• No results found

Bedrijfsvoering bij uitgeverij Callenbach 1880-1936

Op woensdag 8 april 1931 kwamen de auteurs en illustratoren uit de stal van de Nijkerkse uitgever G.F. Callenbach bijeen in de ontvangstzalen van het Utrechtse Hotel des Pays-Bas. Het protestants-christelijke dagblad De Nederlander versloeg deze dag, die volgens de journalist ter plaatse werd ‘afgewisseld door pakkende causerieën en een geanimeerd noenmaal’. De bekende en in protestants-christelijke kringen alom geliefde schrijver W.G. van de Hulst (1879-1963) - door de journalist ‘de primus onzer kinderboekenschrijvers’ genoemd - hield een voordracht over de moeilijkheden van het schrijven voor kinderen. Het gemêleerde gezelschap, bestaande uit romanciers, illustratoren en niet te vergeten ‘de schrijvers en schrijfsters van de Zondagsschoolverhalen, door welke uitgaven de firma de machtigste uitgeefster geworden is, die zij thans is’, kon terugkijken op een ‘geslaagde ontmoetingsdag’.1

De uitgever was dermate tevreden met deze berichtgeving dat hij het artikel uit

De Nederlander als reclamemateriaal gebruikte. In een fraai ogende folder, waar op

de voorzijde onder de titel Auteursdag - 8 April 1931 het wapen van de uitgeverij prijkte, schreef de Callenbach-directie dat er herhaaldelijk van verschillende zijden om inlichtingen werd gevraagd over deze dag: ‘Wij weten niet beter te doen dan hier over te nemen het artikel, hieraan door het Dagblad “De Nederlander” gewijd in zijn nummer van 9 April j.l. (...).’2

De folder bevatte tevens een foto gemaakt tijdens de voordracht van Van de Hulst. Deze schrijvende schoolmeester, staande achter een lange tafel met rechts naast hem vader en zoon Callenbach, spreekt de dames en heren auteurs toe. Onder zijn gehoor bevonden zich ook in protestants-christelijke kring toentertijd bekende figuren als H.A. de Boer Azn., voorzitter van de

Nederlandsche Zondagsschool-Vereeniging, P.J. Risseeuw, Callenbach-redacteur en voormalig journalist bij het veelgelezen geïllustreerde christelijke gezinsweekblad

1 N.N., ‘Auteursdag bij Callenbach’, in: De Nederlander, 9 april 1931. Zie over deze krant J. Wieten, ‘De Nederlander en De Nieuwe Nederlander’, in: B. van der Ros (red.), Geschiedenis

van de christelijke dagbladpers in Nederland. Kampen 1993, 121-170.

2 N.N., Auteursdag - 8 April 1931. [Nijkerk 1931]. Deze folder is ongepagineerd en bevindt zich in het lopend archief van Uitgeverij Callenbach te Kampen (Feestmap).

{problem}1 Ds. P.J. van Melle; 2 Mevr. J.M. Westerbrink - Wirtz; 3 Mevr. M.G. Bakhoven - Michels (Johanna Breevoort); 4 Mevr. A.M. Lindeboom - De Jong (Anthonia Margaretha); 5 Mevr. C.H. Barnard - Barnard (Dina); 6 Mevr. J.H. Huisman - Schippers; 7 Mej. A.C van der Mast; 8 Mevr. J.A. van Melle - Vester (Jo van Haarlem); 9 Mej. Ida Keller; 10 Mevr. G. Kraan - v.d. Burg; 11 Mevr. M.H.J. Roskott - Udo (Odu);

12 Mevr. A. Norel - Straatsma (A.N.-S.); 13 Mej. J.I.D.A.J. Engelberts (Ignatia Lubeley); 14 Mevr. S.J. Loosjes - Brutel de la Rivière; 15 Ds. A.K. Straatsma; 16 Mevr. C.J.W. Beernink - Schudi (Carla); 17 Mevr. J.M. Stolk - Schotel (Marijo); 18 Mej. Annie van de Ruit; 19 Mej. M. Visser (Jeanne Marie); 20 Mevr. D. Menkens - v.d. Spiegel; 21 F. Kragt Hzn.; 22 Verslaggever Chr. Persbureau; 23 Q.A. de Ridder; 24 J. Snoep Jr.; 25 Mevr. D. de Vries - Kikkert; 26 Dr. H.W. van der Vaart Smit (Chr. Persbureau); 27 Mej. Fr. M. van Stralen (Francina); 28 A.L. van Hulzen; 29 G.A. Aldus; 30 Mevr. Nelly van Dijk - Has; 31 Mej. H.J.G. Callenbach (Heleen); 32 Mej. J. Noë (Zuster Sonja); 33 J.W. van Melle; 34 A. Wapenaar; 35 Mej. Jac. Hazevoet; 36 Theod. André; 37 Mevr. A. de Graaff -Wüppermann; 38 Sierk Schröder; 39 W. ten Kate Jzn.; 40 H.A. Wijmans; 41 J.G. Kessler; 42 L. Keemink; 43 Mej. C.C. Greben (Cora C.G.); 44 Joh. Staal; 45 Mevr. W.H. Tuinstra - Temminck; 46 T. Bokma; 47 P. van Reussen; 48 P.J. Risseeuw; 49 Jan H. de Groot; 50 N. Heiner (H. te Merwe); 51 W.G. van de Hulst; 52 J.H. v.d. Lichte; 53 A. Kappers; (K. Albers); 54 Ds. H.J. Heynes; 55 H.A. de Boer Azn.; 56 A. Fossen (Procuratiehouder der firma); 57 G. Hana; 58 Herman Hana 59 G.F. Callenbach Sr.; 60 C.C. Callenbach G.F. zn.

De Spiegel, en dr. H.W. van der Vaart Smit, directeur van het Nederlands Christelijk

Persbureau.3

De ‘machtigste uitgeefster’, schreef de journalist van De Nederlander. Callenbach had er geen moeite mee dit in protestants-christelijke oren ijdel klinkende predikaat in de reclamefolder over te nemen. Op de achterzijde van deze folder drukte de uitgever ook enkele ronkende persoordelen af over De christelijke bibliotheek, een serie romans voor volwassenen. De Kerkbode voor Soerabaya bijvoorbeeld schreef over deze serie dat het een ‘verheugend feit [mag] heeten, dat de firma in staat is voor zoo weinig geld iets te geven, dat onderhoudend is, en kan opwekken tot krachtiger leven’.4

Dit oordeel bevat twee in het oog springende kenmerken met betrekking tot het fonds van Callenbach, namelijk christelijk en goedkoop.

De auteursdag van 8 april 1931, een momentopname uit Callenbachs geschiedenis, illustreert dat de uitgeverij binnen protestants-christelijke kring niet over het hoofd kon worden gezien. De vraag is hoe uitgever Callenbach deze positie heeft verworven. Dat zijn producten in de smaak vielen bij de meeste voormannen in de protestantse zuil, is bekend; veelgelezen en bekende auteurs als de genoemde Van de Hulst en Anne de Vries (1904-1964) waren decennialang de boegbeelden van zijn schip. Maar het binnenhalen van sterauteurs, een belangrijke voorwaarde voor het succes van een uitgeverij, is slechts één kant van de zaak, de inhoudelijke. Dit artikel gaat nader in op Callenbachs bedrijfsvoering. Wat was het belang van het kinderboekenfonds voor Callenbachs succes? Hoe presenteerde de firma haar voor de zondagsscholen bestemde fonds? Welke rol speelde de zondagsschoolbeweging bij de distributie van de kinderboeken? Hoe stelde uitgever Callenbach zijn boekenprijzen vast? Hoe verwerkte het bedrijf de vele boekbestellingen? Kortom, in hoeverre zorgde de bedrijfsvoering voor het succes?

De bron voor de reconstructie van deze bedrijfsvoering is de verzameling catalogi van kinderboeken waarmee de firma Callenbach vanaf 1880 haar producten

presenteerde.5

In dit artikel staat de periode 1880-1936 centraal:6

in 1880 verscheen de

3 Over H.A. de Boer Azn.: J. Dane, ‘De vrucht van Bijbelsche opvoeding.’ Populaire leescultuur

en opvoeding in protestants-christelijke gezinnen, circa 1880-1940. Hilversum 1996, 55, 57,

120, 121. Over P.J. Risseeuw: H. Werkman, ‘“Klem je vast aan de mensen.” Over P.J. Risseeuw, honderd jaar na zijn geboorte’, in: Liter. Christelijk literair tijdschrift 4 (2001), nr. 17, 53-70. Over H.W. van der Vaart Smit: Van der Ros, Geschiedenis van de christelijke

dagbladpers, 230, 234 (nt. 66). Zie over Van der Vaart Smits pro-Duitse houding en

nationaal-socialistische sympathieen L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de

Tweede Wereldoorlog. Dl. 1: Voorspel. 2e dr. 's-Gravenhage 1969, 361, 491.

4 N.N., Auteursdag, achterzijde.

5 Met dank aan Daan van der Kaaden van uitgeverij-antiquariaat 't Vergeten Boek te Veenendaal, die de catalogi, afkomstig uit het Callenbach-archief, beschikbaar stelde. 6 Zie voor een compact en algemeen overzicht van deze periode J.C.H. Blom, E. Lamberts

(eds.), History of the Low Countries. NewYork/Oxford 1999, 404-436. Zie voor Callenbach in de periode 1905-1940 Dane, ‘De vrucht van Bijbelsche opvoeding’, 121-122.

G. van de Hulst voert het woord tijdens de auteursdag van uitgeverij Callenbach op 8 april 1931.

eerste catalogus en in 1936 vierde de Nederlandse zondagsschoolbeweging,

waarbinnen Callenbach een niet onaanzienlijke rol speelde, haar eeuwfeest. De nadruk ligt vooral op de laatste decennia van de negentiende eeuw, de jaren waarin de uitgeverij de basis voor haar bedrijfsvoering ontwikkelde. Om Callenbachs

cijfermatige groei in deze periode enigermate te illustreren, is gekozen voor 1880 en 1920; respectievelijk het begin en veertig jaar later, als het bedrijf tot volle wasdom is gekomen.

De zondagsschoolbeweging in Nederland

Ter ere van het eeuwfeest van de zondagsschoolbeweging schreef sterauteur Van de Hulst in Callenbachs najaarscatalogus van 1936, dat de uitgeverij al sinds 1854, dus meer dan tachtig jaar lang, de kinderboekjes verzorgde: ‘Kerstboekjes!... Callenbach! Deze namen zijn wel onafscheidelijk aan elkaar verbonden.’7

Het commerciële succes van uitgeverij Callenbach kan niet los worden gezien van de opkomst en uitbreiding van de Nederlandse zondagsschoolbeweging. Hieronder wordt de negentiende-eeuwse geschiedenis van de beweging kort uit de doeken gedaan.

Over het ontstaan van de eerste zondagsschooltjes bestaan vele, vaak apocriefe verhalen. Een ervan gaat terug tot Abraham Capadose (1795-1874), een aanhanger van het Réveil, een tegen het rationalisme gekante beweging binnen het

protestantisme. In 1836 maakte Capadose in Zwitserland kennis met de zondagsschool. Teruggekeerd in zijn woonplaats 's-Gravenhage begon de Réveilman een praatje met een tienjarig jongetje en stelde hem de vraag hoe hij de zondag doorbracht. Dit gesprek zou de aanleiding zijn geweest voor de eerste zondagsschool in Nederland. De volgende zondag stond het jongetje met zijn zusje voor Capadoses deur. Weer een week later bracht hij wat vriendjes mee en in minder dan zes weken tijd gaf Capadose zondagsschoolonderwijs aan tussen de dertig en veertig kinderen.8

Capadoses verhaal is een van de vele varianten van de vaak aangehaalde allegorie van het mosterdzaadje, dat uitgroeide tot een grote boom.

Er is ook een meer prozaïsche versie van het verhaal van het mosterdzaadje. Na de Franse invasie van 1795 werden kerk en staat van elkaar gescheiden, waardoor het onderwijs haar gereformeerde karakter verloor. Scholen bleven wel christelijk, maar aan leerstellige kwesties mocht in het vervolg geen aandacht meer worden besteed. Als reactie hierop werden in tal van dorpen en steden zondagsschooltjes opgericht. De vroegste zondagsscholen in Nederland ontstonden in de eerste helft van de negentiende eeuw. Op veel van deze schooltjes werden alfabetiseringscursussen gegeven, waar volwassen mannen en vrouwen in een christelijke sfeer leerden lezen en schrijven.9

Daarnaast ontstonden er terzelfder tijd schooltjes waar door vrouwelijke

7 W.G. van de Hulst, ‘Ter inleiding’, in: Catalogus zondagsschooluitgaven. Nijkerk 1936, 3. 8 J.P. Tazelaar, De zondagsschool. Herdenkingsuitgave bij het 150-jarig bestaan. Haarlem

1930, 16-17. Zie voor andere apocriefe verhalen Dane, ‘De vrucht van Bijbelsche opvoeding’, 101-106.

9 Zie over dit volwassenenonderwijs M. van Essen, Opvoeden met een dubbel doel. Twee

eeuwen meisjesonderwijs in Nederland. Amsterdam 1990, 47-48. De oorsprong van het

zondagsschoolonderwijs ligt in Engeland. De Britse journalist, uitgever en filantroop Robert Raikes (1736-1811) wordt als de initiator gezien. In 1780 stichtte hij te Gloucester de eerste zondagsschool. Zie over hem Dane, ‘De vrucht van Bijbelsche opvoeding’, 101-106. J.C.

en mannelijke vrijwilligers bijbelonderwijs werd gegeven.10

In de tweede helft van de negentiende eeuw werd de Nederlandsche

Zondags-school-Vereeniging (NZV) opgericht. De oprichtingsvergadering van de NZV vond plaats in het huis van de Amsterdamse uitgever H. Höveker (1807-1889). Op vrijdag 31 maart 1865 vergaderden enkele vooraanstaande protestants-christelijke voormannen over een Nederlandse variant van de Britse Sunday School Union.11

In Engeland had een van de heren, dominee C.S. Adama van Scheltema (1815-1897), op een feest contact gehad met bestuursleden van de Britse zondagsschoolbeweging, die hem vertelden dat zij de zondagsschoolgedachte ook op het vasteland wilden verspreiden. Het belangrijkste doel van de zondagsschoolgedachte was kinderen bekend te maken met hogere religieuze en morele waarden en normen, zoals geloof, gemeenschapszin en de Tien Geboden. Met financiële steun van de Sunday School Union werd een rondreizend NZV-agent aangesteld, die het zondagsschoolwerk zou organiseren. Weldra waren er in steden, dorpen en gehuchten tientallen

zondagsschooltjes opgericht, die door welwillende, maar vaak didactisch ongeschoolde vrijwilligers werden geleid. Omdat er nauwelijks lesmateriaal voorhanden was, startte de NZV in 1866 met de uitgave van De christelijke familiekring, een blad dat gevuld werd met bijbelse en stichtelijke verhalen, didactische tips en gewijde liederen. In 1883 waren er reeds 877 scholen met ruim 100.000 leerlingen en meer dan 2.000 leid(st)ers bij de NZV aangesloten. Dertig jaar later waren deze aantallen zowat verdubbeld.12

Voormannen van de gereformeerde richting binnen het Nederlandse protestantisme konden zich niet vinden in de theologische uitgangspunten van de aan de hervormde kerk gelieerde NZV en richtten om die reden op 14 november 1871 een eigen zondagsschoolvereniging op, Jachin.13

In grote lijnen kwamen de doelstellingen van de NZV en Jachin met elkaar overeen, maar de laatste vond dat de eerste ‘onvoldoende eenduidig belijnd zou zijn aangaande haar calvinistische grondslag’.14

Jachin kon zich niet vinden in de algemene christelijke beginselen van de NZV, terwijl de NZV er geen brood in zag de gereformeerde belijdenis tot grondslag te nemen. In

tegen-Sturm, ‘De zondagsschool in historisch-pedagogisch perspectief’, in: Nederlands tijdschrift

voor opvoeding, vorming & onderwijs 9 (1993), nr. 2, 84-95, geeft voorbeelden van

zondagsschoolonderwijs die teruggaan tot de zestiende eeuw. Zie verder B. Kruithof, ‘Geloof en onderwijs. Over catechisatie en zondagsschool’, in: Amsterdams sociologisch tijdschrift 21 (1995), 126-137.

10 H.P. Schim van der Loeff, Onze zondagsschool. Amsterdam 1885, 2-4.

11 Dit waren C.S. Adama van Scheltema (1815-1879), Ph.J. Hoedemaker (1839-1910) en T.M. Looman (1816-1900).

12 Dane, ‘De vrucht van Bijbelsche opvoeding’, 106-108. Zie ook nt. 31 op p. 108, waar een overzicht wordt gegeven van niet bij de NZV aangesloten zondagsscholen (in 1883 waren er 89 scholen met 7.461 leerlingen). Zie ook De Nederlandsche Zondagsschool-Vereeniging

bij haar vijf-en-twintigjarig bestaan (1866-1891). Amsterdam 1891 [NZV-uitgave].

13 ‘Jachin’ is de naam van een van de pilaren in Salomo's tempel (1 Koningen 7:21). ‘Jachin’ betekent: ‘Hij grondvest’.

stelling tot de vele theologische haarkloverijen binnen het Nederlandse protestantisme bleven conflicten tussen de hervormde en gereformeerde zondagsschoolvereniging uit. Tijdens de oprichtingsvergadering van Jachin, waar ook NZV-bestuursleden bij aanwezig waren, werd de nadruk gelegd op samenwerking tussen de twee organisaties: ‘Wederzijds is toen de wensch en belofte uitgesproken, zooveel mogelijk zusterlijk nevens elkaar te arbeiden voor hetzelfde heerlijke doel.’15

Omslag van de Catalogus van zondagsschool-uitgaven. Nijkerk: G.F. Callenbach, 1937.

Een van de wegen om dit ‘heerlijke doel’ te bereiken was via het gedrukte woord. Met behulp van zondagsschool- of kerstboekjes, die na de jaarlijkse traditionele kerstviering werden uitgereikt, probeerde men kinderen bekend te maken met Gods woord. Al snel na de oprichting van de eerste zondagsscholen, die waarschijnlijk door de uitdeling van de geschenkboekjes door kinderen uit met name

arbeidersgezinnen goed werden bezocht,16

kwamen er zoals reeds vermeld jaarlijks tientallen schooltjes bij.

Tussen de NZV en Callenbach ontstond in het begin van de twintigste eeuw een samenwerkingsverband. Eind januari 1906 schreef uitgever Callenbach een brief aan penningmeester H.A. de Boer Azn., waarin hij de overname van het fonds

zondagsschooluitgaven - een door de NZV uitgegeven verzameling boekjes17

- ter sprake bracht.18

Dit contact tussen de uitgever en de NZV-penningmeester was niet eenmalig. In februari 1909 roerde Callenbach in een brief aan De Boer de

‘prijsvraagbeoordeling’ aan: een speciaal daarvoor aangestelde jury zou uit een ‘stapeltje handschriften’ een manuscript moeten kiezen, dat het predikaat ‘bekroond door de Nederlandsche Zondagsschool-Vereeniging’ zou krijgen.19

Vanaf die tijd

15 J.P. Tazelaar, Jubileum-uitgave 1871-1921 van de Zondagsschool-Vereeniging ‘Jachin’. Baarn 1921, 10. Zie ook Dane, ‘De vrucht van Bijbelsche opvoeding’, 109-110. 16 Zie hierover Verslag van den staat en de werkzaamheden van den Nederlandschen

Protestantenbond etc. Amsterdam 1899, 20. In ‘werkmansgezinnen’, aldus het Verslag, treft

men nauwelijks lectuur aan, eenvoudigweg omdat het te duur is: ‘Wat men van boeken in werkmansgezinnen aantreft zijn meestal kinderwerkjes, die van de Zondagsscholen, van Kerstfeestviering of van Sinterklaas de kinderen in handen komen, en dikwerf met zorg bewaard, ook door ouders en andere volwassen huisgenooten worden ter hand genomen.’ 17 In 1907 vermeldde uitgever Callenbach in de najaarscatalogus, dat hij ‘(...) van de

Nederlandsche Zondagsschoolvereeniging den geheelen voorraad der nog aanwezige boekjes aankocht, benevens het recht om alle boekjes, door de Vereeniging uitgegeven, te herdrukken’.

Catalogus van zondagsschooluitgaven. Nijkerk 1907, 1.

18 Utrecht, Utrechts Archief, Archief van de NZV, 1865-1995 (inv. nr. 605), 17, brief van Callenbach aan De Boer Azn., 26 januari 1906.

zondags-schoolroosters en het NZV-blad Kind en zondag werden vanaf die tijd door Callenbach verzorgd.20

Catalogi der feestgeschenken

De oudste catalogus van de firma Callenbach waarin kinderboeken worden

aangeboden dateert (waarschijnlijk) van 1880. Op de voorzijde van deze Catalogus

der feestgeschenken is middenboven met inkt ‘1e’ geschreven - het lijkt er dus op dat uitgever Callenbach in dit jaar voor de eerste maal een catalogus uitbracht, waarin hij kinderboeken, de feestgeschenken, aanbood. De in deze catalogus als voorwoord afgedrukte brief bevat de mededeling dat Callenbach voor het samenstellen van dit drukwerk werd aangemoedigd door het succes dat hem in 1879 ten deel viel: ‘Had ik verleden jaar reeds verscheiden nieuwe werkjes, die zeer in den smaak vielen, daar er vijf geheel van uitverkocht werden, nu heb ik er ruim tweemaal meer, die met de vroeger verschenen een fraai geheel vormen waaruit u [de

zondagsschoolbesturen, JD] voorzeker gemakkelijk een keus kunt doen.’21

De in totaal 38 aangeboden kinderboeken werden door de uitgever als volgt onderverdeeld:

18 Nieuwe boekjes22

5 't Vorig jaar verschenen

9 Vroeger verschenen 6 Diversen23 _____ 38 Totaal 1880

In de catalogus wordt eerst de naam van de auteur en de boektitel gegeven, daarna of het werkje een geïllustreerde omslag en/of een (gekleurd) plaatje bevat, dan de prijs en ten slotte een korte omschrijving van de inhoud en (soms) het beoogde lezerspubliek. De prijs van de boekjes wordt per stuk, per 25 en per 100 exemplaren gegeven. Het boekje heeft een gekleurd plaatje en een geïllustreerde omslag en vooral meisjes, zo wordt in de catalogus benadrukt, zullen er genoegen in hebben. Ook de inhoud wordt kort weergegeven: ‘Dit verhaal wijst de kinderen er vooral op, dat zij, wat hen ook wedervaren moge, altijd het oog op God moeten gericht houden daar Hij zekerlijk uitkomst zal geven.’24

De uitgever onderscheidde in 1880 de volgende lezersgroepen: jongere kinderen, ‘hoogere klassen der Zondagschool’, meisjes en jongelieden. Het is duidelijk dat de

20 Archief NZV, 17, brief van Callenbach aan De Boer Azn., 9 september 1910. 21 Catalogus der feestgeschenken uitgegeven door G.F. Callenbach. Nijkerk 1880, 1.

22 Idem, 3. In de catalogus omschreven als: ‘Dit jaar van de pers gekomen’.

23 Idem, 13. Onder diversen wordt verstaan: boekjes voor leerlingen die de zondagsschool verlaten, jongensboeken en het tweedelige, uit het Duits vertaalde werk Pract[ische]

handleiding bij het onderwijs in de Bijb[elsche] geschiedenis voor scholen en huisgezinnen

van J. Nissen. 24 Idem, 7.

boekjes bestemd waren als kerstgeschenken voor leerlingen van de zondagsschool; soms lag dit al in de titel besloten, zoals bij Iets voor jeugdige vrienden en vriendinnen

der Zondagsschool van C.F. Schöttelndreiër, een werkje dat in 1880 de achtste druk

beleefde, of De twee buurmeisjes of het gelukkige Kerstfeest. (Eene ware geschiedenis) van J.P. van der Maas (1825-1889). Uitgever Callenbach richtte zich in 1880 op het jonge publiek dat de wekelijkse zondagsschool bezocht en met kerst als geschenk een stichtelijk boekje cadeau kreeg.

Opvallend is dat de formule van de catalogi in de loop der decennia onveranderd bleef; de catalogus van 1880 kan daarom als het prototype worden beschouwd. Veertig jaar later, in 1920, is de opmaak van de catalogus wel gestroomlijnder. Zo worden de boekjes aan de hand van de prijs geïntroduceerd (van 10 cent tot f 1,50). De nieuwe of herdrukte uitgaven worden met een zwarte stip gemerkt. Om het genre van de boekjes aan te geven, maakt de uitgever gebruik van afkortingen: K is een kerstverhaal, P is een paasverhaal, G is een historisch verhaal, Z een zendingsverhaal, K.G. is verhaal uit de kerkgeschiedenis. Soms wordt ook aangegeven of het boekje voor meisjes (M) of voor jongens (J) bestemd is. Tevens is de catalogus rijk

geïllustreerd met plaatjes uit de aangeboden zondagsschoolboekjes. In veertig jaar tijd was Callenbachs aanbod bijna verzesvoudigd:

18 Nieuw verschenen 37 Herdruk 169 Vroeger verschenen _____ 224 Totaal 1920

Ruime keuze, zuinig geprijsd

Veel protestants-christelijke uitgevers zagen in de jaarlijkse groei van de

zondagsscholen een lucratief afzetgebied. Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw begaven tal van uitgeverijen zich daarom op deze markt. Bredée's

Uitgeversmaatschappij te Rotterdam, D.A. Daamen en J.N. Voorhoeve in

's-Gravenhage, W.D. Meinema te Delft, J.A. Wormser en H. Höveker te Amsterdam produceerden jaarlijks samen tientallen titels die aan de zondagsschoolleerlingen werden uitgedeeld. Afgaande op berichten in de christelijke dag- en weekbladpers was de firma Callenbach al snel marktleider. Op 26 oktober 1882 schreef Het Noorden dat de Nijkerkse uitgeverij ervoor heeft gezorgd dat ‘(...) onderwijzers aan Christelijke scholen en Zondagsscholen, bij het aanstaande Kerstfeest niet verlegen behoeven te staan omtrent de keuze van doelmatige kinderboekjes, als Kerstfeest-geschenk’.25

De firma Callenbach kocht tussen 1882 en 1907 meer dan 250 titels aan van andere uitgevers, zoals G.J. Reits te Groningen, J.H. van Peursem te Utrecht en Höveker &

waren noodlijdend en verdwenen van het toneel, zoals F.W. Egeling te Amsterdam. Maar er waren ook uitgevers, zoals Höveker & Wormser, die zich concentreerden op andere segmenten van de branche en om die reden hun kinderboeken van de hand deden.26

Mededelingen over de prijzen van zondagsschoolboekjes behoorden tot de vaste