
 beschrijving
 van
 Japins’
 werkwijze
 die
 hem
 informatie
 over
het
leven
van
de
danser
geboden
heeft.
Hoewel
deze
informatie
beperkt
is,
 is
 daar
 volgens
 Ackermans
 in
 de
 roman
 niets
 van
 te
 merken.
 Zij
 beschrijft
 de
 roman
als
volgt:
“Het
geromantiseerde
verhaal
hapert
nergens
en
kent
prachtige
 passages”
en
kent
zo
een
positieve
waardering
toe
aan
de
inhoud
en
de
vorm
van
 de
besproken
roman
(subklasse
1
en
2,
tweede
circuit).
Het
oordeel
wordt
in
de
 vijfde
 alinea
 met
 een
 citaat
 ondersteund,
 waarin
 een
 voorbeeld
 van
 een
 krachtige
passage
wordt
genoemd.
in
het
citaat
wordt
de
nervositeit
beschreven
 die
de
danser
voor
elk
optreden
voelt
en
de
opluchting
erna,
dansend,
ervaart.

 
 Japin
sleurt
je
zijn
verhaal
binnen.
Hoe
krijgt
hij
het
voor
elkaar
dat
de
 lezer
zich
zo
verbonden
voelt
met
de
wereld
die
hij
beschrijft
dat
je
 het
boek
geen
moment
wilt
neerleggen?

 
 In
de
geciteerde
passage
waardeert
Ackermans
zowel
de
inhoud
als
de
vorm
van
 de
 roman
 en
 doet
 dit
 in
 positieve
 zin
 (subkasse
 1
 en
 2,
 tweede
 circuit).
 Op
 de
 







69
Linda
 Ackermans,
 “Stilte
 in
 dans
 en
 woorden,”
 recensie
 van
 Vaslav,
 door
 Arthur
Japin,
Recensieweb,
25
oktober,
2010.


vraag
die
zij
stelt,
geeft
ze
in
het
vervolg
van
alinea
zes
het
antwoord.
Ackermans
 noemt
 hier
 de
 combinatie
 van
 de
 schrijfstijl
 en
 de
 beschrijving
 van
 de
 danswereld
als
de
aspecten
of
onderdelen
van
respectievelijk
de
vorm
en
inhoud
 (subklasse
2
en
1,
tweede
circuit)
van
de
roman
die
dit
meesleurende
effect
op
 de
lezer
heeft.
Als
voorbeeld
noemt
Ackermans
het
volgende:


Hij
 beschrijft
 niet
 alleen
 de
 schoonheid
 van
 dans,
 maar
 ook
 het
 keiharde
 bestaan
 erachter.
 De
 kromgegroeide
 voeten
 van
 danseressen
 die
 op
 spitzen
 dansen,
 de
 bloedende
 tenen
 en
 de
 liters
 zweet
 die
 worden
 geproduceerd:
 allemaal
 hebben
 ze
 een
 plek
 in
 Japins
roman.



Toch
blijkt
Ackermans
in
alinea
zeven
van
mening
dat
de
lezer
aan
het
eind
van
 de
roman
maar
weinig
over
het
leven
van
de
danser,
zijn
belangrijkste
werk
en
 ten
 slotte
 zijn
 gevoelens
 weet
 en
 zou
 dit
 als
 negatieve
 waardering
 met
 betrekking
 tot
 de
 inhoud
 van
 de
 roman
 (subklasse
 1,
 tweede
 circuit)
 opgevat
 kunnen
worden.
Aan
bekende
choreografieën
die
Nijinski
heeft
gemaakt,
wordt
 nauwelijks
aandacht
besteed:
deze
choreografieën
zijn
alleen
zichtbaar
voor
de
 lezers
 die
 wel
 met
 zijn
 werk
 bekend
 zijn.
 Een
 punt
 dat
 daarentegen
 wel
 als
 positief
aspect
opgevat
kan
worden,
want
op
deze
manier
heeft
Japin
zich
door
 middel
van
kleine
verwijzingen
wél
tot
een
heel
specifiek
publiek
gericht:
de
fans
 van
 Nijinski.
 Daarmee
 waardeert
 Ackermans
 een
 specifiek
 inhoudelijk
 aspect
 van
de
roman
positief
(subklasse
1,
tweede
circuit).


Japin
heeft
duidelijk
moeten
kiezen
welke
aspecten
van
Vaslavs
leven
 hij
 wilde
 belichten.
 Het
 eindresultaat
 is
 een
 toegankelijk
 boek
 voor
 lezers
die
geen
voorkennis
hebben
van
dans
of
van
de
danser
Vaslav
 Nijinski
dat
tegelijkertijd
boeiend
genoeg
blijft
voor
de
lezers
die
wel
 over
 die
 kennis
 beschikken.
 Japins
 lyrische
 vertelwijze
 zorgt
 daarvoor.



Ackermans
beschrijft
in
de
achtste
alinea
de
inhoud
van
de
besproken
roman.
Uit
 haar
eindoordeel
volgt
dat
Vaslav
voor
lezers
zonder
en
met
voorkennis
over
het
 leven
 van
 de
 beroemde
 balletdanser
 een
 toegankelijk
 boek
 betaamt.
 Volgens
 Ackermans
 is
 dit
 te
 wijten
 aan
 de
 vertelwijze
 (lyrisch)
 die
 Japin
 in
 zijn
 roman
 hanteert.
Ze
waardeert
hier
een
aspect
of
onderdeel
van
de
vorm
van
de
roman
 positief
(subklasse
2,
tweede
circuit).



“Gevoelens
van
ongeloof,
waanzin
en
respect
komen
samen,
zoals
ook
in
 De
 Danser
 van
 Martinus”,
 luidt
 de
 laatste
 waardering
 met
 betrekking
 tot
 de
 besproken
roman.
Ackermans
laat
zich
hier
positief
uit
over
de
thema’s
die
in
de
 roman
 worden
 aangesneden
 en
 doet
 hiermee
 een
 waarderende
 uitspraak
 die
 betrekking
 heeft
 op
 een
 onderdeel
 of
 aspect
 van
 de
 inhoud
 van
 de
 roman
 (subklasse
1,
tweede
circuit).



4.3.5
Tzum
Recensent:
Lucas
Zandberg70 Aantal
alinea’s:
3
 Datum:
18
september
2010
 
 De
eerste
alinea
van
de
recensie
geeft
achtergrondinformatie
met
betrekking
tot
 de
onderwerpskeuze
die
Japin
in
een
aantal
van
zijn
(eerder
verschenen)
werken
 uitwerkt.
 Dat
 de
 roman
 gebaseerd
 is
 op
 historische
 feiten,
 heeft
 Japin
 volgens
 Zandberg
geen
belemmeringen
in
zijn
artistieke
vrijheid
opgeleverd:
“Japin
zou
 echter
Japin
niet
zijn
als
hij
niet
een
eigen
draai
aan
het
verhaal
had
gegeven.”

 
 Anders
dan
wat
men
op
basis
van
de
titel
zou
verwachten,
gaat
de
roman
 niet
specifiek
over
één
persoon,
maar
over
“drie
mensen
wier
leven
sterk
door
 Vaslavs
aanwezigheid
in
hun
midden
werd
beïnvloed”.
Zandberg
ervaart
het
als
 zeer
positief
dat
de
personages
“ieder
een
volstrekt
eigen
geluid
hebben;
het
is
 niet
de
schrijver
die
aan
het
woord
is,
maar
de
personages
zelf”
en
kent
daarmee
 een
 positieve
 waardering
 toe
 aan
 een
 aspect
 of
 onderdeel
 van
 de
 vorm
 (subklasse
2,
tweede
circuit)
van
de
roman.




 Over
de
manier(en)
waarop
de
personages
door
Japin
worden
uitgewerkt,
 beschrijft
Zandberg
positief
waarderend
op
welke
manier
zij
worden
neergezet
 en
 welk
 geluid
 kenmerkend
 is
 voor
 het
 personage
 in
 kwestie.
 Zo
 ervaart
 Zandberg
 het
 personage
 Peter
 als
 “zonder
 meer
 de
 meest
 aandoenlijke
 van
 de
 vertellers”
 die
 op
 een
 nuchtere
 toon
 “laat
 weten
 hoe
 hij
 zich
 verbaast
 over
 de
 naïviteit
van
zijn
werkgever”.
Het
zijn
de
“prozaïsche
beschrijvingen”
die
zorgen
 voor
 een
 komische
 noot
 in
 het
 verhaal.
 Ook
 de
 uitwerking
 van
 de
 personages
 Diaghilev
 (impresario
 en
 ex‐geliefde)
 en
 Romola
 (echtgenote)
 worden
 positief
 onthaald
(subklasse
1,
tweede
circuit).



Zandberg
merkt
over
de
laatstgenoemde
op
dat
deze
op
het
eerste
gezicht
 als
 vreemde
 eend
 in
 de
 bijt
 gezien
 kan
 worden,
 maar
 dat
 bij
 nader
 inzien
 ook
 deze
uitwerking
een
meerwaarde
geeft
aan
het
verhaal.
Zoals
Zandberg
hierover
 zelf
opmerkt:



Op
het
eerste
gezicht
is
Romola’s
verhaal
de
vreemde
eend
in
de
bijt:
 haar
 verantwoording
 van
 de
 geschiedenis,
 ruim
 dertig
 jaar
 later
 opgetekend
dan
de
ander
hoofdstukken,
heeft
niet
altijd
evenveel
met
 het
 centrale
 gegeven,
 namelijk
 Vaslavs
 dramatische
 laatste
 dans,
 te
 maken.
 Als
 historische
 vertelling
 wordt
 het
 verhaal
 er
 echter
 completer
van,
waardoor
het
toch
toegevoegde
waarde
heeft.










70
Lucas
 Zandberg,
 “Recensie:
 Arthur
 Japin
 –
 Vaslav,”
 recensie
 van
 Vaslav,
door
 Arthur
Japin,
Tzum
literair
weblog,
18
september,
2010,
Recensie.


De
vorm
van
de
roman
(subklasse
2,
tweede
circuit)
wordt
door
middel
van
deze
 uitspraak
 positief
 gewaardeerd
 en
 daarmee
 ook
 de
 roman
 als
 samenhangend
 geheel
van
vorm
en
inhoud
samen
(eerste
circuit).




 “Het
 boek
 is
 geschreven
 als
 een
 dans,
 vol
 kunstige
 vergelijkingen
 en
 uitmondend
 op
 een
 climax
 in
 de
 vorm
 van
 Vaslavs’
 zwanenzang,
 het
 is
 geen
 sinecure
 om
 een
 originele
 roman
 te
 schrijven
 over
 een
 goed
 gedocumenteerde
 geschiedenis,
maar
Japin
is
er
toch
in
geslaagd
dit
te
doen”,
is
wat
Zandberg
ten
 slotte
 over
 de
 roman
 als
 geheel
 van
 vorm
 en
 inhoud
 heeft
 op
 te
 merken
 en
 daarmee
 een
 positieve
 waardering
 toekent
 aan
 het
 besproken
 werk.
 Zandberg
 doet
in
de
slotalinea
van
de
recensie
een
positief
waarderende
uitspraak
die
tot
 het
eerste
circuit
van
waarderen
gerekend
kan
worden.
 
 4.3.6
Samenvatting
De
roman
Vaslav
wordt
in
totaal
drie
keer
in
de
literaire
dagbladen
en
twee
keer