• No results found

De totale omzet in de detailhandel bedroeg in 2007 77,6 miljard euro. De werkgelegenheid in de detailhandel telt ongeveer 600.000 banen. Dit is 9% van het totaal aantal banen in Nederland. Het aantal ondernemingen (2007) was 80.000 en het aantal winkels (2007) was 111.000. De Nederlandse winkels hebben een gemiddelde winkelvloer-oppervlakte van 236 vierkante meter, zie de tabel hiernaast. Op grootschalige concentraties zoals meubelboulevards zijn ze het grootst (gemiddeld 1.311 m2). Daar bevindt zich

echter slechts 2% van de winkels. Ruim de helft van de winkels is gevestigd in de hoofdwinkelcentra. Ongeveer een kwart van de winkels is aan te duiden als verspreid, dat wil zeggen: winkels die afgezonderd gelegen zijn en niet in een winkelcentrum.

De meeste winkels (22.262) zijn gevestigd in Zuid-Holland (20%). Noord-Holland staat op een tweede plek met 18.500 winkels en Noord-Brabant op een derde plek met 15.975 winkels (CBS (inwoners), Locatus (winkels en wvo), bewerking HBD). Gemeten in winkelvloeroppervlakte heeft Zeeland het ruimste aanbod, en hebben de winkels in Zuid-Holland het minst aan vloeroppervlakte (www.hbd.nl) Het aantal winkels in Nederland daalt nog steeds. Medio 2006 waren er ongeveer 0,5% minder winkels dan in 2005. De winkels zijn echter wel gemiddeld groter.

Verdeling naar winkelgebiedtype en gemiddelde winkel-vloeroppervlakte, 2007 verdeling winkels gemiddelde winkelvloer-oppervlakte hoofdwinkelcentra 51% 179 m2 verspreide bewinkeling 26% 315 m2 ondersteunende winkelcentra 21% 169 m2 grootschalige concentratie 2% 1.311 m2 totaal 100% 236 m2

Daardoor is ook de totale winkelvloeroppervlakte groter. In 2005 was dat nog 25,4 miljoen vierkante meter, in 2006 ruim 25,8 miljoen vierkante meter. Al deze ontwikkelingen gaan in meer of mindere mate op voor zowel de food- als de non-foodsector. De winkelvloeroppervlakte is wel in alle provincies groter geworden. Die toename was het sterkst in Flevoland, Friesland en Zeeland., ondanks een krimp in het aantal inwoners in Friesland en Zeeland. Belangrijkste oorzaak: de komst en uitbreiding van woonzaken en winkels in consumentenelektronica (www.hbd.nl).

Op dit moment roept de voorzitter Loek Hermans van de organisatie voor middelgrote en kleine ondernemers op tot een stop met het bijbouwen van nieuwe winkels en het MKB moet haar focus verleggen naar sanering en vernieuwing van bestaande winkelgebieden. Dit wordt bevestigd door het Hoofdbedrijfschap Detailhandel4 (HBD): “in de afgelopen 10 jaar is het aantal vierkante meter winkeloppervlak veel meer gestegen dan nodig was gezien het bestedingsbedrag van de consument.”. Het HBD roept gemeenten, projectontwikkelaars en retailers op hier samen verandering in te brengen (www.hbd.nl). Er is geconcludeerd dat het gebied voor MKB in Nederland verdubbeld is naar ongeveer 30 miljoen m2, in de afgelopen 15 jaar. Dit is gebeurd ondanks het feit dat het inwonertal niet veel toegenomen is, en de koopkracht en bestedingen bescheiden gegroeid zijn. Volgens het MKB-Nederland staat de omzet per m2 onder druk. Een gevaar is dat leegstand en verpaupering van winkelgebieden het gevolg is. Er wordt een oproep gedaan tot de gemeenten dat zij meer moeten gaan investeren in de kwaliteit van bestaande winkelgebieden. Lokale overheden en projectontwikkelaars moeten de detailhandel meer gaan betrekken in bouwactiviteiten (www.hbd.nl & www.nu.nl).

Vestigingsklimaat

In een onderzoek van het NVM, ‘Winkelmarktonderzoek 2006’ (2006) zijn winkeliers ondervraagd. Een grote meerderheid daarvan is tevreden met de huidige locatie. Een vijfde deel is echter ontevreden. Een goede bereikbaarheid en voldoende parkeermogelijkheden zijn hierbij belangrijke voorwaarden. Winkeliers die zelf eigenaar zijn van hun pand, zijn vaker tevreden dan winkeliers met een huurpand. Daarnaast geldt over het algemeen hoe groter het pand, des te groter de tevredenheid. Filiaalbedrijven en franchisers zijn doorgaans positiever over de toekomst van hun winkelgebied dan zelfstandige winkeliers. Naast de vraag om betere parkeervoorzieningen noemen de winkeliers zaken als ‘meer promotie’ en ‘meer variatie in het winkelaanbod’ als belangrijke aandachtspunten (NVM (2006) ‘Winkelmarktonderzoek 2006’).

Trends en ontwikkelingen

Specialisatie, de aantrekkende economie en de verkoop via internet worden als kansen voor een succesvolle bedrijfsvoering ervaren. Respondenten achten de aanwezigheid van grote bekende ketens belangrijk voor het trekken van consumenten. Veel winkeliers vinden het functioneren van het hele winkelgebied bepalend voor het succes van hun eigen bedrijfsvoering. Bedreigingen zijn toenemende branchevervaging, eenzijdig winkelaanbod, stijgend huurprijsniveau, leegstand, slechte bereikbaarheid, onvoldoende parkeergelegenheid, het gemeentebeleid en concurrentie van perifere centra. De meningen over het Internet zijn verdeeld, de één zit het als bedreiging, de ander als kans als versterking van het bedrijf (NVM (2006) ‘Winkelmarktonderzoek 2006’).

Er is maar één bepalende factor voor het functioneren van een winkel: de consument. Nederland kan van oudsher een fijnmazige en functioneel hiërarchische detailhandelstructuur. Dit sluit niet goed aan op de steeds veranderende wens van de consument. Krampachtig vasthouden aan de oude structuur is ongewenst en niet langer mogelijk. Het beleid moet aansluiten bij de dynamiek van de consument, zonder kwaliteitsvermindering. Hieronder volgen enkele belangrijke kenmerken van ontwikkelingen:

4

Als sectorinstituut ondersteunt het HBD de gehele detailhandel. Het HBD maakt maatschappelijke ontwikkelingen en overheidsbeleid helder en hanteerbaar en stimuleert de professionaliteit in de sector. Het HBD is het kenniscentrum van en voor de detailhandel.

• De consument is grillig door steeds weer wisselende voorkeuren. Zij is beter geïnformeerd, kritischer en mobieler. Er is een verschuiving van een aanbodgestuurde naar een vraaggestuurde economie. Tijd, geld en mobiliteit bepaalt het koopgedrag. De dagelijkse boodschappen moeten dichtbij huis gehaald kunnen worden.

• Er vindt een ruimtelijke differentiatie plaats tussen runshoppen (doelgericht winkelen) en funshoppen (recreatief en vergelijkend winkelen). Consumenten kiezen voor deze activiteiten verschillende bestemmingen.

• Bereikbaarheid en mobiliteit worden belangrijker.

• Schaalvergroting. Grotere winkels, meer winkels en grotere omvang van winkelcentra zijn voor de consument belangrijk geworden. Steeds meer ketens streven naar verbreding van het assortiment en efficiëntie.

• Behoefte aan kwaliteit. Het gaat bij winkelen niet alleen om het gemak van veel winkels bij elkaar, maar ook om de kwaliteit. Hierbij gaat het om kwaliteit van het winkelcentrum, openbare ruimte en het aanbod. Een goede mix van voorzieningen, een veilige, schone en prettige omgeving en een divers aanbod maakt een winkelcentrum een stuk aantrekkelijker. Men is meer gevoelig voor comfort, sfeer en kwaliteit, in de winkel én in het winkelgebied. • Belang van leisure-elementen in winkelcentra neemt toe. De consument hecht steeds meer waarde aan vermaak, en

wil daarom tijdens of na het winkelen vermaakt worden, of iets ondernemen in de leisuresfeer.

• Versterkingen voor de binnenstad. De binnensteden in Nederland doen het redelijk goed, ondanks een dalend aantal bezoekers. Oorzaken hiervoor zijn: teruglopende bestedingsruimte, slechte bereikbaarheid en dure parkeerplekken. Anderen zijn van menig dat de jarenlange bescherming van de binnenstad heeft geleid tot weinig prikkels voor vernieuwing. Het resultaat is dat veel kleine zelfstandigen hun winkels moeten opheffen en plaats maken voor grote winkelketenformules. Zo kunnen weinig stadscentra zich onderscheiden op basis van diversiteit en kwaliteit. Het NEPROM5 (Vereniging van Nederlandse Projectontwikkeling Maatschappijen) pleit voor meer ruimte voor dynamiek buiten de binnensteden. Dicht tegen stadscentra aan in stadsdeelcentra in de voorstad of op de randen van de stad, op goed bereikbare locaties. Ruimte moet gecreëerd worden voor vernieuwingen, voor formules die echt iets nieuws bieden en die gebruik maken van specifieke locatiekenmerken (Fokkema et al., NEPROM6 (2005) ‘Visie op detailhandel’).

• Nieuwe en bijzondere concepten slaan aan: de zogenaamde ‘brandstores’ (winkels die één merk voeren) zijn in opkomst, Factory Outlet Centers en winkels op weglocaties (langs de snelweg, op stations), perifere themacentra (meubelboulevard aan de stadsrand) zijn succesvol.

• Internationale formules sieren steeds vaker het beeld van de Nederlandse winkelstraten en –centra.

• Verschuiving van de detailhandel van centrumlocaties naar perifere locaties (bouwmarkten, autoshowrooms, bruin-/witgoed en sport). Het doelgerichte grootschalige aanbod lijkt zich daar steeds meer te gaan vestigen in verband met de goede bereikbaarheid en voldoende beschikbare ruimte.

• Wat betreft uitstraling/imago is zichtbaarheid vanaf hoofdinfrastructuur cruciaal voor grootschalige detailhandel, gevolgd door de sfeer op de locatie zelf. De combinatie van verschillende functies (o.a. leisure en werken) is vooral interessant. Dubbelgebruik van parkeerruimte biedt voordelen en de consument kan vergelijkend winkelen.

• Supermarkten conformeren aan trends. Om in te springen op de hedendaagse trend in de detailhandel besteden de winkels steeds meer aandacht aan service (kinderhoek, servicebalie, informatiezuilen, koffiehoek, toiletten), ruimere openingstijden, en een breder en dieper assortiment. Een breder en dieper assortiment laat de ontwikkeling van branchevervaging zien. Naast branchevervaging is er sprake van schaalvergroting bij de supermarkten en is het concept ‘grootschalige supermarkt’ geïntroduceerd. Een grootschalige supermarkt heeft veel grond nodig, en de

5

De NEPROM stelt zich ten doel de samenwerking te bevorderen tussen de overheid en projectontwikkelingsmaatschappijen bij de totstandkoming van vastgoedprojecten.

grondprijs is een belangrijke locatiefactor (Van der Heijde et al., BSP (30-08-2004) ‘Grootschalige supermarkten spelen in op trends’) (MAB bv (2003) NL.C, beleidsverkenning inzake de ontwikkeling van een grootschalig Retail- en Leisuere Centrum’).

Vier toekomstscenario’s voor retail

Om de verwachte ontwikkelingen voor de toekomst in de detailhandel inzichtelijk te maken, zijn er twee hoofdvragen die er uit springen:

• Hoe ver wil de overheid gaan in regelgeving en regulering?

• Wie krijgen de komende jaren de sterke posities in handen bij het invullen van de retailfuncties? Retailers, die hun functie versterken en uitbreiden, of fabrikanten van sterke merken of nieuwe spelers van buiten de sector?

De antwoorden op beide kernvragen leveren geheel tegenovergestelde ontwikkelingen op. Als die twee uitersten op de uiteinden van twee assen worden gezet die samen een kruis vormen, ontstaat de basis voor vier scenario’s, zie de figuur hierboven. Een toelichting van elk scenario is te vinden in het rapport: ‘2020. Vier scenario’s voor de toekomst van de detailhandel’ (HBD, 2007). De vier uitgewerkte scenario’s wijzen uit dat de detailhandel in de nabije toekomst niet langer de vanzelfsprekende schakel is tussen fabrikant en consument. Er is een fundamentele verandering gaande die andere partijen kansen geeft om de functie van de detailhandel uit te hollen of over te nemen. Dat zal zonder twijfel gebeuren als de detailhandel zelf onvoldoende innoveert en verzuimt nieuwe toegevoegde waardes te bieden. Aan de hand van de vier scenario’s is in de onderstaande tabel een overzicht van ontwikkelingen, kansen en bedreigingen.

Ontwikkelingen, kansen en bedreigingen detailhandel

Kansen voor kleinschalige ondernemers Personeel is in alle scenario’s doorslaggevend Als er wordt geïnnoveerd zijn er kansen

voor alle partijen;

ICT speelt sleutelrol

Branchegrenzen worden doorbroken Info-mediairs helpen de consument keuzes te maken Filiaal- en franchisebedrijven moeten

sterk merk zijn

Samenwerking is noodzakelijk

Multichannel wordt de standaard Brancheorganisaties moeten zich heroriënteren Sterk veranderend consumentengedrag

BIJLAGEN HOOFDSTUK 6