• No results found

3. ONDERZOEKSRESULTATEN EN ANALYSE

3.5. Kwantitatieve analyse

3.5.2. Onderzoeksvraag 2: thuistaal en leesinde

De tweede onderzoeksvraag heeft betrekking op eventuele onderlinge verschillen tussen de leesresultaten van de leerlingen uit de vier mogelijke thuistaalcategorieën. De gemiddelde scores op de Nederlandse en de Franse leesindex worden in figuur 13 uitgezet voor respectievelijk de (1) dominant Nederlandstaligen (N = 2), (2) dominant Franstaligen (N = 17), (3) taalgemengd Nederlands- en Franstaligen of Nederlands- en anderstaligen (N = 9), en

96 (4) dominant anderstaligen of taalgemengd Frans- en anderstaligen (N = 18). Zoals in alle grafieken in dit hoofdstuk wordt ook hier de laagste en de hoogste leesindex per onderscheiden groep en per leestaal niet meegerekend in het groepsgemiddelde. Aangezien de groep dominant Nederlandstaligen echter uit slechts twee deelnemers bestaat, is het alleen in deze thuistaalcategorie niet mogelijk om de minimale en de maximale leesindex uit te sluiten.

Figuur 13: gemiddelde leesindex in het Nederlands en in het Frans per thuistaalcategorie.

Deze figuur toont de gemiddelde leesindexen van de leerlingen die tot een bepaalde thuistaalcategorie behoren. De Nederlandse leesindex is gemiddeld het hoogst in de groep dominant Nederlandstaligen (LI = 41,8), gevolgd door respectievelijk de groep gemengd Nederlands- en Franstaligen (LI = 27,8) en de groep dominant anderstaligen (LI = 24,6). De dominant Franstaligen scoren gemiddeld het laagst op de Nederlandse leesindex (LI = 23,9), hoewel het verschil met de anderstalige groep erg klein is. De Franse leesindex is dan weer gemiddeld het hoogst in de groep dominant Franstaligen (LI = 28,2), gevolgd door respectievelijk de groep gemengd Nederlands- en Franstaligen (LI = 18,7) en de groep dominant anderstaligen (LI = 13,1). De leerlingengroep met gemiddeld de laagste leesindex in het Frans zijn de dominant Nederlandstaligen (LI = 5,3).

In het algemeen zijn de beste lezers in het Nederlands de dominant Nederlandstaligen, en in het Frans de dominant Franstaligen. Deze bevinding suggereert dat de beste lezers steeds de moedertaalsprekers van die taal zijn. De thuistaalcombinatie van Nederlands met een andere taal dan Frans komt hier niet voor, waardoor alle leerlingen in de derde categorie tweetalig Nederlands/Frans zijn. In deze groep van huize uit tweetalige leerlingen valt het op dat hun

0,0 5,0 10,0 15,0 20,0 25,0 30,0 35,0 40,0 45,0 NL-talig FR-talig NL/FR of NL/andere Anderstalig of FR/andere G em id d e ld e le es in d e x Leesindex NL Leesindex FR

97 leesvaardigheid gemiddeld beter is in het Nederlands dan in het Frans, ook al hebben zij in feite zowel het Nederlands als het Frans als moedertaal. Dat is ongetwijfeld te verklaren doordat zij het vaakst, zo niet uitsluitend, onderwijs in het Nederlands genieten en hun cognitieve vaardigheden – zoals lezen – in het Nederlands dus het meest gestimuleerd worden.

De leesvaardigheid in de moedertaal van de anderstalige groep kon hier natuurlijk niet nagegaan worden, maar het zou ongetwijfeld interessant zijn dat te doen. Zeker is wel dat ook de anderstalige groep gemiddeld beter scoort in het Nederlands dan in het Frans. Uit de navraag omtrent eventuele andere leestalen blijkt bovendien dat het weinig waarschijnlijk is dat de leesvaardigheid van de anderstalige leerlingen beter zou zijn in hun moedertaal dan in het Nederlands, hun schooltaal. Er kan hier dan ook besloten worden dat de schooltaal een erg krachtige voorspellende factor is voor de taal waarin de hoogste graad van leesvaardigheid bereikt wordt. Met uitzondering van de groep dominant Franstaligen scoren alle leerlingen immers gemiddeld beter in het Nederlands dan in het Frans.

Om de significantie van die leesvaardigheidsverschillen tussen de thuistaalcategorieën na te gaan, wordt de Kruskal-Wallistoets uitgevoerd. De vier taalcategorieën zijn de onafhankelijke steekproeven, en de Nederlandse en de Franse leesindex zijn de testvariabelen. Hieronder wordt de test weergegeven:

Test Statisticsa,b

Leesindex NL Leesindex FR Chi-Square 3,193 5,025

Df 3 3

Asymp. Sig. ,363 ,170 a. Kruskal Wallis Test

b. Grouping Variable: Thuistaal

Tabel 8: Kruskal-Wallistest met thuistaal als splitsingsvariabele en de Nederlandse en de Franse leesindex als testvariabelen.

De verschillen qua leesscores tussen de vier taalgroepen blijken uit de Kruskal-Wallistest helemaal niet significant te zijn, noch voor de Nederlandse leesindex (p = 0,363), noch voor de Franse leesindex (p = 0,170). Hiermee is echter niet alles gezegd. Het gaat hier om de

98 significantie van de verschillen tussen alle taalgroepen in alle drie de scholen. Zoals eerder al vermeld werd, komen echter niet alle taalcategorieën in alle scholen voor. Bovendien zou het verkeerd zijn om sluitende conclusies te trekken uit de resultaten van de groep Nederlandstaligen, die slechts uit twee proefpersonen bestaat die bovendien allebei in de Hendrik Conscienceschool zitten. Ik kies er hier dan ook voor om deze analyse voort te zetten met de resultaten van alleen de taalcategorieën (2) en (4), i.c. de dominant Franstaligen (N = 17) en de dominant anderstaligen of taalgemengd Frans- en anderstaligen (N = 18). Deze twee taalgroepen komen in relatief groten getale en – wat belangrijker is – in alle deelnemende scholen voor. Een vergelijking per taalcategorie, per taalonderwijstype en zowel in het Nederlands als in het Frans levert de onderstaande grafiek op.

Figuur 14: gemiddelde leesindex in het Nederlands en in het Frans per taalonderwijstype en per thuistaalcategorie.

In deze grafiek wordt een aantal gemiddelde scoreverschillen tussen verschillende leerlingengroepen duidelijk zichtbaar gemaakt. Hieruit volgen drie waarnemingen. Ten eerste ligt de gemiddelde leesindex in het STIMOB-onderwijs steeds hoger dan in het reguliere taalonderwijs, en dit geldt zowel voor de Nederlandse als de Franse leesindex en zowel voor de Frans- als de anderstaligen. In paragraaf 3.5.1. supra werd al duidelijk dat die verschillen significant zijn in het Frans, maar niet in het Nederlands. Ten tweede ligt de leesindex in het Nederlands bijna altijd hoger dan die in het Frans, en dit in beide onderwijstypes en in beide taalcategorieën. De enige opvallende uitzondering hierop is de leesindex van de Franstaligen in het STIMOB-onderwijs. De Franse leesindex van deze taalgroep torent immers hoog boven

0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 50,0 60,0 STIMOB Regulier taalonderwijs STIMOB Regulier taalonderwijs Leesindex NL Leesindex FR FR-taligen Anderstaligen of FR/andere

99 alle andere gemiddelden uit. Ten derde scoren de Franstaligen in het STIMOB-onderwijs steeds beter dan de anderstaligen (zowel in het Nederlands als in het Frans), terwijl in het reguliere onderwijs de anderstaligen gemiddeld beter scoren dan hun Franstalige klasgenoten (ook zowel in het Nederlands als in het Frans).

Deze drie bevindingen leiden tot een belangwekkende hypothese. Aangezien (1) STIMOB- leerlingen gemiddeld beter lezen dan leerlingen uit het reguliere onderwijs, (2) de STIMOB- Franstaligen de enigen zijn die beter lezen in het Frans dan in het Nederlands, en (3) in het STIMOB-onderwijs de Franstaligen beter lezen dan de anderstaligen, kan verwacht worden dat de dominant Franstalige leerlingen de groep zijn die het meeste belang heeft bij een schoolloopbaan in het STIMOB-onderwijs. In tegenstelling tot de Franstaligen in het reguliere onderwijs boeken zij immers spectaculair hoge resultaten op de Franse leesindex. Bovendien komt hun Nederlandse leesvaardigheid daardoor niet in het gedrang, want ook in het Nederlands liggen de leesscores van de Franstalige STIMOB-leerlingen gemiddeld een heel stuk hoger dan die van de Franstalige leerlingen in het traditionele onderwijs. Hoewel er ook binnen de groep anderstaligen een verschil bestaat tussen de resultaten van het STIMOB- en het traditionele onderwijs (waarbij de STIMOB-anderstaligen hoger scoren), is dat verschil aanzienlijk kleiner dan bij de dominant Franstaligen. Dit laatste wordt bevestigd door de statistische toetsing van de verschillen, zoals die hieronder in tabel 9 (voor de dominant Franstaligen) en tabel 10 (voor de dominant anderstaligen of gemengd Frans- en anderstaligen) getoond wordt.

Test Statisticsb

Leesindex NL Leesindex FR

Mann-Whitney U 8,000 4,000

Wilcoxon W 18,000 14,000

Z -2,038 -2,491

Asymp. Sig. (2-tailed) ,042 ,013 Exact Sig. [2*(1-tailed Sig.)] ,045a ,010a a. Not corrected for ties.

b. Grouping Variable: STIMOB of regulier taalonderwijs

Tabel 9: Mann-Whitney U-test met taalonderwijstype als splitsingsvariabele en de Nederlandse en de Franse leesindex als testvariabelen, uitsluitend uitgevoerd voor de groep dominant Franstaligen.

100 Uit de Mann-Whitney U-test blijkt dat de verschillen tussen de leesscores van de STIMOB- Franstaligen enerzijds en de Franstaligen in het traditionele onderwijs anderzijds, significant zijn. Dit geldt zowel voor hun Nederlandse leesvaardigheid (p = 0,042) als voor hun Franse leesvaardigheid (p = 0,013). Ter vergelijking geeft de tabel hieronder de uitvoer van de Mann- Whitney U-test voor de leesscores van de anderstalige groep weer. Het verschil tussen de leesindexen van de anderstaligen in het STIMOB-onderwijs en die in het reguliere onderwijs, is niet significant (p = 0,832 in het Nederlands; p = 0,339 in het Frans). De hypothese dat meertalig onderwijs een invloed heeft op de leesvaardigheid van de Franstaligen in het bijzonder, wordt hier bijgevolg bevestigd.

Test Statisticsb

Leesindex NL Leesindex FR Mann-Whitney U 26,000 19,000

Wilcoxon W 36,000 29,000

Z -,212 -,956

Asymp. Sig. (2-tailed) ,832 ,339 Exact Sig. [2*(1-tailed Sig.)] ,878a ,382a a. Not corrected for ties.

b. Grouping Variable: STIMOB of regulier taalonderwijs

Tabel 10: Mann-Whitney U-test met taalonderwijstype als splitsingsvariabele en de Nederlandse en de Franse leesindex als testvariabelen, uitsluitend uitgevoerd voor

de groep dominant anderstaligen en taalgemengd Frans- en anderstaligen.

De verklaring voor dit verschijnsel is niet ver te zoeken. Het aanbod aan onderwijs in het Frans is precies het punt waarop het STIMOB-onderwijs zich onderscheidt van het reguliere taalonderwijs. De dominant Franstalige leerlingen krijgen met andere woorden moedertaalonderwijs aangeboden in de STIMOB-klassen, maar niet in de reguliere klassen. Zoals Cummins’ interdependentiehypothese (cf. hoofdstuk 1.3.3.) vooropstelt, heeft onderwijs in de moedertaal (i.c. het Frans) ook een gunstig effect op de kennis van de tweede taal (i.c. de schooltaal, het Nederlands). Het ligt dan ook enigszins voor de hand dat de grootste leesvaardigheidsverschillen tussen het reguliere en het meertalige onderwijs bij de Franstalige groep gezocht moeten worden. Omgekeerd is het gebrek aan moedertaalonderwijs een mogelijke verklaring voor de waarneming dat de leesresultaten van de anderstaligen in het STIMOB-onderwijs en de anderstaligen in het reguliere onderwijs erg dicht bij elkaar liggen.

101 In geen van beide onderwijssystemen is er immers plaats voor de moedertaal van de anderstalige kinderen.

Uit de resultaten supra blijkt dat dat moedertaalonderwijs niet eens een groot deel van het curriculum hoeft in te nemen. Zelfs de enkele uurtjes per week die in de STIMOB-scholen in het Frans onderwezen worden, blijken hier al in ruime mate hun nut te bewijzen. In het Frans is er immers een spectaculair verschil tussen de STIMOB- en de niet-STIMOB-Franstaligen. In het Nederlands is het verschil iets minder opvallend, maar nog steeds significant. Het belang van (een eventueel beperkte vorm van) moedertaalonderwijs kan hier dan ook niet genoeg benadrukt worden. Niets wijst erop dat dat anders zou zijn voor de anderstalige dan voor de Franstalige leerlingen in de klas.

Tot slot wil ik benadrukken dat al het bovenstaande geenszins betekent dat de leerlingen die niet dominant Franstalig zijn maar tot een van de drie andere taalgroepen behoren, geen voordeel zouden putten uit een meertalige schoolopleiding. Het enige wat deze resultaten aantonen, is dat er binnen de groep Franstalige leerlingen een opvallende discrepantie bestaat tussen de resultaten die in het meertalige en in het reguliere onderwijs behaald worden. Dat ook de leesscores van de anderstalige kinderen (niet-significant) hoger liggen in het STIMOB-onderwijs dan in het reguliere taalonderwijs, werd supra al besproken. Wat de twee overige taalcategorieën betreft (m.n. de dominant Nederlandstalige en de van huize uit tweetalige (Nederlands/Frans) kinderen) is het in het kader van dit onderzoek helaas onmogelijk om een vergelijking tussen het meertalige en het reguliere taalonderwijs te maken. Deze twee taalgroepen komen immers uitsluitend in de STIMOB-klassen voor.