Paragraaf 4. Analyse van waarderingen in literaire dagbladen en op literaire
4.8 Dit zijn de namen
4.8.1 NRC Handelsblad Recensent: Arjen Fortuin91 Aantal alinea’s: 12 Datum: 5 oktober 2012 De eerste twee alinea’s van de recensie geven een omschrijving van de 53‐jarige hoofdpersoon uit Dit zijn de namen (2012): Pontus Beg, een man van vaste gewoonten – “Per dag drinkt hij vier glazen sterke drank – nooit vijf. (…) Eenmaal per maand deelt hij het bed met Zita, zijn huishoudster.” – en in zijn werk minder corrupt dan de meesten van zijn collega’s, hoewel ook hij van het gebruik van een beetje geweld niet vies lijkt te zijn. “Pontus Beg, de held van Dit zijn de namen de nieuwe roman van Tommy Wieringa, leidt een bestaan van overzichtelijkheid die voorbehouden lijkt te zijn aan een bepaald slag man.” Geïmpliceerd wordt dat Dit zijn de namen in de eerste instantie een roman is waarbij de inhoud in hetzelfde, van vaste gewoonten voorziene tempo zal voortkabbelen.
“De mooie scène met de muzikant is er een van de vele waarin Wieringa knap laat zien dat er iets knaagt aan Beg.” Het betekent tegelijkertijd een omslag in het verhaal, waarbij Wieringa een oude rabbijn in het verhaal introduceert. Fortuin beschrijft hoe het personage Beg in de eerste instantie wordt gekarakteriseerd als man die een stereotiep beeld van het jodendom heeft “dat soms aanschurkt tegen het antisemitisme”, maar uiteindelijk door het contact met de rabbijn meer over zichzelf leert.
Beg, die door het leven gaat met een stereotiep beeld van het jodendom dat soms aanschurkt tegen het antisemitisme, ontdekt door het contact met de rabbijn nog meer (…) En dat roept een verlangen in hem wakker.
Fortuin beschrijft daarna positief waarderend op welke manier deze omslag het karakter van Beg (her)vormt, deze waarderende uitspraak heeft betrekking op de inhoud van de besproken roman (subklasse 1, tweede circuit): In onderkoelde scènes en observaties zet hij de commissaris neer als veel meer dan een sentimentele oude man, hij laat zien dat er echt iets plaatsheeft in diens leven, dat het gevoel dat bij deze macho door het pantser heen breekt, hem ook echt verandert.
91 Arjen Fortuin, recensie van Dit zijn de namen, door Tommy Wieringa, NRC Handelsblad, 5 oktober, 2012.
In het eerste deel van de uitspraak, spreekt Fortuin positief waarderend over de vorm van de roman (subklasse 2, tweede circuit), waarbij de scènes en observaties tegelijkertijd inhoud geven aan de roman en aan het hoofdpersonage Beg. Beg wordt vervolgens beschreven als man die wel degelijk inhoud aan het leven weet te geven en dat vormt een contrast met hetgeen Fortuin in de eerste twee alinea’s van de recensie schrijft en waarin Beg wordt beschreven als persoon met vaste gewoonten en een maandelijks lichamelijk contact met zijn huishoudster Zita.
In de zesde alinea van de recensie spreekt Fortuin zijn waardering uit ten opzichte van de roman als samenhangend geheel van vorm en inhoud (eerste circuit van waarderen), wanneer hij Wieringa’s nieuwste roman vergelijkt met zijn voorganger Caesarion (2009). De gebeurtenissen in Dit zijn de namen hebben daadwerkelijk een uitwerking op de ontwikkeling van de toestand waarin de hoofdpersoon zich bevindt, iets wat volgens Fortuin in Caesarion ontbreekt.
In Caesarion gebeurde wel veel, maar toch leek al het drama de hoofdpersoon onaangedaan te laten. Die geloofde tot het eind toe in zijn eigen sterke verhalen, met als nadeel dat ook de roman als geheel aan de oppervlakte bleef en nergens de kracht kreeg van Wieringa’s wervelende doorbraakroman Joe Speedboot.
Fortuin spreekt hier enerzijds negatief waarderend over de roman Caesarion, waarbij impliciet gezegd wordt dat de samenhang tussen de vorm (de scènes) en de uitwerking ervan op de hoofdpersoon en daarmee de inhoud van de roman gedeeltelijk ontbreekt en om die reden niet aan het succes van Wieringa’s doorbraakroman Joe Speedboot (2005) kan tippen (eerste circuit van waarderen). Anderzijds spreekt Fortuin wel waarderend over Wieriga’s huidige, nieuwste roman, omdat de samenhang tussen vorm en inhoud nu wel aanwezig wordt gesteld (eerste circuit van waarderen).
Ook wanneer Fortuin spreekt over het succes van Wieringa’s doorbraakroman, kan deze positieve waardering aan Dit zijn de namen worden gekoppeld, omdat zowel Joe Speedboot als Dit zijn de namen beschreven worden als samenhangend geheel van vorm en inhoud (eerste circuit van waarderen). Ter verdediging kan van de schrijver kon hierbij worden aangevoerd dat hij niet was bezweken voor de verleiding om na dat grote succes weer zo’n feelgood‐roman te maken. Toch neemt Fortuin het voor Caesarion op. Door na het succes van Joe Speedboot te kiezen voor een verhaal met geheel andere elementen, heeft Wieringa wel
voorkomen dat zijn vervolgromans steeds in hetzelfde hokje konden worden gestopt.
“Ook bij Dit zijn de namen kiest hij niet voor de eenvoudigste weg. Sterker, hij maakt het zichzelf – en zijn lezers – best lastig.” Fortuin beschrijft hoe er naast het levensverhaal van Beg, nog een tweede verhaallijn door de roman loopt die betrekking heeft op een groep vluchtelingen die de steppe doorkruist. “De beschrijving van die tocht levert mooie details op, zoals het neerleggen van lappen plastic om ’s nachts de dauw op te vangen en daar dan van te drinken – maar lang vraag je je af waar Wieringa heen wil met deze mensen”, waarbij Fortuin de manier waarop de tocht beschreven als onderdeel of aspect van de vorm van de roman positief waardeert (subklasse 2, tweede circuit), maar waarbij hij zich ook lijkt af te vragen wat de toevoeging van deze tweede verhaallijn bijdraagt aan de samenhang tussen vorm en inhoud van de roman en daarmee aan het eerste circuit van waarderen.
Ook hetgeen dat de vluchtelingen overkomt, wordt niet als positieve waardering beschreven:
Wat hij [Wieringa] deze slachtoffers laat meemaken ligt voor de hand: van de uitsluiting van het zwarte lid van de groep, tot plotselinge heldendaden en (rap weer verdwijnende) solidariteit – en wreedheden die ze begaan, onderling en tegen die ene levende ziel die ze onderweg ontmoeten.
En dan blijkt dat een van hen een mannenhoofd met zich meedraagt, zodat er meteen een moordonderzoek volgt. De tocht heeft bovendien nog een tweede raadsel gebaard, en zo moeten er aan het eind van de roman ineens twee zaken opgelost worden, waardoor het tot dat moment vrij plotloze geheel ineens een whodunnit lijkt te worden.
Op het eerste gezicht lijkt Fortuin zich hier negatief te uiten over de inhoud van de roman (subklasse 1, tweede circuit), die met zich meebrengt dat de samenloop van omstandigheden de roman de vorm van een whodunnit aan laat nemen. Volgens Fortuin is Dit zijn de namen niet per definitie een roman over migratie, corruptie of het verlangen naar een moeder (een terugkerend element binnen de roman), maar een roman over religie:
En een bijzonder knappe roman bovendien, waarin ook duidelijk wordt waarom Wieringa zijn lezers zo lang de steppe op heeft gestuurd. Niet om de gebeurtenissen daar, maar om een antwoord te vinden op zijn vragen over aard, nut en noodzaak van een geloof. Vragen die Wieringa tot het laatst doodernstig blijft stellen.
Het eerste gedeelte van het citaat bevat een positieve waardering met betrekking tot de roman als samenhangend geheel van vorm en inhoud en dus tot het eerste circuit van waarderen. Het tweede gedeelte heeft betrekking op inhoud van de roman, die een diepere betekenis kent dan de betekenis die de lezer in de eerste plaats aan de roman zou verbinden (subklasse 1, tweede circuit). Ook hierover spreekt Fortuin positief waarderend. Ten slotte maakt Fortuin een opmerking over de vorm van de roman, waarin hij beschrijft dat de vragen met betrekking tot het geloof binnen de roman een zekere rode draad vormen (subklasse 2, tweede circuit).
Ook de twaalfde en laatste alinea van de recensie spreekt over de diepere, inhoudelijke betekenis die aan de roman gebonden is (positief, subklasse 1, tweede circuit). “Waar het om gaat, daar laat Wieringa geen misverstand over bestaan, is wat mensen geloven. Alles draait om de betekenis die ze aan die feiten geven. ”En dat kan de lezer volgens Fortuin op twee manieren zien: als het begin van een religieuze verklaring, maar ook in bredere zin voor het geloof in magische krachten of op een nieuw begin van het leven. “En, ja, ook voor het geloof in een roman.” 4.8.2 Volkskrant Recensent: Danielle Serdijn92 Aantal alinea’s: 13 Datum: 6 oktober 2012
Hij weet dat ze vooruitgeschoven posten zijn van hun familie, hun dorp, hun gemeenschap. In hun voetspoor reist een onzichtbaar gezelschap van vaders, moeder, broers, zusters, ooms en tantes en neven en nichten mee. Op hen is alle hoop gevestigd. Zij zijn het pioniersgewas – alles kun je ze aandoen, honger, dorst, hitte en kou, ze zullen alles overleven.
De eerste alinea van de recensie bevat bovenstaand citaat. De zinnen worden vervolgens in de tweede alinea van de bespreking omschreven in termen van “profetische regels in de nieuwe roman van Tommy Wieringa”. De alinea bevat naast deze waarderende uitspraak die betrekking heeft op een vormaspect van de roman (subklasse 2, tweede circuit) – de schrijfstijl – ook een overzicht van het oeuvre van Wieringa en diens hoofdpersonages. De waarderende uitspraak van Danielle Serdijn kan als positief waarderend worden opgevat.
92 Danielle Serdijn, “De compositie is scherper en doeltreffender, de hoofdstukken zijn strak als buxushaagjes,” recensie van Dit zijn de namen, door Tommy Wieringa, De Volkskrant, 6 oktober, 2012.
Serdijn sluit de tweede alinea af met de volgende uitspraak, welke de lezer op twee manieren op zou kunnen vatten: “In Dit zijn de namen laat Wieringa Nederland nog verder achter zich.” Enerzijds sluit de positieve waardering aan op de uitspraken die betrekking hebben op de bestaande landen en fictieve steden waarin eerder verschenen werk zich afspeelt – Algerije, Marokko of Oost‐ Engeland. Anderzijds kan de uitspraak ook als compliment worden opgevat die uitdrukt dat Wieringa zijn succes buiten Nederland moet gaan zoeken, omdat zijn werk te klein is geworden voor een land als Nederland.
Alinea drie beschrijft in welke (fictieve) stad de roman zich afspeelt en wie de hoofdpersoon ervan is. “Lichtpuntje in zijn Oostblokgrauwe wereld is de maandelijke vrijpartij met zijn huishoudster. Pontus’ kinderloze bestaan biedt een even desolate aanblik als het landschap.”
De vierde alinea heeft betrekking op de tweede verhaallijn in de roman en beschrijft tot en met de zesde alinea van de recensie de ernst van de situatie en wat voor een enkeling onder het gezelschap de reden is geweest voor het maken van de tocht.
“De oeverloosheid van de tocht maakt de reist tot een moderne exodus naar het Beloofde land”, oordeelt Serdijn en merkt op dat de gelijkenis tussen de beide reizen niet op toeval is berust. “Exodus is de titel van het tweede boek uit het Oude Testament dat begint met de zin ‘Dit zijn de namen van de zonen van Israël’. Het boek beschrijft de vlucht van het Israëlische volk uit Egypte naar het land Kanaän.” De manier waarop de tocht door de steppe beschreven wordt, een aspect van de vorm van de roman, krijgt een positieve waardering toegekend en maakt dat Serdijn het met een modern exodus vergelijkt (subklasse 2, tweede circuit). Volgens Serdijn heeft Wieringa zijn verhaal losjes op de geschiedenis van het Exodus gebaseerd. “Pontus (her)ontdekt zijn Joodse roots, sluit vriendschap met de laatste rabbijn van Michailopol en wijst als een eigentijdse Mozes, juist op het moment dat alle verhaallijnen zijn samengekomen, een van de vluchtelingen de route naar Israël.” Het is lastig te bepalen of Serdijn de ‘losheid’ van Wieringa positief of negatief waardeert; het oordeel kan twee kanten op. De elementen die betrekking hebben op de vlucht van zowel het volk uit Exodus als uit Dit zijn de namen kunnen als positief gewaardeerd gezien worden (subklasse 1, tweede circuit). Dat Wieringa de hoofdpersoon aanwijst als “een eigentijdse Mozes, juist op het moment dat alle verhaallijnen zijn samengekomen” kan als negatieve waardering aangemerkt worden (subklasse 1, tweede circuit). Serdijn lijkt hiermee impliciet te willen zeggen dat het gegeven cliché aandoet en de inhoud van het verhaal geen meerwaarde toekent.
Binnen dit zoeklicht krijgt migratie de glans van een religieuze onderneming. Andersom kleurt het Bijbelverhaal de actuele feiten waaruit blijkt dat jaarlijks nog altijd vele duizenden mensen hun land ontvluchten.
(…)
Ze kwamen met ontelbaren en ieder van heen leefde in de hoop en verwachting dat hij bij de gelukkigen hoorde die de overkant zouden bereiken.
Serdijn beschrijft hoe er niet alleen sprake is van intertekstualiteit, maar ook van actualiteit. Er wordt daarmee een buitenliteraire toestand beschreven, waarop Wieringa via zijn roman aandacht voor lijkt te willen vragen (subklasse 3, tweede circuit). Of zoals Serdijn zegt: “Het resoneert mee in het verhaal van Wieringa die er soms rechtstreeks naar lijkt te verwijzen”.
De tiende alinea beschrijft hoe spiritualiteit en religie al eerder in het werk van Wieringa aan bod zijn gekomen, maar dat de rol ervan in eerder werk nooit “zo groot en niet te negeren” is geweest als bij Dit zijn de namen (2012) het geval is.
De manier waarop hij dat doet, is inmiddels kenmerkend: ernstig, welluidend, in marmeren zinnen. En toch ook met een vleugje humor, soms een lichte frivoliteit.
De manier waarop Wieringa het verhaal aan de lezer wil brengen, een aspect van de vorm van de roman, krijgt van Serdijn een positieve waardering toegekend (subklasse 2, tweede circuit). De daaropvolgende alinea bevat een ondersteunend citaat waaruit die frivoliteit moet blijken:
Zo omschrijft Pontus, die last heeft van een klein lichamelijk malheur en zit opgescheept met een zojuist gestorven Jood en een solitaire rabbijn, de situatie als volgt: ‘Drie maal eenzaamheid: een dode Jood, een levende laatste Jood en een positieman met een koude voet en een piep in zijn oor.’”
Vervolgens beschrijft Serdijn hoe zij sinds Wieringa’s roman Joe Speedboot (2005) een zwak heeft voor personages met een fysieke beperking. Ook het personage Pontus vindt hij een “innemend personage, ondanks zijn bij vlagen knokfilm‐achtige gewoontes”, waarmee ze het personage als onderdeel van de vorm van de roman een positieve waardering toekent (subklasse 2, tweede circuit).
Ten slotte eindigt Serdijn de recensie met een alinea waarin zeer positief waarderend over de roman als samenhangend geheel van vorm en inhoud (het
eerste circuit van waarderen) wordt gesproken. Zo is ze van mening dat “Dit zijn de namen tot de beste boeken van het jaar behoort”, waarmee Serdijn de roman in zijn geheel een positieve waardering toekent. Ook de compositie als onderdeel van de vorm van de roman krijgt een positieve waardering (subklasse 2, tweede circuit): “De compositie is vergeleken bij eerder werk scherper en doeltreffender, de hoofdstukken zijn afgetopt en strak als buxushaagjes”, waarmee Serdijn er ook nog een mooie vergelijking tegenaan gooit.
“Dit is een monumentale roman die naast intelligentie, discipline en originaliteit (‘hij had een hart als een walvis’) Wieringa’s haast wellustige gedrevenheid toont om te perfectioneren” en “Nederland is te klein voor Wieringa” zijn de waarderende uitspraken waarmee Serdijn de recensie afsluit. “Monumentale roman” kan in dit geval gezien worden als positieve waardering met betrekking tot de vorm en inhoud van de roman als samenhangend geheel en het eerste circuit van waarderen. 4.8.3 De Contrabas Recensent: Liliane Waanders93 Aantal alinea’s: 11 Datum: 9 december 2012
De eerste alinea van deze recensie bevat zaken buiten het literaire werk in kwestie en gaat over het eerste hoofdstuk uit het Bijbelboek Exodus (subklasse 3, tweede circuit). Waanders quote hier de zin “Dit zijn de namen van de zonen van Israël die naar Egypte getrokken zijn, – zij waren allen, met hun familie, meegekomen met Jakob” waarmee de titel van de besproken roman verklaard wordt.
De tweede, derde en vierde alinea van de recensie vormen een samenvatting van één van de verhaallijnen uit de roman. Het tweede en derde verhaal worden in de daaropvolgende alinea’s samengevat.
Tot aan de zevende alinea van de bespreking doet Waanders geen waarderende uitspraken over de besproken roman. Het waarderen begint pas in het laatste deel van de bespreking en start in de achtste alinea. In deze alinea zegt Waanders het volgende: “Met Dit zijn de namen heeft Tommy Wieringa op het trage ritme van voorbije tijden een verhaal geschreven dat heel erg anno nu is. Het zit vol naar zingeving en hun bestemming – een beloofd land, soms heel letterlijk – zoekende mensen die geconfronteerd worden met de harde werkelijkheid van vervolging, concurrentie, corruptie en misleiding.” Het eerste deel van deze waardering heeft betrekking op zowel de inhoud als de vorm van 93 Liliane Waanders, “Recensie: Dit zijn de namen – Tommy Wieringa,” recensie van Dit zijn de namen, door Tommy Wieringa, De Contrabas, 9 december, 2012, Recensie.
het boek (subklasse 1 en 2, tweede circuit), het tweede deel van deze waardering gaat over de inhoud van de roman (subklasse 1, tweede circuit).
In de daaropvolgende alinea (acht) bespreekt Waanders delen van de vorm van de roman: “De cirkelgang (…) wordt weerspiegeld in de opbouw van de roman”, maar ook buitenliteraire zaken, zoals het toepassen van “het gedachtegoed van het taoïsme en confucianisme” en het noemen van passages uit de Thora en Bijbel. Deze waardering is zonder meer positief, omdat de uitspraak aantoont hoeveel bronnenonderzoek Wieringa heeft gedaan om één van zijn personages gestalte te geven.
“Anders dan in Ga niet naar zee (…) doet Tommy Wieringa in Dit zijn de namen niet aan mooischrijverij.” Waanders verwijst in deze uitspraak naar een eerder werk waarmee een vergelijking getrokken wordt. De waardering voor Wieringa’s nieuwste roman ligt duidelijk hoger dan die voor een eerder verschenen werk. Dit blijkt ook uit de volgende uitspraken die betrekking hebben tot de vorm van de roman: “In Dit zijn de namen is zijn taal sober, zo goed als zonder opsmuk. Er staan mooie beschrijvingen (…)”. Door het gebruik van de waardering “mooi” na “sober”, krijgt de lezer niet de indruk dat het sobere taalgebruik van de roman als storend ervaren moet worden (subklasse 2, tweede circuit).
De recensie sluit ten slotte af met de woorden: “Dit zijn de namen is geënt op verhalen met mythische proporties, die tijdloos gebleken. Zo groots is Dit zijn de namen zelf niet. Maar Tommy Wieringa slaagt er wel in om wat actueel is te ontdoen van de vluchtigheid en vrijblijvendheid die daar doorgaans bij horen door het van alle tijden te maken. 4.8.4 Recensieweb Recensent: Wouter Bok94 Aantal alinea’s: 12 Datum: 26 december 2012 De intro van de recensie over Dit zijn de namen (2012) begint met een verwijzing naar het dictee dat Wieringa in 2010 schreef voor het Groot Dictee der Nederlandse Taal. De “vreemdelingen(haat), religie en een afgelegen spookstad waar de Joden zijn uitgeroeid”, elementen uit het dictee, keren ook als verhaalelementen terug in de nieuwste roman van Wieringa. Alinea twee en drie bevatten een samenvatting van de beide verhaallijnen die de roman telt. In deze alinea’s worden geen waarderende uitspraken gedaan. De vierde alinea van de recensie draagt de tussenkop ‘Geloof als kompas’ en heeft betrekking op de inhoud van de roman en tegelijkertijd op zaken buiten