• No results found

"Want het vlees begeert tegen den Geest, en de Geest tegen het vlees; en deze staan tegen elkander, alzo dat gij niet doet, hetgeen gij wildet"

(Galaten 5:17).

Nadat ik in verschillende preken het vers over "wandelen door de Geest" heb behandeld, ga ik thans over tot de behandeling van het vers dat over de strijd tussen vlees en Geest gaat. Ik zal nu alleen de eerste zin van de tekst ontvouwen en de andere in het vervolg afhandelen.

De eerste aanval die in deze geestelijke strijd wordt gedaan, is die van het vlees: "Het vlees begeert tegen de Geest". Om deze twee zaken te verklaren moeten wij twee vragen beantwoorden.

Wat wordt bedoeld met vlees? Wat wordt bedoeld met de Geest? En daarna, wat bedoeld wordt met "het begeren van het vlees tegen de Geest".

Vraag 1: Wat wordt bedoeld met het vlees?

Antwoord: Met het vlees wordt de bedorven natuur van de mens als gevolg van de erfzonde bedoeld. Die verdorvenheid kan men verstaan óf als een hebbelijkheid óf als een werking. Als men het vlees beschouwt als een hebbelijkheid, dan geeft het de oorspronkelijke, totale onbekwaamheid tot het goede van de menselijke natuur aan.

Maar neemt men het als een werking, dan duidt het op onze verdorven neigingen tegenover de genade. En zo vat ik het op in deze tekst: "het vlees begeert tegen de Geest", dat wil zeggen: als de Geest van God door Zijn goddelijke kloppingen met heilige werkingen op ons hart slaat, is er in het vlees een tegenstand tegen deze wer-kingen door die te onderdrukken en het hart tot het kwade te voeren.

De verdorvenheid van de natuur kan men om de volgende redenen vlees noemen:

1. Omdat de ziel onmiddellijk na haar vereniging en samenvoeging met het lichaam met verdorvenheid werd besmet. Weliswaar bestaat er onder godgeleerden verdeeldheid over het feit wanneer de ziel die verdorvenheid krijgt, daar zij toch door de Schepper ingegeven wordt en derhalve rein is. Maar over het algemeen is

de conclusie van hen die erover schrijven, dat zij achten dat het schepsel zijn natuurlijke verdorvenheid krijgt, onmiddellijk na de vereniging van de ziel met het lichaam. En om deze reden denken sommigen dat de verdorven natuur vlees genoemd wordt, omdat de mens zodra ziel en lichaam samengevoegd worden, de natuurlijke verdorvenheid heeft.

2. De verdorven natuur wordt vlees genoemd, omdat deze verdorvenheid van de natuur ons bijblijft zolang wij vlees en bloed met ons omdragen. Zolang u vlees hebt, zult u zonde hebben. Het lichaam des doods wordt niet eerder tenietgedaan dan met de dood van het lichaam en daarom kan men de verdorvenheid vlees noemen.

3. Omdat de werkingen van de verdorven natuur een mens van nature net zo lief zijn als zijn eigen vlees. "Niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat" en dat is de reden dat de Schrift het een "rechterhand" en een "rechteroog" noemt. De verdorvenheid van de natuur is zeer nauw met de mens verbonden.

Vraag 2: Wat wordt bedoeld met de Geest?

Antwoord: Sommigen verstaan erdoor de ziel van een wedergeboren mens, maar dit schijnt niet in de samenhang te passen, daar dit de strekking van deze tekst ergens anders heenvoert, hoewel deze er ook bij ingesloten kan worden. Daarom wordt door de Geest verstaan de bewegingen en werkingen van Gods Geest. En er staat dat daar het vlees tegen begeert. Het is duidelijk dat dit erdoor verstaan moet worden, omdat het woord Geest ook zo wordt genomen in het voorafgaande vers en in het vers dat op mijn tekst volgt. Dus ik versta door de Geest de bewegingen en werkingen van Gods Geest in de ziel. En in deze betekenis wordt het woord Geest in de meeste teksten van deze brief gebruikt.

Vraag 3: Wat wordt hier bedoeld met begeren?

Antwoord: Als er staat "begeert tegen de Geest", kunt u opmerken dat er niet staat

"werkt tegen de Geest" en ook niet "handelt tegen de Geest". Hoewel de zonde van een werkzame aard is, is ze niet altijd actief. Maar hoewel zij niet altijd werkzaam is, begeert zij wel altijd. Er is in de natuur een tegengestelde neiging ten opzichte van het werk van Gods Geest in het hart.

In de woorden van de tekst kunt u drie delen opmerken:

1e. Een dubbele strijd: "Het vlees begeert tegen de Geest en de Geest tegen het vlees".

2e. Een dubbele oorzaak: zij staan tegenover elkaar, de één tegenover de ander; het vlees tegenover de Geest en de Geest tegenover het vlees.

3e. Hier is ook een tweeërlei gevolg: "alzo dat gij niet doet, hetgeen gij wildet". Het vlees begeert tegen de Geest, zodat u niet het goede kunt doen dat u wilde en de Geest begeert tegen het vlees, zodat u niet het kwade kunt doen dat u zou willen.

Voor ik de lering hieruit ter sprake breng, zal ik eerst enkele bijzonderheden ter overweging geven.

1. Deze strijd tussen vlees en Geest werd niet gevonden in de staat der rechtheid.

Toen was er een harmonie tussen de werkingen van Gods Geest en al de vermogens van ziel en lichaam beide: "God heeft de mens recht gemaakt".

2. Deze strijd zal ook niet gevonden worden in de staat der heerlijkheid, want dan zullen wij geheel geestelijk zijn en niet meer vleselijk, want het vlees zal dan geheel afgedaan hebben.

3. Deze strijd wordt ook niet gevonden in jonge kinderen. Het is wel waar dat er in kinderen ook een verdorven natuur is en zondige neigingen, maar daar is, wat wij noemen, nog geen daadwerkelijke tegenstand, omdat zij nog geen genade kunnen oefenen en nog geen dadelijke zonden doen.

4. Deze strijd wordt niet gevonden in de onbekeerde staat. Zolang iemand geheel onbekeerd is, heeft hij geen zaligmakende werkingen in zich en er kan geen tegenstand zijn tenzij er twee tegengestelde grootheden zijn.

5. Deze strijd duurt de hele tijd van dit leven. Daaraan kan geen einde komen, tenzij dit leven is geëindigd. U zult de werkingen van de zonde pas kwijtraken, als u het lichaam des vleses aflegt.

6. Zelfs in de meest heiligen is deze strijd tussen vlees en Geest. En degenen die de meeste genade hebben, zijn het gevoeligst voor de strijd tussen vlees en Geest.

7. Zelfs bekeerde mensen kiezen dikwijls meer de zijde van de neigingen van het vlees dan dat zij zich aansluiten bij de werkingen van de Geest. Zij zondigen meer dan dat zij gehoorzaam zijn, zij kleven eerder zondige neigingen aan dan dat zij de goddelijke werkingen koesteren. Sommigen leiden dit af uit het verschil in uitdrukking van de apostel, als hij zegt: "De werken des vleses nu zijn openbaar", want dat zegt hij niet zo van de vruchten des Geestes, waarmee hij aangeeft, dat de mens geneigd is eerder het vlees aan te hangen dan de Geest.

8. Deze neigingen van de verdorven natuur huizen niet alleen in het minderwaardige deel van de mens, namelijk het vermogen van begeerte, die opwekt tot vraatzucht, zinnelijke lusten en het vermogen van kwaadheid, die opwekt tot opvliegende afgunst en toornigheid, maar die zetelt ook in het betere deel, hoewel de roomsen ons anders willen doen geloven. De edeler delen en de verstandelijke vermogens van de mens zijn ook verdorven geworden. U bent ijdel geworden in uw verstand en verbeelding. Uw verstand is bevlekt en uw wil is opstandig, uw hartstochten zijn ontregeld, uw hogere vermogens zijn verontreinigd.

Nadat ik deze bijzonderheden heb neergelegd, ga ik thans over om de lering ter sprake te brengen en dat is de volgende: De werkingen of de neigingen van onze natuur tot de zonde strijden altijd tegen de werkingen van Gods Geest, Die ons aanspoort tot het goede.

Ik zal niet uitweiden om deze zaak te bewijzen. Het staat duidelijk te lezen in het Woord en het is in ieders ondervinding gegrift. Daarom zijn er in de bespreking hiervan verschillende vragen die ik zal afhandelen en daarna zal ik de toepassing maken.

Vraag 1: Waarin bestaat deze strijd tussen vlees en Geest?

Eerste antwoord: Door in het hart neigingen tot zonde in beweging te brengen wanneer de Geest de zonde ontraadt. Zo zegt de apostel Paulus het uit naam van degenen die wedergeboren zijn: "Toen wij in het vlees waren, wrochten de bewegingen der zonde, die (bij tijden) door de wet zijn, in onze leden, om den dood vruchten te dragen"

(Rom. 7:5). Niet alleen in de onbekeerde staat ontstaan neigingen van de verdorven natuur tegenover de Geest van God, maar ook in iemand die wedergeboren is. "Maar een iegelijk wordt verzocht, als hij van zijn eigen begeerlijkheid (dat is van zijn erfzonde) afgetrokken en verlokt wordt" (Jac. 1:14). En zo spreekt ook Paulus van zichzelf, als hij al bekeerd is: "Maar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mij woont" (Rom. 7:23). De apostel noemt de zonde een wet, omdat die macht over

hem uitoefende en hem gevangen leidde. De wet in zijn leden streed tegen de wet in zijn gemoed door hem tot zonde te verlokken.

Tweede antwoord: Door de goede werkingen van de Geest, Die ons tot het goede aanspoort, uit te blussen en te onderdrukken. Het ambt van de Geest is niet alleen om getuigenis af te leggen van onze genade en ons aandeel aan Christus te bewijzen, maar ook heilige werkzaamheden in ons hart op te wekken. Welnu, het vlees doet wat het kan om al deze goede werkingen uit te blussen. Vandaar komt het dat Paulus over zichzelf klaagt, dat hij het goede dat hij zou willen doen, niet doet en het kwade dat hij niet wil, wel doet (Rom. 7:19). Dit kwam voort uit de verdorvenheid van de natuur, waarover hij in dit hele hoofdstuk klaagt en hierin bestaat hoofdzakelijk de tegenstand tussen vlees en Geest.

Derde antwoord: Door u te hinderen als u met goede plichten bezig bent. Als het vlees de overhand niet kan krijgen om ervoor te zorgen dat u de plicht niet doet, zal het trachten om u de plicht verkeerd te laten doen en daarin ligt juist de voornaamste zondigheid. "Het willen is wel bij mij (zegt Paulus), "maar het goede te doen, dat vind ik niet" (Rom. 7:18). Alsof hij wilde zeggen: "Ik heb altijd een boze natuur bij mij die mij belemmert en mij zo verzwakt, dat ik het goede dat ik zou willen doen, niet doe".

Hierin bestaat de strijd tussen vlees en Geest.

Vraag 2: Hoe staat het vlees de Geest tegen om tot zonde te verlokken?

De Geest ontraadt de zonde, het vlees verlokt tot zonde. Op welke wijzen maakt het vlees zich op om tot zonde te verlokken, om daardoor te strijden met de Geest?

Eerste antwoord: Over het algemeen is de wijze waarop het vlees zich opmaakt om de Geest tegen te staan heel sluw en listig. Vandaar dat Paulus zegt: "Want de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft mij verleid en door hetzelve gedood" (Rom. 7:11). Met zonde bedoelt hij niet de dadelijke zonde, maar de erfzonde. De zonde van de natuur is heel listig om te verleiden, zoals dat blijkt uit het volgende:

- Uit de namen die de Schrift geeft aan de zonde van de natuur, namelijk

"begeerlijkheden der verleiding". In de zonde is een grote mate van verleiding, volgens de vermaning van de apostel: "Maar vermaant elkander te allen dage, zolang als het heden genaamd wordt, opdat niet iemand uit u verhard worde door de verleiding der zonde" (Hebr. 3:13).

- De zonde van de natuur is verleidelijk, zoals blijkt uit de ondervinding van Gods volk. "Want de zonde oorzaak genomen hebbende uit het gebod, heeft mij verleid en door hetzelve gedood" (Rom. 7:11).

- Omdat deze zonde van de natuur veroorzaakt, dat het hart "arglistig is meer dan enig ding en dodelijk" (Jer. 17:9). Het hart is bedriegelijk en daarin zeer listig.

Tweede antwoord: In het bijzonder zijn er zeven manieren waardoor de verdorven natuur de mens tot zonde verleidt.

1. Door de zonde te vernissen met de kleur van de genade. Zoals een lichtzinnige vrouw zich soms wel kleedt met het meest eerbare gewaad, opdat men haar niet verdenkt, zo kan uw hart de zonde met een vernis bedekken, zodat u daar sneller door verlokt zult worden. Zoals gewoonlijk het schone aanzien van de genade bedekt wordt met de onsierlijke verdorvenheid van ons hart (bij voorbeeld dat tederheid van het geweten betiteld wordt met onnodige nauwgezetheid, ijver noemt men wel voorbarigheid, een heilige wandel onnodige, stipte nauwgezetheid, lijdzaamheid in het lijden lafhartigheid en laagheid van gemoed) zo kan aan de andere kant uw verdorven

hart een laag vernis van genade over uw vuile zonden leggen. Velen hebben de vuile zonde van hebzucht overdekt met de deugd van matigheid en zuinigheid; hoogmoed noemt men deftigheid; dronkenschap heet goede kameraadschap; verkwisting noemt men wel milde grootmoedigheid. Zulk vernis legt de wereld over het misvormde gelaat van de zonde.

En zoals hun praktijk is, zo is ook hun mening. Hoeveel ketterijen die men in Eusebius aantreft en in andere schrijvers, worden nu betiteld met "nieuw licht". Wat worden de verleidingen van satan betiteld als de werkingen van de Geest! Wat wordt een losse wandel betiteld met christelijke vrijheid! Dit overtrekken van de zonde met de vernis van schijnbare genade komt voort uit onze verdorven natuur en is één manier waarop zij het vlees tot zonde verleidt.

2. Door u ervan te overtuigen dat er sommige zonden zijn, waarvoor u niet bang behoeft te zijn dat u die zult bedrijven. De duivel heeft in dit opzicht een groot voordeel op de mens. Ons eigen hart zegt ons soms, dat er enkele zonden zijn die zo vuil zijn en zo in strijd met onze natuurlijke gesteldheid, dat wij denken dat wij zo'n mate van genade bezitten dat wij die zeker nooit zullen bedrijven. Zo was het met die goddeloze Hazaël. Toen de profeet hem voorzegde wat voor kwaad hij aan Israël zou doen, dat hij "hun sterkten in het vuur zou zetten, hun jonge manschap met het zwaard zou doden, hun kinderen verpletteren en hun zwangere vrouwen zou opensnijden", kon Hazaël dat niet geloven. Want hij zei: "Maar wat is uw knecht, die een hond is, dat hij deze grote zaak doen zou?" (2 Kon. 6:12, 13). Zo heeft het hart van Petrus hem ook misleid: "Al zouden allen U verlaten, ik geenszins". Maar wat heeft zijn hart hem misleid! Zelfs iemand die God vreest, kan zo door zijn eigen hart bedrogen worden.

De mensen willen niet geloven dat hun hart zo slecht is en als hun hart eenmaal zover is om te denken dat er sommige zonden zijn die het nooit zal bedrijven, wordt zo iemand daardoor gerust en als gevolg daarvan des te gemakkelijker daartoe gedreven.

Zo maakte David ernst met kleinere overtredingen (want zijn hart sloeg hem omdat hij de slip van Sauls mantel had afgesneden), maar hij had nooit kunnen denken dat hij in zulke grove en schandelijke zonden zou vallen als overspel en doodslag. Zo werd zijn hart gerust en het misleidde hem.

3. Het vlees verlokt tot zonde door de mens plezier en genot te beloven, als men de zonde bedrijft, maar het verbergt het nadeel en het kwaad dat eruit voortkomt. En wat worden daar duizenden door verleid! "Een iegelijk wordt verzocht, als hij van zijn eigen begeerlijkheid afgetrokken en verlokt wordt" (Jac. 1:14). Er staat dat wij door onze begeerlijkheden verlokt worden. Het woord is heel nadrukkelijk; het is beeldspraak, afgeleid van hengelaars die het aas aan de vis laten zien, maar niet de haak. En zoals vissers met de vis handelen, zo doet de duivel met uw verdorven natuur. Hij zal u het vermaak laten zien, maar niet het gevaar van de zonde; het aas, maar niet de haak. De apostel Petrus zegt: "verlokkende de onvaste zielen" (2 Petrus 2:14). Het is uw eigen hart dat u verlokt. Zoals de duivel, voordat Adam een zondige natuur had, dit middel tegen hem gebruikte, zo gebruikt thans uw eigen hart dat tegen u. "Als u zult eten", zei de duivel, "zullen uw ogen geopend worden en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad". De duivel verborg de haak. Hij toonde hun niet dat zij uit het paradijs verdreven zouden worden, maar hij verborg het gevaar en zo verlokte hij hen. Welnu, uw eigen verdorven hart spoort u op dezelfde wijze aan.

"Der goddelozen raadslagen zijn bedrog", heeft de wijze Salomo gezegd (Spr. 12:5).

"De goddeloze doet een vals werk; maar voor degene die gerechtigheid zaait, is trouwe loon" (Spr. 11:18). Het werk van een goddeloze voert tot "schijnloon", maar alleen voor degenen die God vrezen, is het loon zeker.

4. Door u over te halen om kleine en mindere zonden te koesteren en daarbij te beloven dat als men slechts hieraan toegeeft, men nooit lastig gevallen zal worden om grotere zonden te doen. Dat is een voorname misleiding van het hart, waardoor duizenden verstrikt zijn geworden. Kleine zonden zijn als een inlaatklep voor grotere zonden. Een kleine dief die in het huis wordt gezet, kan de deuren openen om grotere en sterkere binnen te laten. U weet dat een wig die klein en aan één kant dun is, plaats maakt voor een grotere. Kleine zonden voeren ons tot grotere zonden. Ik heb een verhaal gelezen van een jongeman die door de duivel en zijn eigen hart verzocht werd tot drie zonden: om zijn vader te doden, bij zijn moeder te liggen en dronken te worden. De eerste twee wilde hij niet doen, omdat die gruwelijk waren en tegen de natuur, maar, zo dacht hij: "Ik zal aan de laatste toegeven, omdat dat de minste is". Dat was echter al voldoende, want toen hij dronken was, doodde hij zijn vader en verkrachtte hij zijn moeder.

Pas dus op voor deze verleiding van de zonde. Uw hart zal u niet direct tot alle zonden aanporren, maar het zal trachten u stap voor stap van mindere tot grotere zonden mee te trekken tot u daarin afschuwelijke zonden begaat. "Ziet", zegt de apostel Jacobus,

"een klein vuur, hoe grote hoop houts het aansteekt" (Jac. 3:5). Als men aan kleine zonden toegeeft, kan dat een aanleiding zijn om vele grote zonden te bedrijven. Pas daarom op dat u niet misleid wordt door de verdorven inspraken van de natuur.

5. Het vlees zal u tot zonde verleiden op de volgende grond: het is maar een kleine zonde. Het is maar een kleine zonde (Lot zei van Zoar: "Is ze niet klein?"), maar bedenk dat dit louter een gedragslijn van de zonde is om u in het verderf te storten.

5. Het vlees zal u tot zonde verleiden op de volgende grond: het is maar een kleine zonde. Het is maar een kleine zonde (Lot zei van Zoar: "Is ze niet klein?"), maar bedenk dat dit louter een gedragslijn van de zonde is om u in het verderf te storten.