• No results found

De complete set van de nadruk van Goejet heeft drie afzonderlijke titelpagina's:

Proeve, Vervolg en Tweede vervolg. De omvangrijkste van de twee edities van 1798

van Woertman (102 p., 1798-W1) en de druk uit 1800 van Koene (102 p., 1800-K1)

35 Zie ook Hieronijmus van Alphen, Kleine gedichten voor kinderen, bezorgd door P.J. Buijnsters. Amsterdam 1998, 209.

36 Het letterkundig eigendomsrecht in Nederland. Dl. 2. 's Gravenhage 1867, 179.

37 Geciteerd naar Kruseman, Bouwstoffen, dl. 1, 644.

38 P.J. Buijnsters, ‘Hieronymus van Alphen als briefschrijver’, in: Spiegel historiael 9 (1974), 475.

39 Geciteerd naar Hieronymus van Alphen, Dichtwerken, volledig verz. (...) door J.I.D. Nepveu. Dl. 3. Utrecht 1839, 263.

40 P.J. Buijnsters, ‘Nederlandse kinderboeken uit de achttiende eeuw’, in: De hele Bibelebontse

berg. Amsterdam 1989, 196.

41 Zie E.P. de Booy, De weldaet der scholen. [Utrecht] 1977, 118-119, 289; idem, Kweekhoven

hebben ook nog drie afzonderlijke titelpagina's, de titel daarvan is echter steeds:

Kleine gedichten voor kinderen, door Hieronimus van Alphen. Net als bij de uitgaven

van Van Terveen begint elk gedicht in de drukken met drie titelpagina's van Goejet, Woertman en Koene in principe op een nieuwe pagina, maar bij de nadrukken wordt daar rond pagina 50 tijdelijk van afgeweken om ruimte te winnen. De drukken met een ‘luxe poëzie-layout’, dus ook die van Van Terveen, hebben in de inhoudsopgave abusievelijk ‘Flipje, de tuinman, en zijn vader’, want de titel van het gedicht luidt in de bundel zelf ‘Flipje, de vader, en de tuinman’. De overige Wo(e)rtman-drukken (1798-W2, 18XX-W3-W10) en de ongedateerde Koene-druk (180X-K2) hebben slechts één titelpagina en de gedichten worden daarin gewoon achter elkaar afgedrukt. Ze tellen dus ook minder pagina's (64, 72 of 80). In de inhoudsopgave van deze nadrukken is de titel van het voorlaatste gedicht correct ‘Flipje, de vader, en de tuinman’.

Op een aantal plaatsen wijkt de redactie van de overgeleverde complete set van Goejet-nadrukken af van die van Van Terveen (1778-1782) en wordt de redactie van Goejet in alle bekende Wo(e)rtman/Koene-nadrukken gevolgd, bijvoorbeeld in ‘Alexis’ staat bij Van Terveen ‘doorgaands’ naast de lezing van

Goejet/Wo(e)rtman/Koene ‘doorgaans’ en in ‘Het zieke kind’ staat bij Van Terveen ‘worde ik wakker’ naast ‘word ik wakker’ bij Goejet/Wo(e)rtman/Koene.42

Alle Wo(e)rtman/ Koene-nadrukken wijken echter af van de druk van Goejet, onder andere omdat in het ‘Voorberigt’ in de Duitse titel van de door Van Alphen gebruikte bundel van Weisse steeds staat ‘kinderen’ in plaats van ‘kinder’ (Terveen en Goejet) en omdat in de ‘Brief van Carel’ in de regel ‘Smaakt in ziekte zelfs genoegen’ (Terveen en Goejet) overal de lezing ‘ziels genoegen’ voorkomt. Hieruit kan worden afgeleid dat de drukken van Goejet voorafgaan aan de drukken van Wo(e)rtman en Koene.

De gedateerde drukken van Woertman en Koene vormen samen een groep ten opzichte van de ongedateerde Koene- en Wortman-drukken. Dit blijkt uit de volgende voorbeelden: Van Alphen schrijft in het ‘Voorberigt’ over zijn Duitse voorbeelden: ‘schoon hij er eigenlijk geenen uit vertaald, of overgenomen heeft’ (W1-W2 en K1), terwijl in de drukken K2 en W3-W10 staat ‘overgenomen hebbe’. En in het gedicht ‘Flipje, de vader, en de tuinman’ komt de variant ‘stoute Piet’ (K2 en W3-W10) voor in plaats van ‘trouwe Piet’ (W1-W2 en K1). In deze gevallen komt de lezing van W1-W2 en K2 overeen met die van Terveen en Goejet, maar er zijn ook plaatsen waar de drukken W1-W2 en K1 samen een lezing gemeen hebben die elders niet voorkomt (dus noch bij Terveen en Goejet, noch bij K2 en W3-W10), bijvoorbeeld in ‘Claartje bij de schilderij’: ‘By U moeder’, waar de andere drukken correct hebben: ‘Bij U en moeder’, of in ‘Het verstandig antwoord’: ‘zyn wet en liefde’, waar de

42 Omdat van het Vervolg meer dan één Goejet-editie beschikbaar is (1779, 178X en 1793) kan onderzocht worden op welke van de edities daarvan de nadrukken van Wo(e)rtman en Koene teruggaan. Zo hebben in ‘Klaartje en Keetje’ de Goejet-drukken van 1779 en 178X ‘van het spelen’ net als Van Terveen, terwijl de druk van 1793 heeft ‘van te speelen’; de drukken van Wo(e)rtman en Koene hebben ook ‘te’. Hieruit blijkt dat niet Goejet-1779 of Goejet-178X maar Goejet-1793 de basistekst is voor de Wo(e)rtman- en Koene-nadrukken.

(juiste) lezing van de andere drukken is: ‘zijn wet uit liefde’. De groep drukken W1-W2 en K1 komt dus na Goejet maar gaat vooraf aan K2 en W3-W10.

De drukken W1 en W2 hebben een paar (foutieve) lezingen gemeen die elders niet voorkomen: in ‘Het gebroken glas’ staat in de regel ‘'k Heb zei hij, moeder lief!’ ‘zie’ in plaats van ‘zei’, en in ‘De edelmoedige wedervergelding’ is de regel ‘Om dat zij me niet bemint’ in W1 en W2 eveneens incorrect geworden: ‘O dat zy my niet bemint’. Er zijn ook plaatsen waar druk W2 overeenkomsten vertoont met K2. Zo vinden we in ‘Alexis’ bij W1 (en K1) ‘hertedief’ naast ‘hartedief’ in W2 en K2, of in ‘De godsdienstigheid’ bij W1 en K1 ‘die lieve lente’ naast ‘de lieve lente’ in W2 en K2. Uit het feit dat druk W2 enerzijds unieke overeenkomsten heeft met W1, en anderzijds op een aantal plaatsen van W1 afwijkt, terwijl daar K2 dezelfde lezing heeft als W2, moet worden afgeleid dat W2 volgt op W1 en voorafgaat aan K2.

In het gedicht ‘De zwaluwen’ staat bij Van Terveen en Goejet de passage:

Zij kunnen, door dit lustig zweven, Aan u een voorbeeld geven,

Hoe men met vlijt en vreugd zijn werk verrigten moet

In de drukken K2 en W1-W10 is de regel ‘Aan u een voorbeeld geven’ weggevallen, waardoor de zin niet meer loopt en bovendien een weesrijm is ontstaan. Druk K1 heeft als enige de lezing: ‘Aan u een nuttig voorbeeld geven’. Dit betekent dat druk K1 terug moet gaan op een druk waarin de regel ‘Aan u een voorbeeld geven’ niet is weggevallen, terwijl de drukken W1-W2, K2 en W3-W10 verwant met elkaar zijn, omdat daarin niet onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats een regel kan zijn overgeslagen. Bovendien komt in K1 een aantal lezingen voor, dat elders niet wordt aangetroffen (hapaxen), bijvoorbeeld in de ‘Welkomgroet van Claartje’: ‘Welkom lieve zus’ in plaats van ‘Welkom lieve kleine zus’ of in ‘De koolmees’ ‘daar zyn geen vogels meer’ in plaats van ‘er zijn geen vogels meer’. Derhalve kan druk K1 niet ten grondslag gelegen hebben aan een andere (overgeleverde) druk. De drukken W1 en K1 onderscheiden zich van de andere nadrukken omdat daarin (vrijwel) steeds de y (‘gy’, ‘zyn’) wordt gebruikt in plaats van de lange ij.43

De drukken W1 en K1 hebben bovendien beide in enige gevallen een van alle andere drukken afwijkende lezing, bijvoorbeeld (foutief) in ‘De pruimeboom’ ‘zy de vader’ in plaats van ‘zei de vader’, of in ‘Het onweder’ ‘hy beeft’ in plaats van ‘gij beeft’. De drukken W1 en K1 moeten beide, maar onafhankelijk van elkaar teruggaan op een type druk dat verwant moet zijn met de overgeleverde complete set van Goejet. In deze druk komt de regel ‘Aan u een voorbeeld geven’ in ‘De zwaluwen’ nog voor. In druk K1 is deze regel aangevuld met het woord ‘nuttig’, maar deze druk heeft verder geen

‘nakomelingen’. De betreffende regel is in W1 (de broer van K1) weggevallen en in de nakomelingen van W1, te weten W2, K2 en W3-W10. Maar omdat de drukken W1 en K1 samen

lezin-43 Met name in ‘De vegtende jongens’ (‘Gysje’) en in ‘Jantje en het konijn’ (‘konyn’) komt dit afwijkende gebruik ook nog voor in druk W2.

gen gemeen hebben die elders niet voorkomen, moet de directe voorganger van deze twee drukken een niet overgeleverde druk zijn (druk X). De genoemde lezingen waarin W1, W2 en K1 met zijn drieën uniek zijn (‘By U moeder’ en ‘zyn wet en liefde’) tonen te meer aan dat W2 teruggaat op W1. Maar waar in W2 nog een onjuiste redactie voorkomt, is in K2 en de daarop volgende drukken de oorspronkelijke lezing ‘zijn wet uit liefde’ en ‘Bij U en moeder’ hersteld. Er is in druk K2 dus een

redigerende en corrigerende hand aan het werk geweest. Daardoor heeft de tekst op een aantal andere plaatsen ook niet meer de variante lezing van Goejet, maar komt hij weer overeen met de Van Terveen-redactie, bijvoorbeeld in ‘De godsdienstigheid’ ‘de lieve lente’ waar Goejet heeft ‘die lieve lente’.

Deze voorstelling van zaken is goed te verenigen met gevallen waarin de tekst in fasen is veranderd. Het gedicht ‘Het goede voorbeeld’ heeft bij Terveen en Goejet de regel ‘Hij wou zelf er niet van eeten’; die luidt in druk W1-W2 ‘Hy wou 'er zelfs niet van eeten’, met een kleine variant in K1 ‘Hy wou er zelf niet van eeten’, en in de drukken K2 en W3-W10 ‘Zelf wou hij er niet van eten’. In ‘De vogel op de kruk’ staat bij Terveen ‘Wat zou ik vorderingen maken’, en bij Goejet en W1-W2 is dat enkelvoud ‘vordering’ geworden, maar elders is geprobeerd de zin toch weer wat beter te laten lopen: bij K1 is de tekst geworden ‘steeds vordering’ en bij K2 en W3-W10 ‘Wat zoude ik groote vordring maken’. In ‘De vegtende jongens’ heeft Terveen ‘Laffe jongen’, waar Goejet, W1-W2, K1 en K2 de foutieve redactie ‘Laffe jongens’ hebben. Hier hebben de drukken W3-W10 weer de juiste lezing.

Zoals we hebben gezien, vormen de drukken K2 en W3-W10 samen een groep. Uit een (beperkt) aantal plaatsen blijkt dat druk K2 overeenkomt met 1798-W2, maar afwijkt van de Wortman-drukken W3-W10, bijvoorbeeld in ‘De gezondheid’ hebben W2 en K2 ‘doorknaagt’, terwijl W3-W10 ‘doorknaagd’ hebben, of in ‘De klepperman’ hebben W2 en K2 ‘goede nacht’, naast W3-W10 ‘goeden nacht’. Hieruit blijkt dat K2 in de tekstgeschiedenis voorafgaat aan W3-W10.

Gaan de drukken W3-W10 rechtstreeks terug op K2? Druk K2 heeft namelijk als enige van de bekende drukken in ‘Het lijk’ de redactie ‘Wanneer gij doode lijken ziet’ in plaats van ‘doode menschen’. De fout is door verlezing ontstaan, want in de volgende regel staat: ‘Zoudt gij voor lijken beven?’. De pleonastische redactie ‘doode lijken’ kan als foutieve lezing in de eerste druk van de reeks W3-W10 zijn

gesignaleerd en verbeterd, maar het probleem is dat van de overgeleverde drukken in druk K2 waarschijnlijk de tekst het meest is herzien en dat deze druk bovendien de eerste is die is aangepast aan de spelling-Siegenbeek. Koene was een uitgever van volksboeken, liedboeken en andere verbruiksliteratuur en het is onwaarschijnlijk dat er bij deze firma ooit veel aandacht aan de tekst van de uitgaven is besteed.44

Het is dus mogelijk dat aan K2 een niet overgeleverde druk Y voorafgaat, waarin de tekst en de spelling zijn herzien en waarin nog de correcte lezing ‘doode menschen’ staat en dat

44 Toen H.W. Tydeman in opdracht van Jacob Grimm in 1811 Nederlandse volksboeken zocht, kwam hij bij Koene terecht die verklaarde ‘dat by herdruk, men zich zorgvuldig wachtte van eenige veranderingen in den text te maken of toetelaten’, zie A. van den Berg, Kikkers, muizen

de drukken W3-W10 op deze druk Y zijn gebaseerd (evenals druk K2, met de corrupte lezing ‘doode lijken’). Deze hypothese komt voort uit de aard van het fonds van Koene en wordt niet dwingend door de tekstgeschiedenis voorgeschreven.

De drukken W3-W7 vormen samen een groep omdat daarin evenals in K2 de lezing ‘Met vermogens’ in ‘De haas’ voorkomt en ‘Voort ging Jantje; maar zijn vader’ in ‘De pruimeboom’, dit in tegenstelling tot de groep drukken W8-W10 die hebben ‘Met de vermogens’ en ‘Voort ging Jantje naar zijn vader’, waarbij in W8 en W10 nog de puntkomma van de oorspronkelijke lezing staat. In de drukken W3-W4 staat in ‘Claartje bij de schilderij’ evenals in K2 ‘scheien’ in plaats van ‘scheiden’ bij W5-W7. W3 en W4 volgen dus op K2, maar welke druk is de eerste: W3 of W4? In een (beperkt) aantal gevallen wijkt druk W4 zowel af van druk K2 als van de andere Wortman-drukken, bijvoorbeeld in het ‘Voorberigt’ waar W4 heeft ‘jünglinge’ of in ‘Eene vertelling van Dorisje’ waar W4 heeft ‘'t is het beste’ terwijl K2 en de andere Wortman-drukken hebben ‘jüngelinge’, respectievelijk ‘'t is de beste’. Hieruit kan dus afgeleid worden dat W3 dichter bij K2 staat dan W4. De afwijkingen van druk W4 zijn niet erg ingrijpend, maar uit de omstandigheid dat geen enkele van de (foute) lezingen van druk W4 is overgenomen in de drukken die in de groep daarna komen (W5-W7), kan tevens afgeleid worden dat W4 niet ten grondslag aan een van die volgende drukken heeft gelegen. Met andere woorden, W4 komt in de stamboom wel na W3 maar heeft zelf geen ‘opvolgers’.

De drukken W5-W7 vormen samen een groepje, omdat daarin in ‘De zwaluwen’ weliswaar evenals W1-W2, K2 en W3-W4, W8-W9 en Wio de regel ‘Aan u een voorbeeld geven’ is weggevallen, maar wel is het zinsverband hersteld, doordat van ‘Zij kunnen, door dit lustig zweven’ is gemaakt ‘Zij toonen, door dit lustig zweven, / Hoe men met vlijt en vreugd’ etc.; het weesrijm is echter gebleven. Deze

herstelpoging moet wel een latere fase in de tekstgenese representeren, omdat zij anders in de andere drukken zou zijn overgenomen. De drukken W5 en W6 vormen een duo omdat alleen hierin in ‘Pietje bij het ziekbed’ de lezing ‘hoor mij klagen’ voorkomt in plaats van ‘hoor mijn klagen’. In W5 is echter de foutieve lezing uit W3 ‘laast aan moeder’ in ‘Het goede voorbeeld’ overgenomen. Overeenkomstige lezingen hebben W3 en W5 bijvoorbeeld ook in ‘Alexis’ ‘werdt geprezen’ in plaats van ‘werd geprezen’ (in W6 en W7). Van de twee bijeenhorende drukken W5 en W6 heeft W5 de meeste overeenkomst met W3; derhalve moet W5 voor W6 komen.

De drukken W6 en W7 vormen op hun beurt eveneens een duo, omdat ze een opvallende (foutieve) voorkeur hebben voor de slot-d bij werkwoorden in de derde persoon enkelvoud, tegenwoordige tijd; vooral bij ‘beminnen’, bijvoorbeeld twee keer in ‘De edelmoedige wedervergelding’: ‘zij mij niet bemind’ en ‘ze... mij ook bemind’. In W7 is op een aantal plaatsen een apostrof toegevoegd, waar deze in de overige (verwante) drukken ontbreekt: ik noem ‘hupp'lend’ in ‘Het zieke kind’, ‘elkand'ren’ (tweemaal) en ‘elkand'rens’ in ‘Het goede voorbeeld’. Druk W6 heeft in deze gevallen in overeenstemming met W5 de redactie zonder apostrof. In ‘Lotje en Keesje’ heeft W7 bovendien ‘Heb ge uw beugeltas verloren’, waar W3-W6 hebben ‘Hebje’. Om deze redenen moet W6 voor W7 komen en is W7 de laatste druk van de

groep W3-W7. Bovendien ontbreekt alleen in W7 de titel van het gedicht ‘Pietje en Keetje’ en staat er in ‘De goede eerzugt’ ‘Door telkens veel te kijken’ in plaats van ‘rond te kijken’. Ook op grond hiervan kan W7 niet ten grondslag zou hebben gelegen aan een van de overgeleverde nadrukken.

De drukken W8-W10 kunnen niet teruggaan op de drukken W5-W7, want daar is immers geprobeerd de tekstcorruptie in ‘De zwaluwen’ te herstellen, wat in W8-W10 niet het geval is. Een andere overeenstemming tussen W8, W9 en W10 is dat in alledrie in ‘De liefde tot het vaderland’ de regels ‘Ik kan er veilig woonen; Dies zal ik dankbaar mij betoonen’ zijn weggevallen. Ook deze omissie moet wel een latere fase in de tekstgeschiedenis vertegenwoordigen. In W8 en W10 staat in ‘Claartje bij de schilderij’ net als in W3 ‘scheien’ terwijl W9 ‘scheiden’ heeft. Omdat in ‘De haas’ de redactie van W8 en de andere Wortman-drukken ‘En wat andren zijn wil wezen’ in W10 abusievelijk is geworden ‘En wat anders zijn, wil wezen’, moet W10 na W8 komen en volgt W8 op W3 (druk W4 volgt zoals gezegd wel op W3 maar heeft zelf niet als kopij voor volgende drukken gediend). Druk W10 heeft als uniek kenmerk bovendien dat daarin in ‘De kleine zangster’ in de passage ‘Toen lieve Cris, Een meid, naar 'k gis, Van agt of negen jaren’ de regel ‘Een meid, naar 'k gis’ is

overgeslagen. Druk W9 heeft als enige in het ‘Voorberigt’ ‘oudste zoontje’ in plaats van ‘oudste jonge(n)tje(n)’, en bevat ook als enige binnen de hier behandelde groep drukken in de ‘Lijst der kleine gedichten’ de correcte titel ‘Pietje en Keetje’, waar de overige drukken ‘Pietje en Keesje’ hebben. De drukken W9 en W10 kunnen op grond van hun unieke kenmerken niet als voorbeeld hebben gediend voor de andere bekende drukken. Evenmin kunnen beide drukken voor elkaar als voorbeeld hebben gefunctioneerd. Omdat ze wel een aantal kenmerken met W8 gemeen hebben, moeten ze onafhankelijk van elkaar op druk W8 zijn gebaseerd. Druk W8 gaat op zijn beurt terug op druk W3. Dit betekent dus dat druk W3 drie soorten nakomelingen heeft: de alleenstaande druk W4, de groep W5, W6 en W7 die ná elkaar komen, en de groep W8, W9 en W10, waarbij W9 en W10 wel ná W8 komen maar náást elkaar staan. Als we aannemen dat de ongedateerde Wortman-drukken (in grote meerderheid) van één drukker afkomstig zijn (zie de paragraaf Verdachten), lijkt het mij waarschijnlijk dat ná druk W9 of W10 is opgemerkt dat in de drukken W8-10 in ‘De liefde tot het vaderland’ twee regels zijn weggevallen en dat men er daarom de voorkeur aan heeft gegeven terug te keren tot W3 (de eerste ongedateerde Wortman-druk) als basis voor nog te produceren drukken. In de toen nog vervaardigde drukken W5-W7 is bovendien geprobeerd de al lang bestaande tekstcorruptie in ‘De zwaluwen’ te herstellen.

Wat de tekstverzorging van de nadrukken betreft, ook hier doet zich het bekende verschijnsel bij frequent herdrukte boeken voor, dat eenmaal gemaakte fouten meestal hardnekkig blijven voortbestaan en dat er eerder nieuwe fouten bijkomen dan dat oude worden hersteld. De nadrukken hebben bovendien hun eigen teksttraditie en bij het herstel van de tekstcorruptie in ‘De zwaluwen’ is niet teruggegrepen op een editie van Van Terveen. Het is wel opmerkelijk dat S. en W. Koene voor hun druk K2 niet hun eigen druk K1 als kopij heben gebruikt.