• No results found

Toelevering en verwerking zijn moeilijk te beschrijven. Er bestaat geen specifiek cijfermate-riaal.

Daarnaast zijn deze ‘sectoren’ ook moeilijk af te lijnen. Bij verwerking hoort bv. de voedings-industrie thuis. Bepaalde deeltakken hiervan zijn zeer sterk gelinkt aan de West-Vlaamse land- en tuinbouw, terwijl andere dit nauwelijks zijn. Tot de eerste groep behoren slachthui-zen, groenteverwerkende industrie en melkverwerking. Een voorbeeld van de tweede cate-gorie is de productie van margarines en sojaproducten.

Over de toelevering is net hetzelfde te zeggen. Veevoer en meststoffen zijn direct verbonden met de land- en tuinbouw. Bouw en allerhande dienstverlening zijn dit veel minder, maar toch is land- en tuinbouw een belangrijke ‘klant’ van deze sectoren.

Algemeen wordt aangenomen dat per voltijdse arbeidskracht (VAK) in de landbouw, twee à drie personen worden tewerkgesteld in de toelevering en verwerking. Omgerekend in

vol-tijdse arbeidskrachten, zijn er 16.681 (NIS, 2004) arbeidsplaatsen in de West-Vlaamse 35

land- en tuinbouw. Als we een coëfficiënt van 2,5 toepassen, dan betekent dit ongeveer 41.700 voltijdse arbeidsplaatsen in toelevering, handel en verwerking. Inclusief landbouw spreken we dan over ruim 58.000 VAK.

De toelevering creëert jobs via de distributie van zaad- en pootgoed, meststoffen en gewas-beschermingsmiddelen; landbouwmachinehandel en -reparaties; stallen-, serre- en lood-senbouw; de ganse veevoedersector en -distributie. Maar ook andere sectoren zoals bouw, staal… zijn belangrijke toeleveranciers voor de landbouw. Daarnaast zijn er de diensten zoals dierenartsen, voorlichters, verzekeringen, onderwijs, voorlichting, overheidsinstellin-gen, loonwerkers… die een belangrijke ‘klant’ vinden in de land- en tuinbouw.

Af bedrijf is er een gans netwerk van handelaars, tussenhandel, veilingen, verwerking en transportbedrijven. Verwerking betreft o.a. maalderijen, aardappelverwerking (diepvries en -chips), suikerfabrieken, diepvriesgroente- en conservenproductie, zuivelfabrieken en ijs-roomproducenten, slachthuizen, vleesversnijderijen, koelhuizen, vleeswarenbereiding, pro-ductie van honden- en kattenvoer en eveneens mesttransport en -verwerking.

Ook hier treft men een belangrijk distributienet aan met veel transport, dat zowel kan eindi-gen in de buurtwinkel als in het grootwarenhuis of de diepvriescentrale, en dit zowel in bin-nen- als buitenland.

2.2 Toelevering

Typerend voor de West-Vlaamse land- en tuinbouw is het hoge intermediaire verbruik, wat heel wat tewerkstelling en bedrijvigheid met zich meebrengt. De toelevering aan de land-bouw is, zoals hierboven al aangegeven, een heel brede sector. De directe toelevering gebeurt meestal door plaatselijke eenmanszaken, kleine bedrijfjes en lokale verdelers van grote nationale en internationale bedrijven. Dit is toch wel belangrijk voor de lokale econo-mieën. Dikwijls zijn deze bedrijven slechts voor een klein maar niettemin belangrijk deel afhankelijk van de landbouw (bv. bouwondernemingen, transport, fytofarmaceutische indus-trie). Door deze grote diversiteit is het moeilijk het sociaal-economisch belang van deze sector in relatie tot de land- en tuinbouw in te schatten.

Veeteelt is de sector met de hoogste productiewaarde in West-Vlaanderen. De volgende cij-fers zijn weliswaar weinig actueel, maar de tendenzen zullen vrijwel gelijk gebleven zijn.

Het betreft cijfers van 1994. 61 % van productiewaarde uit de veehouderij wordt besteed aan de aankoop van veevoeders (ongeveer 5,4 miljoen ton in België). Deze veevoeders worden (in België) vooral gevoederd aan varkens (58 %), pluimvee (19 %) en rundvee (22 %). Meteen kan ook het belang van de veevoederindustrie in West-Vlaanderen ingeschat worden.

De veeteeltsector neemt ook een belangrijk deel van het overige intermediair verbruik (energie, farmaceutische producten, diensten) voor zijn rekening.

De veehouderij is in West-Vlaanderen zeer belangrijk voor de landbouwers zelf, maar deze cijfers maken ook duidelijk dat - behalve de veetelers zelf - heel wat andere mensen en bedrijven hun brood verdienen aan deze sector.

36

In de akkerbouw en tuinbouw zijn de belangrijkste intermediaire producten plant- en zaai-goed, meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen. Ook energie, onderhoud en diensten moeten voor een deel aan deze sectoren worden toegeschreven.

Er kan aangenomen worden dat hoe intensiever er gewerkt wordt in land- en tuinbouw, hoe belangrijker de toeleverende sectoren worden.

2.3 Handel in en verwerking van land- en tuinbouwproducten

Op Vlaams niveau is de voedingsindustrie goed voor een tewerkstelling van 56.500 arbeids-krachten, op West-Vlaams niveau is dit ongeveer 14.500 mensen (bron: RSZ, 2002).

De diepvriesindustrie is heel belangrijk in West-Vlaanderen. Het gaat in het bijzonder over diepvriesgroenten, maar ook over ijs- en aardappelproducten. Op het vlak van diepvries-groenten zijn 12 van de 15 Belgische vestigingen in West-Vlaanderen te situeren. De aan-voer van groenten gebeurt in hoofdzaak uit een straal van 200 km rond de bedrijven. West-Vlaanderen is bijgevolg zeer belangrijk voor de toevoer van de grondstof.

Op het vlak van diepvriesgroenten is België de belangrijkste speler op de Europese markt met een productie van 795.000 ton. In de EU wordt 2,6 miljoen ton per jaar geproduceerd.

Bijna een derde wordt dus in België geproduceerd (bron: Unilet juni 2005).

België importeert 256.000 ton diepvriesgroenten en exporteert er 900.000 ton. België neemt 54 % van de totale export van de diepvriesgroenten van de EU voor zijn rekening.

Groenteconserven zijn dan weer veel minder belangrijk in België. De Europese productie bedraagt bijna 2,8 miljoen ton, slechts 6,3 % daarvan komt voor rekening van ons land.

Frankrijk is hier de grootste producent.

Er moet weliswaar erkend worden dat niet alle tewerkstelling onmiddellijk gelinkt is aan de landbouwproductie. Toch zijn deze voedingsbedrijven vaak gegroeid uit een pure West-Vlaamse activiteit en blijft de aanvoer van de West-West-Vlaamse land- en tuinbouwproducten belangrijk.

In West-Vlaanderen werd er in de voedingsindustrie in 2003 een bruto toegevoegde waarde gerealiseerd van 1.032,4 miljoen Euro of 23,6 % van de Vlaamse waarde (bron: Vlaanderen in cijfers 2005).

Ons land is een netto-exporteur van landbouwproducten, goed voor een positieve handels-balans van ruim 304 miljoen euro in 2003. Het aandeel van de agrarische handel bedraagt bijna 10 % van zowel de totale invoer- als uitvoerwaarde van België. Op wereldniveau is ons land met een exportwaarde van 21,5 miljard Euro de zesde grootste uitvoerder van land-bouwproducten. Op het vlak van invoer staat België op de negende plaats.

Voor heel veel producten is de Belgische zelfvoorzieningsgraad hoger dan 100 %. België heeft in belangrijke mate een exportlandbouw. Het Vlaamse exportproduct bij uitstek is var-kensvlees. Meer dan de helft is voor de uitvoer bestemd (bron: VILT).

37

Het belang van de handel en verwerkende industrie is dubbel:

I De groei van de West-Vlaamse landbouw in de voorbije decennia zou niet mogelijk geweest zijn zonder de uitbouw van een uitgebreid handelsnetwerk en zonder verwerken-de industrie. Bovendien heeft verwerken-de landbouw slechts toekomst voor zover verwerken-deze bedrijven hier ontwikkelingskansen blijven krijgen. Zonder groenteverwerkende industrie en de REO-veiling staan in West-Vlaanderen vrijwel geen groenten. Zonder slachthuizen is er geen toekomst voor de veeteelt, zeker met de strenger wordende normen inzake veever-voer en de risico’s op ziekteverspreiding.

I In de sectoren afwaarts van de landbouwbedrijven wordt heel wat toegevoegde waarde gecreëerd die niet rechtstreeks ten goede komt aan de landbouw, maar wel aan de brede bevolking. De lokale verwerking van land- en tuinbouwproducten betekent een inkomens-bron voor heel wat mensen.

De land- en tuinbouwer bekleedt echter vaak een zwakke positie in de productiekolom. Ook zien we een concentratiebeweging in toelevering, handel, verwerking en distributie. Om daaraan het hoofd te bieden gaan land- en tuinbouwers zich ook verenigen. De recente oprichting van de cv INGRO is een voorbeeld hiervan. Toch ligt de coöperatieve gedachte bij de West-Vlaamse land- en tuinbouwer niet zo gemakkelijk.

3 Belangrijke overheden voor de West-Vlaamse land- en tuinbouw