• No results found

Hoofdstuk 3: Oordeel rechterlijke macht inzake de bewezenverklaring van opzet bij volledige ontoerekeningsvatbaarheid

51 ECLI:NL:RBNNE:2020:

3.5 Tolbert-arrest

Samenvatting relevante feiten

Verdachte heeft onder invloed van amfetamine eerst een poging gedaan zijn vriendin te doden en nadat hij op de vlucht sloeg door van het balkon te springen heeft hij de twee kinderen van zijn vriendin ernstig lichamelijk letsel toegebracht waaraan zij vervolgens beiden zijn overleden. Hij verklaart zich niets te kunnen herinneren van het voorval. Het is aanmerkelijk dat verdachte zich in een psychose bevond, die door het amfetaminegebruik werd veroorzaakt. Onderzoek naar de

psychische gesteldheid van de verdachte bracht naar voren dat er sprake was van een verslaving aan amfetamine, hij een narcistische persoonlijkheidsstoornis had en dat hij last had van psychoses.62

Bespreking

De verdediging ging in hoger beroep, omdat deze van mening was dat opzet niet aanwezig was en er weldegelijk aan het inzichtcriterium was voldaan, omdat ‘de cognitieve vermogens van verdachte ten tijde van het plegen van de feiten door een ontstane amfetaminepsychose dermate beperkt waren, dat hij niet in staat is geweest opzet op welke gedraging dan ook te hebben gehad.’ Om goed te kunnen beoordelen of er sprake is geweest van opzet, wordt gekeken naar de psychische toestand van de verdachte ten tijde van het plegen van het delict. Als iemand in een psychose verkeert verklaren deskundigen dat hij op dat moment niet over een vrije wil kan beschikken en van daaruit juiste keuzes kan maken in de ‘context van de feitelijke realiteit’ en daarbij dus als ontoerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt. Bij verdachte waren er voldoende aanwijzingen voor de psychotische toestand en daarbij zou er dus geen sprake kunnen zijn van opzet op de gepleegde feiten.63

60 ECLI:NL:GHARN:2010:BO2759 61 ECLI:NL:GHARN:2010:BO2759

62 ECLI:NL:HR:2008:BD2775 in cassatie op NL:GHLEE:2007:BA3007 63 ECLI:NL:HR:2008:BD2775 in cassatie op NL:GHLEE:2007:BA3007

Het Hof ging hierin mee en concludeerde op grond van het deskundigenonderzoek dat verdachte geen opzet kon hebben gehad op zijn handelen, omdat hij op dat moment in een psychose

verkeerde. Echter, het Hof was wel van mening dat voorwaardelijke opzet kon worden bewezen, omdat de verdachte door het gebruik van amfetamine zichzelf in een situatie heeft gebracht

waarmee hij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij in een psychose zou kunnen belanden en vanuit die toestand gewelddadig zou kunnen worden. Het feit dat verdachte ontoerekeningsvatbaar kan worden verklaard als gevolg van de psychose staat hieraan niet in de weg.

Echter, in cassatie werd door de Hoge Raad geconcludeerd dat het Hof onvoldoende inzicht heeft gegeven in de gedachtegang die tot het oordeel heeft geleid dat verdachte geen opzet op het handelen zou hebben gehad. Als het Hof niet van het inzichtcriterium is uitgegaan, heeft zij blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Echter, als zij daar wel vanuit is gegaan, dan is de

vaststelling dat verdachte niet over een eigen wil beschikte niet voldoende om te stellen dat bij hem ‘ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en mogelijke gevolgen daarvan heeft

ontbroken.’ Ook de vaststelling van ontoerekeningsvatbaarheid door de psychose sluit niet uit dat er sprake kan zijn van opzet op het handelen. Er is door het Hof ontoereikend gemotiveerd. Daarnaast werd gesteld dat het Hof ontoereikend heeft gemotiveerd waarom wél sprake was van

voorwaardelijke opzet. Er is uitgegaan van bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans, maar dat betekent niet dat verdachte de strafbare feiten dan automatisch met voorwaardelijke opzet heeft gepleegd. Dat hij zichzelf in een psychotische toestand heeft gebracht, is overigens wel van belang voor de bewezenverklaring van de schulduitsluitingsgrond van artikel 39 Sr,

ontoerekeningsvatbaarheid. Als culpa in causa, waarbij de dader in casu zelf schuld heeft aan zijn psychotische toestand, bewezen wordt geacht, kan verdachte zich niet meer met succes beroepen op een schulduitsluitingsgrond.64

Uitspraak rechtbank

De rechtbank veroordeelde de dader in eerste aanleg tot achttien jaar gevangenisstraf en tbs. Zij waren van mening dat niet aan het inzichtcriterium was voldaan, in de zin van dat er geen sprake was van volledige afwezigheid van het inzicht in de draagwijdte van het handelen. Opzet werd dus aanwezig geacht.65

64 ECLI:NL:HR:2008:BD2775 in cassatie op NL:GHLEE:2007:BA3007 65 NL:GHLEE:2007:BA3007

Uitspraak Hof

Uiteindelijk is het hoger beroep na de cassatie opnieuw afgedaan en heeft het gerechtshof in Arnhem overwogen dat gelet op de verklaringen van de verdachte geen sprake was van het ontbreken van ‘ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan.’ Zij achten voorbedachte raad niet bewezen, maar opzet wel en concludeerden dat sprake was van verminderde toerekeningsvatbaarheid op grond van zijn narcistische

persoonlijkheidsstoornis. Het gebruik van amfetamine door de verdachte met zijn kennis van de gevolgen ervan als frequent gebruiker werd hem weldegelijk ten dele toegerekend in de

totstandkoming van de strafbare feiten. Er was dus geen sprake van OVAR. Het leidde uiteindelijk tot een gevangenisstraf van vijftien jaar en tbs met dwangverpleging.66 Ook hierop is een cassatie gevolgd tegen de oplegging van tbs met dwangverpleging, maar de Hoge Raad heeft dat beroep verworpen.67

3.6 Zaak slaapwandelen