• No results found

Uitgangspunten reguliere verslavingszorg

4. Zorgaanbod

4.2 Uitgangspunten reguliere verslavingszorg

In 2013 heeft GGZ Nederland het document 'Een visie op verslaving en

verslavingszorg' uitgebracht. In dit document wordt beschreven wat de stand van zaken momenteel is, gevolgd door een beleidsagenda en ambities voor de komende jaren. Het visiedocument is leidend voor de reguliere

verslavingsinstellingen. Onderstaand gaan we in op de leidende principes in de verslavingszorg en wordt een aantal punten uitgelicht.

Visie op verslaving

Verslaving betreft een ernstige aandoening (psychische stoornis) met

biologische, psychologische, sociale en culturele componenten. Het treedt op bij mensen die afhankelijk zijn geworden van een psychoactieve stof, en die daar niet gemakkelijk mee kunnen stoppen uit zichzelf. Het voortduren van deze vorm van afhankelijkheid heeft schadelijke gevolgen voor de persoon (lichamelijk, psychisch en sociaal) en zijn of haar omgeving. De betreffende persoon gaat zich geleidelijk steeds sterker fixeren op het gebruik van middelen, ten koste van het sociale en psychische functioneren. Tevens kan het gepaard gaan met een

grotere kans op – en/of verergering van reeds bestaande – andere psychische stoornissen. Meer en meer wordt verslaving gezien als een tot chroniciteit neigende ziekte die in een vroegtijdig stadium gespecialiseerde en zo nodig intensieve dan wel langdurige behandeling en ondersteuning behoeft. Afhankelijk

van de ernst en het soort van middelengebruik dient rekening gehouden te worden met terugval en verschillende episoden van behandeling. Hiermee in samenhang wordt meer belang gehecht aan ondersteuning bij het persoonlijk en maatschappelijk herstel. Actieve deelname aan zelfhulpgroepen bevordert

langere periodes van herstel en wordt meer gestimuleerd. In het genoemde visiedocument van GGZ Nederland wordt nadruk gelegd op het bevorderen of ondersteunen van zelfzorg, eigen regie én zelfregulatie. Herstel is hierbij een belangrijk concept, gedurende alle fasen in het verslavingsproces. Ook het Kennisnetwerk het Zwarte Gat – waarin vertegenwoordigd de cliënten van de verslavingszorg – benadrukt het belang van herstel en herstelondersteunende zorg.

Integraal zorgaanbod

Verslaving gaat veelal gepaard met psychische, lichamelijke en sociale problemen. Om de verslaving en de achterliggende problemen goed aan te pakken is meestal een intensieve en integrale behandeling benodigd. Een integraal zorgaanbod is gericht op al de bovengenoemde facetten. De behandeling stopt niet na detoxificatie, maar richt zich op diagnostiek,

behandeling, terugvalpreventie en herstel van het maatschappelijk functioneren. Wat betreft dat laatste kan niet voldoende benadrukt worden dat het verkrijgen van werk een belangrijke factor van betekenis is bij het persoonlijk herstel en preventie van terugval. Een dergelijk integraal zorgaanbod vereist dat er

samenwerking bestaat tussen de betrokken actoren binnen de verslavingszorg en andere maatschappelijke instanties, zoals arbeidsvoorzieningen, het UWV,

sociale diensten, et cetera.

Gedifferentieerd aanbod

Het huidige zorgaanbod in de reguliere verslavingszorg is zeer gedifferentieerd. Het aanbod reikt van ambulante behandelprogramma’s tot klinische

behandelcentra variërend van een korte detoxificatieperiode (tot drie weken), kortdurende opnames (tot drie maanden) tot langer durende opnames

(maximaal één jaar) waar intensieve behandelprogramma’s worden geboden. Ook zijn er zorgboerderijen, intramurale motivatiecentra, enkele therapeutische gemeenschappen, heroïnesubstitutieprojecten, resocialisatieprojecten,

dagbestedingen, 24-uursopvang, gebruiksruimten, begeleid wonen en

woonwerkprojecten, interventies gericht op preventie van infectieziekten (zoals spuitomruil) en sinds kort ook internetbehandelingen. De interventies strekken zich uit van gedwongen behandeling tot vrijwillige trajecten en van een streven naar abstinentie (cure) tot een beperking van schade aan de gezondheid bij aanhoudend alcohol- of drugsgebruik, waarbij verandering van het

verslavingsgedrag niet het primaire doel is (care). Ook in internationaal perspectief bezien is de veelzijdigheid van het Nederlandse hulpaanbod voor verslaafden groot.

Een geprofessionaliseerd zorgaanbod

De verslavingsinstellingen hechten aan een professioneel zorgaanbod waarbij systematisch gebruik wordt gemaakt van voorgeschreven richtlijnen en protocollen. Bij de preventie en behandeling van risicogroepen bij middelengebruik richt de verslavingszorg zich op het volgende: - het stellen van de juiste diagnose;

- het inschatten van de ernst van het middelengebruik; - het bepalen van de gewenste behandelintensiteit;

- het in kaart brengen van specifieke kenmerken die voorspellend kunnen zijn voor het beloop van het middelengebruik.

Op basis hiervan worden interventies ingezet die de meeste kans van slagen hebben.

Van stepped care naar matched care

Het aanbod aan interventies in de reguliere verslavingszorg volgt het zogeheten ‘stepped care’-principe, waarbij de patiënt in de eerste plaats de zorg krijgt aangeboden die het minst intensief is en waarvan wordt verondersteld dat deze bijdraagt aan het behandeldoel. Bij het volgen van het stepped care principe is de behandelvoorgeschiedenis een leidend indicatiecriterium, dat wordt aangevuld met factoren als ernst van de verslaving, ernst van bijkomende psychiatrische problematiek en de mate van sociale integratie. Een voorbeeld: in 2002 heeft de Gezondheidsraad een advies uitgebracht over de medicamenteuze behandeling van drugsverslaafden, welk advies het principe van stepped care volgt. In het advies wordt beschreven dat vooral in de beginfase van een heroïneverslaving abstinentie het behandeldoel is (cure). Genezing van verslaving is echter vaak niet op korte termijn te realiseren, zodat het volgende behandeldoel stabilisatie is, waarbij ernaar wordt gestreefd dat de patiënt geen drugs bijgebruikt, of het (bij)gebruik wordt gereguleerd. Omdat verslaafden vaak terugvallen in hun gedrag is het lang voortzetten van de behandeling nodig, ook na perioden van schijnbaar langdurig herstel. Het laatste behandeldoel is palliatie:

symptoombestrijding bij patiënten met een beperkte levensverwachting om het lijden te verzachten.

Inmiddels is er een verschuiving gaande waarin de aandacht meer uitgaat naar de ontwikkelingsfasen van verslaving (stagering) en individuele kenmerken (profilering). Het “matchen” van de zorg aan de behoeften van de patiënt zal naar verwachting bijdragen aan een efficiëntere zorg. Van belang is vooral dat er voor goed omschreven cliëntgroepen duidelijke zorgpaden worden omschreven en dat deze worden gevolgd.

Belang stagering en profilering

De verslavingszorg heeft te maken met een enorme verscheidenheid aan cliënten en doelgroepen: ‘de typische verslaafde’ bestaat niet. Om daarin structuur aan te brengen en beter te kunnen aangeven welke middelen of werkwijzen daarvoor kunnen of moeten worden ingezet zal de verslavingszorg systemen en

werkwijzen voor stagering en profilering ontwikkelen. Met stagering wordt gedoeld op methoden om duidelijk te markeren in welk stadium (fase) iemand zich in het verslavingsproces bevindt met als doel om de behandeling gerichter in te kunnen zetten. Het veronderstelt een gedegen diagnostiek om aldus een

goede prognose te kunnen geven van de huidige situatie en de

behandelmogelijkheden. Een vereiste daarvoor is dat het individuele profiel van de desbetreffende persoon zo goed mogelijk in kaart wordt gebracht (profilering) opdat verwachtingen over de respons op behandeling of op ondersteuning bij het herstelproces gebaseerd zijn op feiten en wetenschappelijke kennis. Helaas zijn er nog maar weinig klinische variabelen bekend met een goede voorspellende waarde en is niet onomstotelijk duidelijk hoe individuele patiënten het beste behandeld kunnen worden (Van den Brink & Schippers 2008).

Bemoeizorg voor langdurig verslaafden

Er is een redelijk grote groep mensen met ernstige verslavingsproblemen die niet uit zichzelf de weg weet te vinden naar de hulpverlening. Denk aan de

zogenoemde zorgmijders en dak- en thuislozen. In deze gevallen is bemoeizorg en outreachende zorg aangewezen. De verslavingszorg dient initiatieven te ontplooien in die gevallen waarin personen, groepen of de samenleving in zijn geheel te grote risico’s nemen en de zaak op hun beloop laten, aldus het visiedocument van GGZ Nederland.

Het aanbod in de verslavingszorg is het afgelopen decennium uitgebreid met verschillende voorzieningen specifiek gericht op langdurig verslaafden en slecht behandelbare drugsgebruikers, de groep die onder de definitie valt van de ‘problematische drugsverslaafden of bemoeizorgcliënten’. Bemoeizorg is het bieden van (ongevraagde) hulp aan (zorgwekkende) zorgmijders, waarbij verbetering van de kwaliteit van leven en reductie van overlast als

uitgangspunten dienen. Bemoeizorgprogramma’s, in het Engels ‘assertive

outreach’, richten zich vooral op onbereikbare patiënten, overlastveroorzakers en dubbele-diagnosepatiënten. Zo zijn in verschillende steden hostels of

vergelijkbare woonvoorzieningen geopend voor chronisch verslaafde cliënten om zo de overlast op straat tegen te gaan en betere zorg te kunnen bieden aan mensen die voorheen vaak op straat verbleven en/of gebruik maakten van de dag en nachtopvangvoorzieningen vanuit de maatschappelijke opvang.

Intramurale voorzieningen (hostels en BW-voorzieningen) voor verslaafde drugsgebruikers werden aanvankelijk opgezet als experiment voor een beperkt aantal jaren, maar zijn tot het reguliere aanbod gaan behoren. Om het

zorgtraject te begeleiden worden in vrijwel alle regio’s bemoeizorg en casemanagement voor langdurig verslaafden ingezet. Bemoeizorg voor volwassenen valt dikwijls onder de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ). Voor bemoeizorg is goede samenwerking vereist tussen de OGGZ, verslavingszorg, huisartsen, maatschappelijke opvang, politie en justitie. Het gaat erom de overlast te verminderen, de toegankelijkheid van de zorg te verbeteren en doelgroepen te bereiken waarvoor voordien onvoldoende aanbod beschikbaar was. Er worden hiermee meer verslaafden bereikt dan voorheen. Veldwerkers melden dat er op straat nauwelijks nog probleemgebruikers te vinden zijn die niet via een of ander traject met de hulpverlening in contact staan. Nederland lijkt in dit opzicht succesvol te zijn ten opzichte van andere landen waar nog geregeld drugsverslaafde zwervers op straat worden gevonden (zie ook Evaluatie van het Nederlands drugsbeleid, 2009).