• No results found

Uitbreiding subsegment Sportaccommodaties

Het CBS heeft een indeling gemaakt van de verschillende soorten accommodaties:

1. Zwembaden 2. Overdekte sportaccommodaties 3. Open sportaccommodaties

Het gaat alleen om accommodaties die in handen van gemeenten of van particuliere exploitanten zijn. ‘Particuliere exploitanten’ zijn commerciële organisaties (eenmanszaken, nv’s, bv’s en v.o.f.’s) en niet-commerciële organisaties (stichtingen, verenigingen) die staan ingeschreven bij een kamer van koophandel, met als hoofdactiviteit de exploitatie van een of meer accommodaties. Hetzelfde geldt voor accommodaties die eigendom zijn van sportclubs en niet zijn ondergebracht in een aparte rechtspersoon. Het totale gebied dat in Nederland voor sport beschikbaar is, is tussen 1996 en 2000 niet veranderd. In beide jaren is er 31.000 ha. aan sportterreinen. Daarmee blijft de sport binnen de sector ‘recreatie’ qua ruimtegebruik een dominante positie innemen.

Parken en plantsoenen volgen op enige afstand (24.000 ha.). Van de totale ruimte in Nederland is echter maar een heel klein deel voor de sport in gebruik (nog geen %). De tabel hiernaast geeft een overzicht van het aantal sportorganisaties en accommodaties in Nederland over een aantal jaren. Het aanbod van sportaccommodaties is de afgelopen decennia drastisch gewijzigd. Wat eens een openluchtbad was, is nu een zwemparadijs, en de gemeentelijke sporthal is geprivatiseerd en aan- en omgebouwd tot leisure centre. Tegelijkertijd zijn er met de komst van

nieuwe sporten ook nieuwe typen accommodaties bijgekomen, zoals klimhallen en kartcentra (CBS (2007) ´Rapportage sport 2006´).

Zwembaden, overdekte en openlucht accommodaties

Gedetailleerde cijfers hierover zijn te vinden in de tabel hieronder.

Het aantal overdekte zwembaden is in de laatste jaren weer gestegen. Het aantal openluchtbaden is na een aantal stabiele jaren weer wat gedaald. Het aantal combibaden is al sinds 1997 redelijk stabiel. De trend van privatisering van gemeentelijke zwembaden zette ook na 2000 voort. Het totaal van overdekte sportaccommodaties nam in 2003 flink af ten opzichte van 2000. Dit werd voornamelijk veroorzaakt door een daling in de ‘overig’ categorie. Echter was er een toename van het aantal sportzaal- en sporthalaccommodaties. De trend van privatisering is in deze categorie tot stilstand gekomen. Het aantal multifunctionele sportzalen nam tussen 1988 en 2000 met 31% toe, en groeide tot in 2003 met 12% naar een aantal van 655 (CBS (2007) ´Rapportage Sport 2006´).

Aantal sportaccommodaties 2000 2001 2002 2003 2004 2005 Aantal sportorganisaties Sportclubs 29.899 - 28.900 28.756 Fitnesscentra - - 400 2.000 Maneges 1.160 - - 1.190 Sportscholen 1.980 - - 1.970 Zeil- en surfscholen 105 - - 115 Buitensportaanbieders - - 39 65 Fysio-sportcentra - - 57 125 Mbvo-groepen 12.500 Aantal accommodaties Zwembaden 760 - - 770 Overdekte accommodaties 2.210 - - 2.160 Openluchtaccommodaties 4.040 - - 4.000 Bron: CBS (2007) ´Rapportage sport 2006´

Type Exploitant Type 1997 2000 2003 ↓ of ↑ tov 2000 In % per jaar 1997 2000 2003

Openlucht zwembad 245 265 250 Gemeente 45 42 36 Overdekt zwembad 325 320 340 particulier 55 58 64

Combibad* 140 155 150

Strand/natuurbad 20 20 30

Zwembaden

Totaal 730 760 770

Type 1997 2000 2003 In % per jaar 1997 2000 2003

Sportzaal 365 415 440 Gemeente 46 44 46 Sporthal 890 890 920 particulier 54 56 54 Tennishal 285 300 270 Overig 570 605 540 Overdekte sport-accommodaties Totaal 2115 2210 2160 ↓ Openlucht sport-accommodaties

Type voor: 1997 2000 2003 In % per jaar 1997 2000 2003

Voetbal 1320 1270 1250 ↓ Gemeente 82 79 78 Tennis 590 600 540 particulier 18 21 22 1 soort andere veldsport 430 420 410 Combinatie veldsporten 810 790 800 Veldsport en overig 380 390 420 Overige sport 560 570 590 Totaal 4090 4040 4000 ↓

Verenigingen

De tabel hiernaast laat de ontwikkeling zien van het aantal sportverenigingen. In 2004 waren er bijna 29 duizend sportverenigingen, die aangesloten waren bij één van de 72 sportbonden die lid waren van noc*nsf. In vergelijking met 2001 waren er in 2004 ruim 800 verenigingen minder, en dat terwijl het aantal leden van noc*nsf in die periode met 86.000 toenam tot 4,9 miljoen. Het aantal leden per (bij een sportbond aangesloten) vereniging steeg daardoor van 164 in 2001 naar 174 in 2004. De al langer ingezette schaalvergroting bij sportverenigingen zette ook de afgelopen jaren dus door. Cijfers van het CBS laten zien dat het aandeel grote clubs (meer dan 500 leden) tussen 2000 en 2003 steeg van 8% naar 9%. Via Verenigingsmonitor vraagt NOC*NSF verenigingen jaarlijks naar hun grootste knelpunten en zorgen.

De grootste problemen voor verenigingen zijn die van het kader (58 %), leden (39 %), financiën (28 %), accommodatie (26 %) en overig (10 %) (CBS (2007) ‘Rapportage Sport 2006’).

Overheid en sport

De gemeenten nemen ongeveer 90% van alle overheidsbijdragen in de sport voor hun rekening. Hiervan is het merendeel nodig voor de bouw, het onderhoud en het beheer van sportaccommodaties. Het meeste geld van het gemeentelijk sportbeleid wordt uitgegeven aan accommodaties. De nettobijdrage van gemeenten vertoont een stijgende lijn en bedroeg in 2003 813 miljoen euro, zie ook de tabel hiernaast voor een compleet overzicht van alle

overheidsuitgaven. Grote gemeenten hebben de capaciteit en de middelen om een eigen koers ten aanzien van sportbeleid uit te stippelen. Kleinere gemeenten zijn hiertoe minder in staat. Per saldo stegen de netto-uitgaven van gemeenten aan de sport tussen 2000 en 2003 met 23%. De netto-uitgaven aan sportclubs en -raden zijn op de lange termijn harder gestegen dan de netto-uitgaven aan accommodaties (vgl. de indexcijfers). Tot en met 1998 werd circa 92% van de netto-uitgaven van gemeenten besteed aan sportaccommodaties (incl. zwembaden). Sindsdien loopt dat aandeel terug. In 2003 was het aandeel van sportaccommodaties in de netto-uitgaven 85%. De uitgaven voor sportaccommodaties omvatten zowel de exploitatiekosten van de gemeentelijke sportaccommodaties als de exploitatiebijdragen voor accommodaties die door derden worden geëxploiteerd. Particuliere exploitanten van accommodaties zijn, naast gemeenten, in de loop van de jaren negentig steeds belangrijker geworden als aanbieders van sportfaciliteiten. Zij exploiteren een steeds groter deel van de zwembaden, overdekte sportaccommodaties en openluchtsportaccommodaties (CBS (2007) ‘Rapportage Sport 2006’).

Ontwikkeling deelname sport

De mate waarin de mensen tijd kunnen besteden aan sport, is afhankelijk van hun vrije tijd. Iedereen heeft iedere week 168 uur te besteden. In principe zijn er drie typen activiteiten te onderscheiden: verplichtingen (betaald werk, opleiding en zorgtaken), persoonlijke verzorging (zoals slapen en eten) en vrije tijd. Tussen 2000 en 2005 is de hoeveelheid tijd die aan sport wordt besteed gestegen van gemiddeld 1,2 uur per week naar 1,6 uur per week. De tijd die aan sport wordt besteed is het product van twee factoren: het aantal mensen dat in de betreffende week aan sport

Tabel 4.16 Overheidsuitgaven sport

Uitgaven Overheid Uitgaven in mln euro

Rijk 2000 2001 2002 2003 Netto uitgaven 60 62 62 72 Sportclubs- en raden 55 56 54 64 Provincie 2000 2001 2002 2003 Netto uitgaven 5 5 8 10 Sportclubs- en raden 4 5 6 6 Gemeente 2000 2001 2002 2003 Netto uitgaven 660 712 781 813 Sportaccommodatie 565 624 672 692 Sportclubs- en raden 63 57 70 74 Bron: CBS (2007) ´Rapportage sport 2006´

heeft gedaan en de tijd die deze groep sporters daadwerkelijk heeft gesport. Het aandeel mensen dat in de onderzochte dagboekweek aan sport doet, is gestegen van 39% in 2000 naar 45% in 2005. (www.tijdsbesteding.nl) Mannen besteden nog altijd meer tijd aan sport dan vrouwen. Wat betreft het aandeel sporters verschillen mannen en vrouwen niet veel. Ouderen besteden steeds meer tijd aan sport. Zowel het percentage sportende ouderen als de tijd die ouderen aan sport doen, stijgen, op de korte en op de lange termijn (CBS (2007) ‘Rapportage Sport 2006’).