• No results found

Salomon van Raalte brengt Derkinderens Gijsbrecht van Aemstel aan de man

In het laatste decennium van de negentiende eeuw verschijnt bij de Haarlemse uitgevers De Erven F. Bohn een befaamde exponent van de zogenaamde Renaissance van de moderne Nederlandse Boekkunst: Derkinderens Gijsbrecht van Aemstel.1

Het monumentale werk bestaat uit twee delen in folio, met elk tien afleveringen, in wit linnen gebonden. De talrijke kleurenlithografieën en de algehele typografische verzorging door A.J. Derkinderen, aangevuld met enkele toneeldecoratie-ontwerpen en een plattegrond van Amsterdam door H.P. Berlage en muziek van Bernard Zweers en Alphons Diepenbrock, maken dat de Gijsbrecht nog steeds bekendstaat als een van de belangrijkste boeken van de Nederlandse boekherleving.2

De uitgave ervan is een werk van lange adem geweest. De eerste plannen zijn reeds, op initiatief van de latere Wereldbibliotheek-oprichter Leo Simons, in 1890 gemaakt. De eerste aflevering verschijnt pas in maart 1894 en het is wachten tot december 1901 alvorens de laatste aflevering het licht ziet.3

Voor de verkoop van de Gijsbrecht doet Jelte Karel Tadema, hoofd van De Erven F. Bohn, een beroep op de in Amsterdam wonende colporteur Salomon van Raalte (1844-1916).4

Onderzoek naar de ambulante boekhandelaar is lastig. Hij (of zij) laat zelden iets tastbaars na voor de onderzoeker, waardoor hij vrijwel ongrijpbaar is. In de secundaire literatuur tekent zich niettemin al vaag de gestalte van de negentiende-eeuwse Nederlandse ambulante boekverkoper af. Kuitert schetst een algemeen beeld van hem, in

1 J. van den Vondel, Gijsbrecht van Aemstel. D'ondergang van syn stad en syn ballingschap.

Treurspel. 2 dl. Haarlem 1893-1901. (Met inleiding van L. Simons,

toneel-decoratie-onrwerpen van H.P. Berlage en Boek-versieringen van A.J. Derkinderen. Dl. 2: muziek van B. Zweers en A. Diepenbrock.)

2 Zie L. Tibbe, ‘Een monument van “alkunst”. De prachteditie van Vondels Gysbrecht van

Aemstel, Haarlem 1901’, in: Jaarboek van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen 9

(2001), ter perse. Zie over de betekenis van de Gijsbrecht voor de ontwikkeling van de Nederlandse boekkunst E. Braches, Het boek als Nieuwe Kunst 1892-1903. Een studie in

Art Nouveau. Utrecht 1973.

3 Zie over de ontstaansgeschiedenis van de Gijsbrecht E. Braches, ‘Over Derkinderen's Gijsbrecht van Aemstel’, in: Open 3 (1971) nr. 1, 3-6.

4 Amsterdam, GA, Gezinskaart, Salomon van Raalte, Deventer, 7-2-1844 - Amsterdam, 21-8-1916.

Begin van het voorspel in de Gijsbrecht van Aemstel.

wat ze noemt ‘een “verkenning” van tentatieve aard’.5

Verder bestaan er enkele studies waarin aandacht wordt besteed aan het belang van colportage bij de

verspreiding van socialistische en evangelische boodschappen, en een enkele casestudy naar de colportage van een zogenaamde ‘prachtbijbel’.6

De rijkdom aan documenten in het Bohn-archief maakt het mogelijk het beeld van de ambulante boekhandelaar scherper te stellen en met name in te zoomen op de colportagepraktijk.7

Hoe brengt Van Raalte de Gijsbrecht aan de man? Bij wie staat hij voor de deur? Hoe is de relatie met de uitgever en de plaatselijke boekhandel?

Salomon van Raalte en De Erven F. Bohn

Op 15 oktober 1892 treedt de 48-jarige Van Raalte in dienst bij De Erven F. Bohn. Hij heeft dan waarschijnlijk al een lange staat van dienst als colporteur. Het contract is gebaseerd op een overeenkomst met zijn vorige broodheer, de Amsterdamse

5 L. Kuitert, ‘Grote boeken voor de kleine man. Colportage in Nederland in de negentiende eeuw’, in: De negentiende eeuw 20 (1996) nr. 1 (themanummer De wereld van het boek in

de negentiende eeuw), 92-105.

6 Zie onder meer H. Timmermans, ‘Opruiende blaadjes, weerspannige venters.

Overheidsoptreden tegen socialistische colportage’, in: Ons Amsterdam 42 (1990), 120-124; G.J. Mink, Op het tweede plan. Evangelisten in de tweede helft van de negentiende eeuw. Leiden 1995; en J. van Loo, Prachtbijbel blijkt prachthandel. Leiden 1995.

7 Het Bohn-archief berust in de Leidse Universiteitsbibliotheek. Zie K. Thomassen, m.m.v. P.F.J. Obbema, Voorlopige inventaris van het archief der Haarlemse uitgeverij De Erven F.

Bohn N.V. Gedeponeerd in de Bibliotheek van de Rijksuniversiteit Leiden. Omvang: ± 35, 5 mtr. Leiden 1977.

zich ertoe uitsluitend te werken met uitgaven van de uitgeverij. Beide uitgevers betalen hem riant. De Bohn-overeenkomst stipuleert ‘dat hij daarvoor een salaris van f 100. - per week zal genieten, behalve vergoeding van de door hem betaalde reiskosten.’ De overeenkomst wordt aangegaan voor een jaar, met mogelijkheid van verlenging ‘indien een der partijen haar niet vóór 15 Juli 1893 heeft opgezegd’.9

Van de Gijsbrecht is in 1892 echter nog niets gedrukt, zodat Tadema opdracht geeft om in afwachting daarvan te colporteren met enkele andere Bohn-uitgaven. Pas

8 Bohn-archief, G 2, overeenkomst tussen S. van Raalte en Tj. van Holkema. 9 Bohn-archief, G 2, overeenkomst tussen S. van Raalte en De Erven F. Bohn.

half juni 1893 rolt een proefaflevering van de pers, en kan Van Raalte beginnen met de colportage van de Gijsbrecht.10

Anderhalf jaar lang (79 weken) gaat hij op stap met het werk om het te slijten, en met succes. De eerste 73 weken krijgt hij daarvoor het salaris van f 100,- uitbetaald, maar de laatste zes weken weigert Tadema dit nog verder te betalen. Hij is de wanpraktijken van zijn colporteur spuugzat en wil hun relatie enkel voortzetten op basis van een vaste som (f 15,-) per verkocht exemplaar, zonder verdere vergoedingen.11

Van Raalte brengt nog 25 intekenaren aan,12

maar op 22 december zet Tadema definitief een punt achter de incidentrijke samenwerking.13

Van Raalte heeft dan 519 mensen gestrikt om, gespreid over enkele jaren, f 60,- neer te tellen voor de uitgave.14

Voor de genummerde, dubbel zo dure exemplaren op zogenaamd ‘Japansch’ papier vindt hij 46 belangstellenden.15

In totaal verzamelt hij dus 565 intekeningen.16

De colportagepraktijk

Voor de colportage van de Gijsbrecht stelt de uitgeverij Van Raalte een gebonden proefaflevering in een etui, een intekenlijst en een stapel bestelbriefjes ter

beschikking.17

Om misverstanden te voorkomen staat zowel op de intekenlijst als op de bestelbriefjes de volledige prijs van het werk vermeld; een koper moet én een bestelbriefje én de intekenlijst ondertekenen. Meerdere keren vraagt de colporteur om een afgedrukte plaat, om meer te kunnen laten zien aan potentiële kopers, maar Tadema antwoordt elke keer dat dat (voorlopig) niet mogelijk is.18

Hij beslist bovendien geen

10 Bohn-archief, C 10, kopijboek, fol. 37 en 46, brieven van De Erven F. Bohn aan S. van Raalte van 27 mei en 17 juni 1893.

11 Idem, fol. 316, brief van J.K. Tadema aan S. van Raalte, van 10 november 1894.

12 Bohn-archief, B 413, kasboek (1890, 1-10-1891-1894), 17 en 24 november en 1, 8, 15 en 22 december 1894.

13 Bohn-archief, C 10, kopijboek, fol. 339, brief van J.K. Tadema aan S. van Raalte, van 22 december 1894

14 Idem, fol. 308 en 316, brieven van J.K. Tadema aan S. van Raalte van 4 en 10 november 1894; B 33, fondsboek (1900-1905), fol. 171; B 3, inventaris (1900-1909); en B 372, debiteurenboek van tijdschriften en vervolgwerken (1886-1894), fol. 314. De exacte oplage kon niet achterhaald worden. Er zijn minimaal 563 gewone en 55 ‘Japansche’ exemplaren gedrukt.

15 Bohn-archief, C 10, kopijboek, fol. 202 en 239, brieven van J.K. Tadema aan S. van Raalte van 7 april en 16 juni 1894.

16 De Erven F. Bohn betaalt uiteindelijk voor de colportage van het werk f 7.675,- (= f 7.300,-salaris en f 375,- commissieloon). Daarnaast vergoedt ze ook f 789,50 aan onkosten (vooral reiskosten), wat de totale som brengt op f 8.464,50. Bijgevolg kost de colportage van het werk de uitgeverij f 15,- per exemplaar, 25% van de verkoopsom. Van Raalte brengt er per week gemiddeld zeven aan de man, wat hem f 13,60 per handtekening oplevert. Bohn-archief, B 413, kasboek (1890, 1-10-1891-1894). Daarnaast betaalt de uitgever nog eens 20% rabat aan de reguliere boekhandel, wat de totale distributiekosten van de Gijsbrecht brengt op de opmerkelijk hoge som van f 26,- per exemplaar, ofwel 45% van de verkoopprijs.

17 Proeve van bewerking eener prachtuitgaaf van den Gysbrecht van Aemstel door Joost van den Vondel. Bewaard in, waarschijnlijk origineel, zwart koffertje of etui. (UB Leiden, Bohn

plano 4).

18 Bijvoorbeeld: Bohn-archief, C 10, kopijboek, fol. 46, brief van De Erven F. Bohn aan S. van Raalte van 17 juni 1893.

prospectussen te laten drukken.19

Zodra de eerste afleveringen gedrukt zijn, neemt Van Raalte die op zijn tochten mee.

Met dit materiaal in de hand gaat hij vervolgens op stap. Bij aankomst in een stad of dorp begeeft hij zich allereerst naar een boekhandelaar om er een cruciaal middel los te weken voor de verdere gang van zaken: adressen van klanten die mogelijk geïnteresseerd zijn. In ruil daarvoor belooft hij dan de boekhandelaar alle getekende bestelbiljetten verkregen op door hem geleverde adressen. Tadema wil namelijk dat alle bestelde exemplaren geplaatst worden door bemiddeling van de plaatselijke reguliere boekhandel, die op elk besteld exemplaar 20% rabat krijgt - f 12,- voor een ‘gewone’ Gijsbrecht, f 24,- voor een ‘Japansch’ exemplaar. Van Raalte wisselt het bestelbiljet, door de koper ondertekend, in voor een bestelling van een plaatselijke boekhandelaar bij De Erven F. Bohn. Herhaaldelijk beklemtoont Tadema dat het hem onverschillig is bij welke boekhandel Van Raalte de adressen haalt en de bestellingen aanbrengt, als het maar een als ‘solide’ bekendstaande handelaar is.20

Als Van Raalte klaagt dat hij alle adressen gehad

Jelte Karel Tadema,

hoofd van De Erven F. Bohn.

heeft, overreedt Tadema hem nog enkele andere boekhandelaren om adressen te verzoeken.21

De Gijsbrecht is een behoorlijk dure uitgave, maar ook weer niet zo duur dat lange reizen naar verafgelegen dorpen, waar intekenaren niet in groten getale te vinden zijn, financieel rendabel zijn. Van Raalte concentreert zich dan ook in de eerste plaats op de Hollandse steden en de rijkere Hollandse dorpen. Het langst werkt hij in zijn thuishaven Amsterdam, van half juni tot november 1893 met behoorlijk veel succes en naar tevredenheid van zijn broodheer. Nadien daalt de verkoop en dus het enthousiasme, maar Tadema weet hem over te halen nog even door te gaan.22

Aan het einde van het jaar blijkt dat die laatste weken inderdaad ‘slecht’ zijn, maar toch zijn er dan in totaal, in 28 weken tijd, 185 ‘gewone’ en 24 ‘Japansche’ exemplaren

19 Idem, fol. 141, brief van de Erven F. Bohn aan S. van Raalte van 20 januari 1894. 20 Bijvoorbeeld: idem, fol. 63, brief van De Erven F. Bohn aan S. van Raalte van 5 augustus

1893.

21 Bijvoorbeeld: idem, fol. 239, brief van De Erven F. Bohn aan S. van Raalte van 16 juni 1894. 22 Idem, fol. 124, brief van J.K. Tadema aan S. van Raalte van 9 december 1893.

Hierna blijft de colporteur nog anderhalve maand in Amsterdam. Vervolgens

23 Idem, fol. 130, brief van J.K. Tadema aan S. van Raalte van 30 december 1893. 24 Idem, fol. 132, brief van J.K. Tadema aan S. van Raalte van 3 januari 1894.

trekt hij naar Haarlem en Heemstede, waar het verkoopcijfer volgens Tadema te laag is. De uitgever, zelf een Haarlemmer, stuurt hem een lijst met dertig adressen in die plaatsen, om hooguit twee dagen aan te besteden, waarna hij zijn colporteur met klem aanraadt zijn werkterrein naar Den Haag te verleggen.25

‘Daar zijn de ministers en rijkslui.’26

Van Raalte besluit echter anders, en gaat naar Utrecht en Rotterdam, waar de verkoop meevalt.27

Eind april dringt Tadema er dan opnieuw op aan naar Den Haag te gaan: ‘Zoodra gij nu in Rotterdam gedaan hebt, moet gij regelrecht

naar den Haag gaan, alvorens het getij daar verloopt. Wij rekenen die plaats als de

beste stad voor u. Later gaan die lui al heel spoedig op reis, dus moet gij ze voor dien tijd bewerken.’28

De colporteur vertrekt nu wel naar Den Haag, maar de hooggespannen verwachtingen van de uitgever worden er niet ingelost.29

De laatste maanden vult Van Raalte nog met reizen naar onder andere Leiden, nogmaals Utrecht, Schiedam, Baarn, Soest, Wassenaar, Delft, Arnhem, Oosterbeek, Nijmegen, Zaandam en Den Bosch. Niettemin blijken vooral Amsterdam, Rotterdam en het (tegenvallende) Den Haag de meeste intekenaren te leveren (zie de bijlage).

‘Een fielt verkoopt wel’

Zoals gezegd is de belangrijkste reden voor Tadema om de samenwerking met Van Raalte stop te zetten, 's mans wangedrag. In de periode dat hij met de Gijsbrecht rondreist, krijgt de uitgever tientallen klachtenbrieven van zowel kopers als

boekhandelaren. De intekenaren beweren misleid te zijn door de colporteur en komen verhaal zoeken bij de uitgever of bij hun boekhandelaar, die op zijn beurt aanklopt bij Tadema.

Intekenaren bedrogen

Van Raaltes ‘handelsmerk’ is het doen van valse beloftes, die niet op de intekenlijst of het bestelbiljet terug te vinden zijn. Hij belooft bijvoorbeeld een gratis band of een exemplaar op Japans papier voor de prijs van een gewoon exemplaar.30

Legio zijn de klachten over een foute voorstelling van de totale kostprijs van het werk: hij laat mensen geloven dat ze kunnen intekenen op het werk voor slechts achttien gulden of zelfs drie gulden (de prijs van één aflevering).31

Ook grote namen ontziet hij niet, integendeel,

25 Idem, fol. 178, brief van J.K. Tadema aan S. van Raalte van 10 maart 1894. 26 Idem, fol. 162, brief van J.K. Tadema aan S. van Raalte van 10 februari 1894. 27 Idem, fol. 188, brief van De Erven F. Bohn aan S. van Raalte van 28 maart 1894. 28 Idem, fol. 215, brief van De Erven F. Bohn aan S. van Raalte van 28 april 1894. 29 Idem, fol. 221 en 244, brieven van J.K. Tadema aan S. van Raalte van 12 mei en 30 juni

1894.

30 Bijvoorbeeld: idem, fol. 84, brief van De Erven F. Bohn aan S. van Raalte van 7 oktober 1893.

31 Bijvoorbeeld: Bohn-archief, G 2, map met klachtenbrieven aan De Erven F. Bohn over S. van Raalte uit het jaar 1894: onder meer een brief van 19 december 1894 van een Amsterdammer die dacht ingetekend te hebben voor drie gulden. De man geloofde Van

‘Nu ja, een kleinigheid’. Brief van Bernard Zweers aan Tadema, 20 juli 1893.

hun handtekening op de lijst vergroot immers het aanzien van het project en kan op die manier helpen om twijfelaars over de streep te trekken. Zo ontvangt de uitgeverij in de maanden mei en juni van 1894, volgens een brief van Tadema aan Van Raalte, ‘om de andere dag’ een schrijven van Marcellus Emants.32

De schrijver heeft ingetekend, maar:

Er blijkt ons uit dat gij hem eerst hebt laten teekenen onder belofte dat hij geen exemplaar zou behoeven te nemen, en later gezegd hebt dat hij 't wel tegen den netto-prijs kon krijgen. Beide manieren zijn geheel buiten den vorm, zoals gij zeer goed weet.33

Niet alleen Emants wordt het slachtoffer van Van Raalte. Bijna hilarisch is de brief die Tadema ontvangt van Bernard Zweers - een van de medewerkers aan de uitgave - waarin de componist levendig verslag doet van zijn gesprek met de colporteur de vorige dag:

Raaltes aanbod aanvankelijk niet, maar, zo schrijft hij aan de uitgever: ‘Op mijn vraag of dit werk zoo goedkoop kon zijn, heeft hij mij op listige wijze doen gelooven, dat deze extra aanbieding slechts de muzikale wereld gold.’

32 Bohn-archief, C 10, kopijboek, fol. 235, brief van J.K. Tadema aan S. van Raalte van 2 juni 1894. De brieven van Emants zijn niet teruggevonden.

antwoordde: ‘Nu, als ik je met mijn handteekening pleizier kan doen, ach ja.’ En ik teekende in een groot rood boek mijn

naam; daarna liet hij mij nog een inteekenbillet teekenen. Toen ik dat alles verricht had, zeide ik hem: ‘Denk er aan ik betaal het niet’ waarop hij antwoordde ‘Nu ja, een kleinigheid’.34

Ook P.J.F. Vermeulen, redacteur van De Tijd, wordt om de tuin geleid. Nadat hij heeft toegezegd een recensie te schrijven in ruil voor een (gratis) recensie-exemplaar, dringt Van Raalte er sterk op aan dat hij óók zou tekenen op de intekenlijst, onder het mom dat diens naam op de lijst grote waarde heeft, maar in werkelijkheid om hem alsnog te laten betalen voor het werk. Tadema laat immers het leveren van recensie-exemplaren nooit over aan zijn colporteur. Van Raalte handelt dus helemaal op eigen houtje, wetend dat zijn baas niet van plan is aan De Tijd een gratis exemplaar af te staan. Daarop verzint hij - in de woorden van Vermeulen - het volgende:

De man liet echter niet af. (...) Ik moest en ik zou teekenen; daarna zou ik, indien ik één exemplaar op gewoon papier wilde betalen, bovendien ontvangen één exemplaar op japansch papier. Wilde ik niets betalen, dan zou hij dit laatste weêr van mij tegen geld terugnemen, enz. enz. 't Einde was, dat ik half door zijn fraaie beloften gewonnen, en half om van den man af te komen, mijn handteekening stelde.35

Deze en de vele andere brieven die Tadema over zijn colporteur onder ogen krijgt, stemmen hem allerminst gelukkig. Herhaaldelijk roept hij hem op het matje; vraagt een verklaring en eist dat Van Raalte een en ander in orde brengt.36

De uitgever verwacht dat er zonder misleiding te werk wordt gegaan en vooral dat steeds de juiste prijs wordt genoemd: zestig gulden voor een exemplaar op gewoon papier en 120 voor een exemplaar op Japans papier. Extra rabat of andere vormen van korting worden niet toegestaan. Hij raadt zijn colporteur ‘ernstig aan, zulke praktijken te laten varen; zij zijn oneerlijk en gevaarlijk!’37

Behalve Zweers, wiens intekening meteen ongedaan wordt gemaakt, krijgen alle gedupeerden een gelijkluidend antwoord op hun klacht.38

Tadema voert aan dat van misleiding geen sprake kan zijn daar zowel op de intekenlijst als op het bestelbiljet duidelijk de totale prijs staat gedrukt; dat de provisie voor de colporteur al betaald is en dat hij onmogelijk aansprakelijk kan worden gesteld, aangezien het werk niet bij hem is besteld, maar bij een boekhandel. Hij kan het werk dus niet terugnemen en

34 Bohn-archief, C 106, brief van B. Zweers aan J.K. Tadema van 20 juli 1893. 35 Bohn-archief, G 2, twee brieven van P.J.F. Vermeulen aan De Erven F. Bohn van 23

november en 8 december 1894. Citaat uit de eerste brief.

36 Bijvoorbeeld: Bohn-archief, C 10, kopijboek, fol. 63, 192 en 282, brieven van J.K. Tadema aan S. van Raalte van 5 augustus 1893, 31 maart 1894 en 11 september 1894.

37 Idem, fol. 89, brief van J.K. Tadema aan S. van Raalte van 17 oktober 1893.

38 Bijvoorbeeld: idem, fol. 333, twee brieven van J.K. Tadema van 15 december 1894; of ook: C 37, kopijboek, fol. 36, twee brieven van J.K. Tadema van 21 maart 1894. Zie voor het antwoord aan Zweers C 10, kopijboek, fol. 66, brief van J.K. Tadema aan S. van Raalte van 12 augustus 1893.

verzoekt om het toch te accepteren, soms erbij stellend dat hij bij deze ‘onderneming den steun van kunstlievende en welgestelde landgenooten zeer noodig’ heeft.39

Een dergelijke brief mist zijn uitwerking niet: velen leggen zich er uiteindelijk bij neer en betalen om van alle gezeur af te zijn.

Maar niet iedereen geeft zich zo makkelijk gewonnen. Zo bijvoorbeeld notaris Smit uit Heemstede, die persoonlijk Tadema opzoekt om zich te beklagen over het gedrag van de colporteur. De man beweert dat Van Raalte de gedrukte prijs bedekt heeft gehouden en ‘in 't bijzijn zijner klerken, verzekerd [heeft] dat het f 9.-, hoogstens f 12.- zou kosten.’40

Smit weigert halsstarrig te betalen, Van Raalte ontkent zo gehandeld te hebben en uiteindelijk gaat de uitgever, waarschijnlijk uit angst voor een proces, overstag en neemt het boek terug:

Ik behoef U, als man van de wet, er niet op te wijzen dat ik daartoe niet verplicht ben, waar door U (...) op een lijst is geteekend, waarop boven elke blz. de prijs staat. Dit zeg ik (...) om eventueele consequenties van een anderen Heer te vermijden, die (...) mij niet verzocht het boek terug te nemen, maar mij daartoe wilde dwingen.41

Evenals notaris Smit, weet onder anderen ook Emants de uitgever zo ver te krijgen zijn handtekening te schrappen.42

Van Raalte wordt in dergelijke gevallen dringend verzocht de boekhandelaar bij wie het bestelbiljet is ingewisseld voor een bestelling aan de uitgever, een nieuwe intekenaar te bezorgen.43

Uiteraard krijgt hij daarvoor niet opnieuw provisie uitbetaald.

Ook komt het voor dat Tadema na enig geschrijf weliswaar niet inbindt, maar zich toch enigszins inschikkelijk toont. De reeds genoemde journalist Vermeulen, bijvoorbeeld, houdt ook aan en vindt Tadema uiteindelijk bereid tot een lichte toegeving: ‘Op aandringen van den colporteur leverden wij het ex. met 20% korting; tegen onzen zin, want wij meenen dat die korting alleen boekverkoopers toekomt.’44