• No results found

Dit
zijn
de
namen

Paragraaf
 4.
 Analyse
 van
 waarderingen
 in
 literaire
 dagbladen
 en
 op
 literaire

4.8
 Dit
zijn
de
namen

4.8.1
NRC
Handelsblad
Recensent:
Arjen
Fortuin91 Aantal
alinea’s:
12
 Datum:
5
oktober
2012
 
 De
eerste
twee
alinea’s
van
de
recensie
geven
een
omschrijving
van
de
53‐jarige
 hoofdpersoon
 uit
 Dit
 zijn
 de
 namen
 (2012):
 Pontus
 Beg,
 een
 man
 van
 vaste
 gewoonten
 –
 “Per
 dag
 drinkt
 hij
 vier
 glazen
 sterke
 drank
 –
 nooit
 vijf.
 (…)
 Eenmaal
 per
 maand
 deelt
 hij
 het
 bed
 met
 Zita,
 zijn
 huishoudster.”
 –
 en
 in
 zijn
 werk
minder
corrupt
dan
de
meesten
van
zijn
collega’s,
hoewel
ook
hij
van
het
 gebruik
van
een
beetje
geweld
niet
vies
lijkt
te
zijn.
“Pontus
Beg,
de
held
van
Dit
 zijn
 de
 namen
 de
 nieuwe
 roman
 van
 Tommy
 Wieringa,
 leidt
 een
 bestaan
 van
 overzichtelijkheid
 die
 voorbehouden
 lijkt
 te
 zijn
 aan
 een
 bepaald
 slag
 man.”
 Geïmpliceerd
 wordt
 dat
 Dit
 zijn
 de
 namen
 in
 de
 eerste
 instantie
 een
 roman
 is
 waarbij
 de
 inhoud
 in
 hetzelfde,
 van
 vaste
 gewoonten
 voorziene
 tempo
 zal
 voortkabbelen.



 “De
mooie
scène
met
de
muzikant
is
er
een
van
de
vele
waarin
Wieringa
 knap
laat
zien
dat
er
iets
knaagt
aan
Beg.”
Het
betekent
tegelijkertijd
een
omslag
 in
 het
 verhaal,
 waarbij
 Wieringa
 een
 oude
 rabbijn
 in
 het
 verhaal
 introduceert.
 Fortuin
 beschrijft
 hoe
 het
 personage
 Beg
 in
 de
 eerste
 instantie
 wordt
 gekarakteriseerd
als
man
die
een
stereotiep
beeld
van
het
jodendom
heeft
“dat
 soms
 aanschurkt
 tegen
 het
 antisemitisme”,
 maar
 uiteindelijk
 door
 het
 contact
 met
de
rabbijn
meer
over
zichzelf
leert.


Beg,
 die
 door
 het
 leven
 gaat
 met
 een
 stereotiep
 beeld
 van
 het
 jodendom
dat
soms
aanschurkt
tegen
het
antisemitisme,
ontdekt
door
 het
contact
met
de
rabbijn
nog
meer
(…)
En
dat
roept
een
verlangen
 in
hem
wakker.


Fortuin
beschrijft
daarna
positief
waarderend
op
welke
manier
deze
omslag
het
 karakter
 van
 Beg
 (her)vormt,
 deze
 waarderende
 uitspraak
 heeft
 betrekking
 op
 de
inhoud
van
de
besproken
roman
(subklasse
1,
tweede
circuit):

 
 In
onderkoelde
scènes
en
observaties
zet
hij
de
commissaris
neer
als
 veel
meer
dan
een
sentimentele
oude
man,
hij
laat
zien
dat
er
echt
iets
 plaatsheeft
in
diens
leven,
dat
het
gevoel
dat
bij
deze
macho
door
het
 pantser
heen
breekt,
hem
ook
echt
verandert.
 







91
Arjen
 Fortuin,
 recensie
 van
 Dit
 zijn
 de
 namen,
 door
 Tommy
 Wieringa,
 NRC
 Handelsblad,
5
oktober,
2012.


In
het
eerste
deel
van
de
uitspraak,
spreekt
Fortuin
positief
waarderend
over
de
 vorm
 van
 de
 roman
 (subklasse
 2,
 tweede
 circuit),
 waarbij
 de
 scènes
 en
 observaties
tegelijkertijd
inhoud
geven
aan
de
roman
en
aan
het
hoofdpersonage
 Beg.
Beg
wordt
vervolgens
beschreven
als
man
die
wel
degelijk
inhoud
aan
het
 leven
weet
te
geven
en
dat
vormt
een
contrast
met
hetgeen
Fortuin
in
de
eerste
 twee
 alinea’s
 van
 de
 recensie
 schrijft
 en
 waarin
 Beg
 wordt
 beschreven
 als
 persoon
 met
 vaste
 gewoonten
 en
 een
 maandelijks
 lichamelijk
 contact
 met
 zijn
 huishoudster
Zita.




 In
de
zesde
alinea
van
de
recensie
spreekt
Fortuin
zijn
waardering
uit
ten
 opzichte
 van
 de
 roman
 als
 samenhangend
 geheel
 van
 vorm
 en
 inhoud
 (eerste
 circuit
 van
 waarderen),
 wanneer
 hij
 Wieringa’s
 nieuwste
 roman
 vergelijkt
 met
 zijn
voorganger
Caesarion
(2009).
De
gebeurtenissen
in
Dit
zijn
de
namen
hebben
 daadwerkelijk
 een
 uitwerking
 op
 de
 ontwikkeling
 van
 de
 toestand
 waarin
 de
 hoofdpersoon
zich
bevindt,
iets
wat
volgens
Fortuin
in
Caesarion
ontbreekt.


In
 Caesarion
 gebeurde
 wel
 veel,
 maar
 toch
 leek
 al
 het
 drama
 de
 hoofdpersoon
onaangedaan
te
laten.
Die
geloofde
tot
het
eind
toe
in
 zijn
eigen
sterke
verhalen,
met
als
nadeel
dat
ook
de
roman
als
geheel
 aan
de
oppervlakte
bleef
en
nergens
de
kracht
kreeg
van
Wieringa’s
 wervelende
doorbraakroman
Joe
Speedboot.


Fortuin
 spreekt
 hier
 enerzijds
 negatief
 waarderend
 over
 de
 roman
 Caesarion,
 waarbij
 impliciet
 gezegd
 wordt
 dat
 de
 samenhang
 tussen
 de
 vorm
(de
scènes)
en
de
uitwerking
ervan
op
de
hoofdpersoon
en
daarmee
 de
 inhoud
 van
 de
 roman
 gedeeltelijk
 ontbreekt
 en
 om
 die
 reden
 niet
 aan
 het
 succes
 van
 Wieringa’s
 doorbraakroman
 Joe
 Speedboot
 (2005)
 kan
 tippen
 (eerste
 circuit
 van
 waarderen).
 Anderzijds
 spreekt
 Fortuin
 wel
 waarderend
over
Wieriga’s
huidige,
nieuwste
roman,
omdat
de
samenhang
 tussen
vorm
en
inhoud
nu
wel
aanwezig
wordt
gesteld
(eerste
circuit
van
 waarderen).




 Ook
 wanneer
 Fortuin
 spreekt
 over
 het
 succes
 van
 Wieringa’s
 doorbraakroman,
 kan
 deze
 positieve
 waardering
 aan
 Dit
 zijn
 de
 namen
 worden
 gekoppeld,
 omdat
 zowel
 Joe
 Speedboot
 als
 Dit
 zijn
 de
 namen
 beschreven
worden
als
samenhangend
geheel
van
vorm
en
inhoud
(eerste
 circuit
van
waarderen).
 
 Ter
verdediging
kan
van
de
schrijver
kon
hierbij
worden
aangevoerd
 dat
hij
niet
was
bezweken
voor
de
verleiding
om
na
dat
grote
succes
 weer
zo’n
feelgood‐roman
te
maken.
 
 Toch
neemt
Fortuin
het
voor
Caesarion
op.
Door
na
het
succes
van
Joe
Speedboot
 te
 kiezen
 voor
 een
 verhaal
 met
 geheel
 andere
 elementen,
 heeft
 Wieringa
 wel


voorkomen
 dat
 zijn
 vervolgromans
 steeds
 in
 hetzelfde
 hokje
 konden
 worden
 gestopt.



“Ook
bij
Dit
zijn
de
namen
kiest
hij
niet
voor
de
eenvoudigste
weg.
Sterker,
 hij
maakt
het
zichzelf
–
en
zijn
lezers
–
best
lastig.”
Fortuin
beschrijft
hoe
er
naast
 het
levensverhaal
van
Beg,
nog
een
tweede
verhaallijn
door
de
roman
loopt
die
 betrekking
 heeft
 op
 een
 groep
 vluchtelingen
 die
 de
 steppe
 doorkruist.
 “De
 beschrijving
 van
 die
 tocht
 levert
 mooie
 details
 op,
 zoals
 het
 neerleggen
 van
 lappen
plastic
om
’s
nachts
de
dauw
op
te
vangen
en
daar
dan
van
te
drinken
–
 maar
 lang
 vraag
 je
 je
 af
 waar
 Wieringa
 heen
 wil
 met
 deze
 mensen”,
 waarbij
 Fortuin
 de
 manier
 waarop
 de
 tocht
 beschreven
 als
 onderdeel
 of
 aspect
 van
 de
 vorm
 van
 de
 roman
 positief
 waardeert
 (subklasse
 2,
 tweede
 circuit),
 maar
 waarbij
 hij
 zich
 ook
 lijkt
 af
 te
 vragen
 wat
 de
 toevoeging
 van
 deze
 tweede
 verhaallijn
bijdraagt
aan
de
samenhang
tussen
vorm
en
inhoud
van
de
roman
en
 daarmee
aan
het
eerste
circuit
van
waarderen.



Ook
 hetgeen
 dat
 de
 vluchtelingen
 overkomt,
 wordt
 niet
 als
 positieve
 waardering
beschreven:


Wat
hij
[Wieringa]
deze
slachtoffers
laat
meemaken
ligt
voor
de
hand:
 van
 de
 uitsluiting
 van
 het
 zwarte
 lid
 van
 de
 groep,
 tot
 plotselinge
 heldendaden
 en
 (rap
 weer
 verdwijnende)
 solidariteit
 –
 en
 wreedheden
 die
 ze
 begaan,
 onderling
 en
 tegen
 die
 ene
 levende
 ziel
 die
ze
onderweg
ontmoeten.


En
dan
blijkt
dat
een
van
hen
een
mannenhoofd
met
zich
meedraagt,
 zodat
er
meteen
een
moordonderzoek
volgt.
De
tocht
heeft
bovendien
 nog
een
tweede
raadsel
gebaard,
en
zo
moeten
er
aan
het
eind
van
de
 roman
 ineens
 twee
 zaken
 opgelost
 worden,
 waardoor
 het
 tot
 dat
 moment
vrij
plotloze
geheel
ineens
een
whodunnit
lijkt
te
worden.
 


Op
het
eerste
gezicht
lijkt
Fortuin
zich
hier
negatief
te
uiten
over
de
inhoud
van
 de
 roman
 (subklasse
 1,
 tweede
 circuit),
 die
 met
 zich
 meebrengt
 dat
 de
 samenloop
van
omstandigheden
de
roman
de
vorm
van
een
whodunnit
aan
laat
 nemen.
 Volgens
 Fortuin
 is
 Dit
zijn
de
namen
niet
 per
 definitie
 een
 roman
 over
 migratie,
corruptie
of
het
verlangen
naar
een
moeder
(een
terugkerend
element
 binnen
de
roman),
maar
een
roman
over
religie:



En
 een
 bijzonder
 knappe
 roman
 bovendien,
 waarin
 ook
 duidelijk
 wordt
 waarom
 Wieringa
 zijn
 lezers
 zo
 lang
 de
 steppe
 op
 heeft
 gestuurd.
Niet
om
de
gebeurtenissen
daar,
maar
om
een
antwoord
te
 vinden
 op
 zijn
 vragen
 over
 aard,
 nut
 en
 noodzaak
 van
 een
 geloof.
 Vragen
die
Wieringa
tot
het
laatst
doodernstig
blijft
stellen.



Het
eerste
gedeelte
van
het
citaat
bevat
een
positieve
waardering
met
betrekking
 tot
de
roman
als
samenhangend
geheel
van
vorm
en
inhoud
en
dus
tot
het
eerste
 circuit
van
waarderen.
Het
tweede
gedeelte
heeft
betrekking
op
inhoud
van
de
 roman,
die
een
diepere
betekenis
kent
dan
de
betekenis
die
de
lezer
in
de
eerste
 plaats
aan
de
roman
zou
verbinden
(subklasse
1,
tweede
circuit).
Ook
hierover
 spreekt
 Fortuin
 positief
 waarderend.
 Ten
 slotte
 maakt
 Fortuin
 een
 opmerking
 over
de
vorm
van
de
roman,
waarin
hij
beschrijft
dat
de
vragen
met
betrekking
 tot
 het
 geloof
 binnen
 de
 roman
 een
 zekere
 rode
 draad
 vormen
 (subklasse
 2,
 tweede
circuit).




 Ook
de
twaalfde
en
laatste
alinea
van
de
recensie
spreekt
over
de
diepere,
 inhoudelijke
 betekenis
 die
 aan
 de
 roman
 gebonden
 is
 (positief,
 subklasse
 1,
 tweede
 circuit).
 “Waar
 het
 om
 gaat,
 daar
 laat
 Wieringa
 geen
 misverstand
 over
 bestaan,
 is
 wat
 mensen
 geloven.
 Alles
 draait
 om
 de
 betekenis
 die
 ze
 aan
 die
 feiten
geven.
”En
dat
kan
de
lezer
volgens
Fortuin
op
twee
manieren
zien:
als
het
 begin
van
een
religieuze
verklaring,
maar
ook
in
bredere
zin
voor
het
geloof
in
 magische
 krachten
 of
 op
 een
 nieuw
 begin
 van
 het
 leven.
 “En,
 ja,
 ook
 voor
 het
 geloof
in
een
roman.”

4.8.2
Volkskrant
Recensent:
Danielle
Serdijn92 Aantal
alinea’s:
13
 Datum:
6
oktober
2012


Hij
 weet
 dat
 ze
 vooruitgeschoven
 posten
 zijn
 van
 hun
 familie,
 hun
 dorp,
 hun
 gemeenschap.
 In
 hun
 voetspoor
 reist
 een
 onzichtbaar
 gezelschap
 van
 vaders,
 moeder,
 broers,
 zusters,
 ooms
 en
 tantes
 en
 neven
 en
 nichten
 mee.
 Op
 hen
 is
 alle
 hoop
 gevestigd.
 Zij
 zijn
 het
 pioniersgewas
–
alles
kun
je
ze
aandoen,
honger,
dorst,
hitte
en
kou,
 ze
zullen
alles
overleven.


De
 eerste
 alinea
 van
 de
 recensie
 bevat
 bovenstaand
 citaat.
 De
 zinnen
 worden
 vervolgens
 in
 de
 tweede
 alinea
 van
 de
 bespreking
 omschreven
 in
 termen
 van
 “profetische
regels
in
de
nieuwe
roman
van
Tommy
Wieringa”.
De
alinea
bevat
 naast
deze
waarderende
uitspraak
die
betrekking
heeft
op
een
vormaspect
van
 de
roman
(subklasse
2,
tweede
circuit)
–
de
schrijfstijl
–
ook
een
overzicht
van
 het
oeuvre
van
Wieringa
en
diens
hoofdpersonages.
De
waarderende
uitspraak
 van
Danielle
Serdijn
kan
als
positief
waarderend
worden
opgevat.

 







92 
Danielle
 Serdijn,
 “De
 compositie
 is
 scherper
 en
 doeltreffender,
 de
 hoofdstukken
zijn
strak
als
buxushaagjes,”
recensie
van
Dit
zijn
de
namen,
door
 Tommy
Wieringa,
De
Volkskrant,
6
oktober,
2012.


Serdijn
 sluit
 de
 tweede
 alinea
 af
 met
 de
 volgende
 uitspraak,
 welke
 de
 lezer
 op
 twee
 manieren
 op
 zou
 kunnen
 vatten:
 “In
 Dit
 zijn
 de
 namen
 laat
 Wieringa
 Nederland
nog
verder
achter
zich.”
Enerzijds
sluit
de
positieve
waardering
aan
 op
 de
 uitspraken
 die
 betrekking
 hebben
 op
 de
 bestaande
 landen
 en
 fictieve
 steden
waarin
eerder
verschenen
werk
zich
afspeelt
–
Algerije,
Marokko
of
Oost‐ Engeland.
Anderzijds
kan
de
uitspraak
ook
als
compliment
worden
opgevat
die
 uitdrukt
 dat
 Wieringa
 zijn
 succes
 buiten
 Nederland
 moet
 gaan
 zoeken,
 omdat
 zijn
werk
te
klein
is
geworden
voor
een
land
als
Nederland.



Alinea
 drie
 beschrijft
 in
 welke
 (fictieve)
 stad
 de
 roman
 zich
 afspeelt
 en
 wie
de
hoofdpersoon
ervan
is.
“Lichtpuntje
in
zijn
Oostblokgrauwe
wereld
is
de
 maandelijke
 vrijpartij
 met
 zijn
 huishoudster.
 Pontus’
 kinderloze
 bestaan
 biedt
 een
even
desolate
aanblik
als
het
landschap.”




 De
vierde
alinea
heeft
betrekking
op
de
tweede
verhaallijn
in
de
roman
en
 beschrijft
tot
en
met
de
zesde
alinea
van
de
recensie
de
ernst
van
de
situatie
en
 wat
voor
een
enkeling
onder
het
gezelschap
de
reden
is
geweest
voor
het
maken
 van
de
tocht.




 “De
 oeverloosheid
 van
 de
 tocht
 maakt
 de
 reist
 tot
 een
 moderne
 exodus
 naar
het
Beloofde
land”,
oordeelt
Serdijn
en
merkt
op
dat
de
gelijkenis
tussen
de
 beide
reizen
niet
op
toeval
is
berust.
“Exodus
is
de
titel
van
het
tweede
boek
uit
 het
Oude
Testament
dat
begint
met
de
zin
‘Dit
zijn
de
namen
van
de
zonen
van
 Israël’.
Het
boek
beschrijft
de
vlucht
van
het
Israëlische
volk
uit
Egypte
naar
het
 land
Kanaän.”

 
 De
manier
waarop
de
tocht
door
de
steppe
beschreven
wordt,
een
aspect
 van
de
vorm
van
de
roman,
krijgt
een
positieve
waardering
toegekend
en
maakt
 dat
Serdijn
het
met
een
modern
exodus
vergelijkt
(subklasse
2,
tweede
circuit).
 
 Volgens
Serdijn
heeft
Wieringa
zijn
verhaal
losjes
op
de
geschiedenis
van
 het
Exodus
gebaseerd.
“Pontus
(her)ontdekt
zijn
Joodse
roots,
sluit
vriendschap
 met
de
laatste
rabbijn
van
Michailopol
en
wijst
als
een
eigentijdse
Mozes,
juist
op
 het
moment
dat
alle
verhaallijnen
zijn
samengekomen,
een
van
de
vluchtelingen
 de
route
naar
Israël.”
Het
is
lastig
te
bepalen
of
Serdijn
de
‘losheid’
van
Wieringa
 positief
of
negatief
waardeert;
het
oordeel
kan
twee
kanten
op.
De
elementen
die
 betrekking
hebben
op
de
vlucht
van
zowel
het
volk
uit
Exodus
als
uit
Dit
zijn
de
 namen
 kunnen
 als
 positief
 gewaardeerd
 gezien
 worden
 (subklasse
 1,
 tweede
 circuit).
Dat
Wieringa
de
hoofdpersoon
aanwijst
als
“een
eigentijdse
Mozes,
juist
 op
 het
 moment
 dat
 alle
 verhaallijnen
 zijn
 samengekomen”
 kan
 als
 negatieve
 waardering
 aangemerkt
 worden
 (subklasse
 1,
 tweede
 circuit).
 Serdijn
 lijkt
 hiermee
impliciet
te
willen
zeggen
dat
het
gegeven
cliché
aandoet
en
de
inhoud
 van
het
verhaal
geen
meerwaarde
toekent.




 


Binnen
 dit
 zoeklicht
 krijgt
 migratie
 de
 glans
 van
 een
 religieuze
 onderneming.
 Andersom
 kleurt
 het
 Bijbelverhaal
 de
 actuele
 feiten
 waaruit
blijkt
dat
jaarlijks
nog
altijd
vele
duizenden
mensen
hun
land
 ontvluchten.


(…)
 


Ze
 kwamen
 met
 ontelbaren
 en
 ieder
 van
 heen
 leefde
 in
 de
 hoop
 en
 verwachting
dat
hij
bij
de
gelukkigen
hoorde
die
de
overkant
zouden
 bereiken.


Serdijn
beschrijft
hoe
er
niet
alleen
sprake
is
van
intertekstualiteit,
maar
ook
van
 actualiteit.
 Er
 wordt
 daarmee
 een
 buitenliteraire
 toestand
 beschreven,
 waarop
 Wieringa
 via
 zijn
 roman
 aandacht
 voor
 lijkt
 te
 willen
 vragen
 (subklasse
 3,
 tweede
 circuit).
 Of
 zoals
 Serdijn
 zegt:
 “Het
 resoneert
 mee
 in
 het
 verhaal
 van
 Wieringa
die
er
soms
rechtstreeks
naar
lijkt
te
verwijzen”.



 De
 tiende
 alinea
 beschrijft
 hoe
 spiritualiteit
 en
 religie
 al
 eerder
 in
 het
 werk
van
Wieringa
aan
bod
zijn
gekomen,
maar
dat
de
rol
ervan
in
eerder
werk
 nooit
“zo
groot
en
niet
te
negeren”
is
geweest
als
bij
Dit
zijn
de
namen
(2012)
het
 geval
is.



De
 manier
 waarop
 hij
 dat
 doet,
 is
 inmiddels
 kenmerkend:
 ernstig,
 welluidend,
in
marmeren
zinnen.
En
toch
ook
met
een
vleugje
humor,
 soms
een
lichte
frivoliteit.


De
manier
waarop
Wieringa
het
verhaal
aan
de
lezer
wil
brengen,
een
aspect
van
 de
 vorm
 van
 de
 roman,
 krijgt
 van
 Serdijn
 een
 positieve
 waardering
 toegekend
 (subklasse
 2,
 tweede
 circuit).
 De
 daaropvolgende
 alinea
 bevat
 een
 ondersteunend
citaat
waaruit
die
frivoliteit
moet
blijken:



Zo
omschrijft
Pontus,
die
last
heeft
van
een
klein
lichamelijk
malheur
 en
 zit
 opgescheept
 met
 een
 zojuist
 gestorven
 Jood
 en
 een
 solitaire
 rabbijn,
de
situatie
als
volgt:
‘Drie
maal
eenzaamheid:
een
dode
Jood,
 een
 levende
 laatste
 Jood
 en
 een
 positieman
 met
 een
 koude
 voet
 en
 een
piep
in
zijn
oor.’”



Vervolgens
 beschrijft
 Serdijn
 hoe
 zij
 sinds
 Wieringa’s
 roman
 Joe
 Speedboot
 (2005)
 een
 zwak
 heeft
 voor
 personages
 met
 een
 fysieke
 beperking.
 Ook
 het
 personage
 Pontus
 vindt
 hij
 een
 “innemend
 personage,
 ondanks
 zijn
 bij
 vlagen
 knokfilm‐achtige
 gewoontes”,
 waarmee
 ze
 het
 personage
 als
 onderdeel
 van
 de
 vorm
 van
 de
 roman
 een
 positieve
 waardering
 toekent
 (subklasse
 2,
 tweede
 circuit).




 Ten
slotte
eindigt
Serdijn
de
recensie
met
een
alinea
waarin
zeer
positief
 waarderend
over
de
roman
als
samenhangend
geheel
van
vorm
en
inhoud
(het


eerste
circuit
van
waarderen)
wordt
gesproken.
Zo
is
ze
van
mening
dat
“Dit
zijn
 de
namen
tot
de
beste
boeken
van
het
jaar
behoort”,
waarmee
Serdijn
de
roman
 in
zijn
geheel
een
positieve
waardering
toekent.
Ook
de
compositie
als
onderdeel
 van
de
vorm
van
de
roman
krijgt
een
positieve
waardering
(subklasse
2,
tweede
 circuit):
 “De
 compositie
 is
 vergeleken
 bij
 eerder
 werk
 scherper
 en
 doeltreffender,
 de
 hoofdstukken
 zijn
 afgetopt
 en
 strak
 als
 buxushaagjes”,
 waarmee
Serdijn
er
ook
nog
een
mooie
vergelijking
tegenaan
gooit.




 “Dit
 is
 een
 monumentale
 roman
 die
 naast
 intelligentie,
 discipline
 en
 originaliteit
 (‘hij
 had
 een
 hart
 als
 een
 walvis’)
 Wieringa’s
 haast
 wellustige
 gedrevenheid
 toont
 om
 te
 perfectioneren”
 en
 “Nederland
 is
 te
 klein
 voor
 Wieringa”
zijn
de
waarderende
uitspraken
waarmee
Serdijn
de
recensie
afsluit.
 “Monumentale
roman”
kan
in
dit
geval
gezien
worden
als
positieve
waardering
 met
betrekking
tot
de
vorm
en
inhoud
van
de
roman
als
samenhangend
geheel
 en
het
eerste
circuit
van
waarderen.
 
 4.8.3
De
Contrabas
Recensent:
Liliane
Waanders93 Aantal
alinea’s:
11
 Datum:
9
december
2012


De
 eerste
 alinea
 van
 deze
 recensie
 bevat
 zaken
 buiten
 het
 literaire
 werk
 in
 kwestie
en
gaat
over
het
eerste
hoofdstuk
uit
het
Bijbelboek
Exodus
(subklasse
3,
 tweede
circuit).
Waanders
quote
hier
de
zin
“Dit
zijn
de
namen
van
de
zonen
van
 Israël
 die
 naar
 Egypte
 getrokken
 zijn,
 –
 zij
 waren
 allen,
 met
 hun
 familie,
 meegekomen
 met
 Jakob”
 waarmee
 de
 titel
 van
 de
 besproken
 roman
 verklaard
 wordt.




 De
 tweede,
 derde
 en
 vierde
 alinea
 van
 de
 recensie
 vormen
 een
 samenvatting
 van
 één
 van
 de
 verhaallijnen
 uit
 de
 roman.
 Het
 tweede
 en
 derde
 verhaal
worden
in
de
daaropvolgende
alinea’s
samengevat.




 Tot
 aan
 de
 zevende
 alinea
 van
 de
 bespreking
 doet
 Waanders
 geen
 waarderende
uitspraken
over
de
besproken
roman.
Het
waarderen
begint
pas
in
 het
 laatste
 deel
 van
 de
 bespreking
 en
 start
 in
 de
 achtste
 alinea.
 In
 deze
 alinea
 zegt
Waanders
het
volgende:
“Met
Dit
zijn
de
namen
heeft
Tommy
Wieringa
op
 het
trage
ritme
van
voorbije
tijden
een
verhaal
geschreven
dat
heel
erg
anno
nu
 is.
Het
zit
vol
naar
zingeving
en
hun
bestemming
–
een
beloofd
land,
soms
heel
 letterlijk
 –
 zoekende
 mensen
 die
 geconfronteerd
 worden
 met
 de
 harde
 werkelijkheid
van
vervolging,
concurrentie,
corruptie
en
misleiding.”
Het
eerste
 deel
van
deze
waardering
heeft
betrekking
op
zowel
de
inhoud
als
de
vorm
van
 





 93
Liliane
Waanders,
“Recensie:
Dit
zijn
de
namen
–
Tommy
Wieringa,”
recensie
 van
Dit
zijn
de
namen,
door
Tommy
Wieringa,
De
Contrabas,
9
december,
2012,
 Recensie.



het
boek
(subklasse
1
en
2,
tweede
circuit),
het
tweede
deel
van
deze
waardering
 gaat
over
de
inhoud
van
de
roman
(subklasse
1,
tweede
circuit).




 In
 de
 daaropvolgende
 alinea
 (acht)
 bespreekt
 Waanders
 delen
 van
 de
 vorm
van
de
roman:
“De
cirkelgang
(…)
wordt
weerspiegeld
in
de
opbouw
van
 de
 roman”,
 maar
 ook
 buitenliteraire
 zaken,
 zoals
 het
 toepassen
 van
 “het
 gedachtegoed
 van
 het
 taoïsme
 en
 confucianisme”
 en
 het
 noemen
 van
 passages
 uit
 de
 Thora
 en
 Bijbel.
 Deze
 waardering
 is
 zonder
 meer
 positief,
 omdat
 de
 uitspraak
 aantoont
 hoeveel
 bronnenonderzoek
 Wieringa
 heeft
 gedaan
 om
 één
 van
zijn
personages
gestalte
te
geven.



“Anders
dan
in
Ga
niet
naar
zee
(…)
doet
Tommy
Wieringa
in
Dit
zijn
de
 namen
niet
aan
mooischrijverij.”
Waanders
verwijst
in
deze
uitspraak
naar
een
 eerder
 werk
 waarmee
 een
 vergelijking
 getrokken
 wordt.
 De
 waardering
 voor
 Wieringa’s
 nieuwste
 roman
 ligt
 duidelijk
 hoger
 dan
 die
 voor
 een
 eerder
 verschenen
 werk.
 Dit
 blijkt
 ook
 uit
 de
 volgende
 uitspraken
 die
 betrekking
 hebben
tot
de
vorm
van
de
roman:
“In
Dit
zijn
de
namen
is
zijn
taal
sober,
zo
goed
 als
zonder
opsmuk.
Er
staan
mooie
beschrijvingen
(…)”.
Door
het
gebruik
van
de
 waardering
 “mooi”
 na
 “sober”,
 krijgt
 de
 lezer
 niet
 de
 indruk
 dat
 het
 sobere
 taalgebruik
van
de
roman
als
storend
ervaren
moet
worden
(subklasse
2,
tweede
 circuit).



De
recensie
sluit
ten
slotte
af
met
de
woorden:
“Dit
zijn
de
namen
is
geënt
 op
verhalen
met
mythische
proporties,
die
tijdloos
gebleken.
Zo
groots
is
Dit
zijn
 de
namen
zelf
niet.
Maar
Tommy
Wieringa
slaagt
er
wel
in
om
wat
actueel
is
te
 ontdoen
 van
 de
 vluchtigheid
 en
 vrijblijvendheid
 die
 daar
 doorgaans
 bij
 horen
 door
het
van
alle
tijden
te
maken.
 
 4.8.4
Recensieweb
Recensent:
Wouter
Bok94 Aantal
alinea’s:
12
 Datum:
26
december
2012
De
intro
van
de
recensie
over
Dit
zijn
de
namen
(2012)
begint
met
een
verwijzing
 naar
 het
 dictee
 dat
 Wieringa
 in
 2010
 schreef
 voor
 het
 Groot
 Dictee
 der
 Nederlandse
Taal.
De
“vreemdelingen(haat),
religie
en
een
afgelegen
spookstad
 waar
 de
 Joden
 zijn
 uitgeroeid”,
 elementen
 uit
 het
 dictee,
 keren
 ook
 als
 verhaalelementen
terug
in
de
nieuwste
roman
van
Wieringa.

 
 Alinea
twee
en
drie
bevatten
een
samenvatting
van
de
beide
verhaallijnen
 die
de
roman
telt.
In
deze
alinea’s
worden
geen
waarderende
uitspraken
gedaan.

 
 De
vierde
alinea
van
de
recensie
draagt
de
tussenkop
‘Geloof
als
kompas’
 en
heeft
betrekking
op
de
inhoud
van
de
roman
en
tegelijkertijd
op
zaken
buiten