• No results found

1.3. Meertalig onderwijs

1.4.4. Lezen in het meertalig onderwijs

1.4.4.1. Transparante en niet-transparante talen

In het voorgaande is al enkele keren gebleken dat – binnen de groep van de talen die door een alfabetisch schrift weergegeven worden – de mate van consistentie van het spellingsysteem danig afhankelijk is van de taal waarin geschreven wordt. Hoewel de fonologie aan de basis van elk alfabetisch schrift ligt, bestaan er heel wat onderlinge verschillen tussen talen in de mate waarin steeds dezelfde grafemen naar steeds dezelfde fonemen verwijzen, en omgekeerd (cf. paragraaf 1.4.2.2). In transparante talen zijn de grafeem-foneemcorrespondenties in hoge mate consistent, terwijl in niet-transparante talen de grafeem-foneemcorrespondenties inconsistent en dus onvoorspelbaar zijn. Engels is het schoolvoorbeeld van een niet- transparante taal, omdat eenzelfde grafeem met verschillende fonemen overeen kan komen (bv. het grafeem a wordt anders uitgesproken in walk en can) en omgekeerd eenzelfde foneem door verschillende grafemen weergegeven kan worden (bv. het foneem /ʃ/ in nation en fish). In andere talen, zoals het Italiaans of het Grieks, is de uitspraak van een onbekend woord veel gemakkelijker af te leiden uit de spelling door de consistente overeenkomsten tussen grafemen en fonemen (Lecocq et al. 2009; Snowling 2004).

Het onderscheid tussen transparante en niet-transparante talen is evenwel enigszins arbitrair. Er is veeleer sprake van een glijdende schaal (van meer naar minder consistent) dan van een strikte tweedeling. Dat komt goed naar voren in de grootschalige vergelijkende studie van Seymour et al. (2003), die beginnende leesvaardigheid in maar liefst dertien verschillende Europese talen onderzochten. Die dertien talen worden behalve op basis van hun orthografische consistentie ook ingedeeld naargelang hun syllabische complexiteit (i.c. meer open lettergrepen van het type CV of meer gesloten lettergrepen van het type CVC). Het resultaat is een continuüm dat loopt van het Fins (orthografisch consistent en syllabisch eenvoudig) aan het ene uiterste naar het Engels (orthografisch inconsistent en syllabisch complex) aan het andere uiterste. Tussenin zitten onder andere het Nederlands, het Portugees en het Zweeds (Seymour et al. 2003).

50 Afhankelijk van de spellingconsistentie van de taal ziet de (leerling-)lezer zich voor een andere uitdaging geplaatst. De voornaamste conclusie van Seymour et al. (2003) is dat kinderen sneller en efficiënter leren lezen en schrijven in een transparante taal dan in een niet- transparante taal. Dat verschil schrijven de onderzoekers toe aan de linguïstische kenmerken van de betreffende talen (i.c. orthografische consistentie en syllabische complexiteit) en niet aan bijvoorbeeld de leeftijd waarop van start wordt gegaan met het leesonderricht. Verscheidene andere studies hebben precies dezelfde resultaten gerapporteerd. Zo blijken lezers van het Turks (een consistente taal) beter en sneller decodeertaken op te lossen dan lezers van het Engels. Duitstalige lezers zijn dan weer beter en sneller dan Engelstalige lezers bij het lezen van pseudowoorden, terwijl bij de lezing van bestaande woorden de scores identiek zijn voor beide taalgroepen. Het lezen van pseudowoorden blijkt voor Engelstalige kinderen overigens te worden vergemakkelijkt wanneer er een vertrouwd eindrijm in voorkomt (bv. het pseudowoord dake naar analogie met cake, take, make etc.), terwijl dat gunstige effect van rijm niet vastgesteld wordt in meer consistente talen (i.c. het Grieks) (Snowling 2004). Deze bevinding wijst erop dat lezers van een niet-transparante taal (ook) rekening houden met letter-klankovereenkomsten op een ander niveau dan dat van de grafemen en fonemen, i.c. op rijmniveau. Meer hierover is te lezen in paragraaf 1.4.4.2.

Uit de vorige alinea blijkt dat het meeste onderzoek naar de verschillen tussen transparante en niet-transparante talen zich gericht heeft op het Engels in combinatie met een andere taal. Zoals Lecocq et al. (2009) vermelden is het echter net zo interessant om twee (of meer) talen te vergelijken die iets dichter bij elkaar liggen op het continuüm dat van consistente naar inconsistente grafeem-foneemkoppelingen loopt – het Nederlands en het Frans bijvoorbeeld. Omdat voorliggende masterpaper zich precies op deze twee talen concentreert, ga ik hier kort in op de consistentie van de Nederlandse en de Franse spelling. In het onderzoek van Seymour et al. (2003) bevinden zowel het Nederlands als het Frans zich allebei ongeveer in het midden van het continuüm wat betreft hun orthografische consistentie (waarbij het Frans iets minder consistent is), en heeft het Nederlands een eerder complexe en het Frans een meer eenvoudige syllabische structuur.

Ondanks de relatief consistente grafeem-foneemkoppelingen in beide talen, wijzen Lecocq et al. (2007) en Lecocq et al. (2009) op enkele kenmerken van de Franse spelling die de leesvaardigheidsverwerving kunnen bemoeilijken. Zo is er in het Frans – in vergelijking met het Nederlands – een groter aantal grafemen dat slechts één foneem weergeeft (bv. réseau en

51 vélo), en ook een groter aantal fonemen dat door slechts één grafeem gerepresenteerd wordt (bv. het grafeem c wordt uitgesproken als /s/ in cendrier, als /k/ in côte en als /ɡ/ in seconde). Er zijn ook heel wat grafemen die niet uitgesproken worden (bv. c in estomac of porc, hoewel c in parc en traffic dan weer wel hoorbaar is). Tot slot komen er in het Frans veel homofonen voor, waarvan het bekendste voorbeeld wellicht het rijtje ver, vert, verre en vers is.

In het Nederlandse spellingsysteem daarentegen worden afwijkingen van het fonologische principe bepaald door de regel van de etymologie, de gelijkvormigheid en de analogie (cf. paragraaf 1.4.2.2). Enkele moeilijkheden in het Nederlands zijn bijgevolg de verschillende schrijfwijzen van lange klinkers in open en gesloten lettergrepen (bv. raam – ramen), de verdubbeling van de consonant tussen twee klinkers als de klinker die voorafgaat kort is (bv. pan – pannen) en het stemloos uitspreken van een stemhebbende eindconsonant (bv. hard). Al deze kenmerken zijn echter het gevolg van vaste regels. Alleen de uitspraak van leenwoorden in het Nederlands kan lezers wel eens voor een probleem stellen (bv. consequent). Uit al het voorgaande mag dan ook besloten worden dat van de twee hier besproken talen het Frans ontegensprekelijk de minst consistente spelling bezit (Lecocq et al. 2009).