• No results found

PROVINCIAAL ONDERZOEKS- EN VOORLICHTINGSCENTRUM VOOR LAND- EN TUINBOUW (POVLT)

4 Landbouw in de Europese context

(bron: website EU)

4.1 Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft tot doel de landbouwers een redelijke levens-standaard te bieden en de consumenten tegen eerlijke prijzen te voorzien van kwaliteits-voedsel. De manier waarop deze doeleinden worden bereikt, is in de loop der jaren veran-derd. Nu zijn voedselveiligheid, milieubehoud op het platteland en kwaliteit sleutelbegrip-pen.

4 . 1 . 1 A a n p a s s i n g a a n v e r a n d e r e n d e t i j d e n

Het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is 50 jaar geleden tot stand gekomen. De stichtende leden van de EU hadden toen nog maar pas een periode van voedseltekorten achter de rug die 10 jaar of langer had geduurd. Daarom heeft het GLB aanvankelijk de pro-ductie van basisvoedsel gesubsidieerd met het oog op zelfvoorziening.

Nu legt het GLB de nadruk op rechtstreekse steun aan de landbouwers om garanties in te bouwen voor de boereninkomens, voor een veilige voeding van hoge kwaliteit en voor een milieuvriendelijke productie.

Niet alleen het GLB is gewijzigd, ook de verwachtingen ten aanzien van de landbouw evolu-eren uiteraard. Van land- en tuinbouw wordt nu verwacht dat deze ook een rol speelt in de verbetering van de kwaliteit, in het behoud van de biodiversiteit en van de traditionele land-schappen en in het levensvatbaar houden van de plattelandseconomie.

De beleidsverandering is jaren geleden ingezet. Het streven om voor de belangrijkste voe-dingsmiddelen te allen tijde zelfvoorzienend te zijn, heeft buitensporige overschotten met zich meegebracht. Rundvlees- en boterbergen en melk- en wijnplassen behoren nu tot het verleden door de aanpassingen die meer dan 10 jaar geleden in het GLB zijn aangebracht.

Ooit ging bijna 70 % van de EU-begroting naar het GLB. Nu is dat een stuk minder dan de helft doordat de EU haar beleid op andere terreinen heeft uitgebreid en de uitgaven voor het GLB aan banden heeft gelegd. Tegelijk is ook het actieterrein van het GLB zelf verruimd: uit de landbouwbegroting worden nu ook uitgaven voor plattelandsontwikkeling en milieu-uit-gaven gefinancierd.

Minder dan 1 % van alle overheidsuitgaven in de EU is bestemd voor steun aan de landbou-wers. Vlaanderen incasseert ongeveer 1 % van de Europese landbouwsubsidies, terwijl het instaat voor 1,6 % van de Europese landbouwproductie (VILT).

46

4 . 1 . 2 A a n l e i d i n g t o t d e w i j z i g i n g v a n h e t G L B

Bezorgdheid over de kosten van het GLB en minder angst op het punt van de voedselvoor-ziening waren niet de enige drijfveren voor verandering. Naarmate de landbouw zich moderniseerde en de economie van de EU meer dienstgericht werd, werkten steeds minder mensen in de landbouw. Was dit een halve eeuw geleden nog meer dan 20 %, nu is het slechts 7 %. Daarbij gaat het toch nog steeds om 10,4 miljoen mensen. Een gegeven blijft ook dat meer dan 40 % van de oppervlakte van de EU landbouwgrond is.

4 . 1 . 3 A g e n d a 2 0 0 0

Stilaan is ook duidelijk geworden dat het voortbestaan van de plattelandseconomieën niet langer een vanzelfsprekende zaak is. Daarom heeft het EU-programma "Agenda 2000" plat-telandsontwikkeling officieel tot de tweede pijler van het landbouwbeleid van de EU

gemaakt, naast de landbouw zelf. Hoog op de prioriteitenlijst van Agenda 2000 stonden ook milieuvriendelijke productiemethoden, hoge dierenwelzijnsnormen en de voedselveiligheid en –kwaliteit.

4 . 1 . 4 M i d Te r m R e v i e w.

Medio 2003 is een belangrijke hervorming goedgekeurd om verder uitvoering te geven aan de beginselen van Agenda 2000. Het gaat om de meest ingrijpende veranderingen van het GLB sinds zijn oprichting in 1958. De productiesubsidies waren reeds grotendeels vervan-gen door rechtstreekse steun aan de landbouwers en nu wordt die rechtstreekse steun voor een belangrijk deel losgekoppeld van de productie.

De fundamentele veranderingen doorgevoerd in de Mid Term Review (MTR) zijn:

I Ontkoppeling: Vanaf 2005 wordt één enkele bedrijfstoeslag toegekend, die los staat van de productie, wat voor een inkomensperspectief moet zorgen. De lidstaat kan een beperkte koppeling behouden, om te vermijden dat de productie in bepaalde streken vol-ledig wordt gestopt.

I Randvoorwaarden (= cross-compliance): Het ontvangen van de inkomenssteun (gekop-pelde en ontkop(gekop-pelde steun) is afhankelijk van het naleven van bepaalde voorwaarden op het vlak van milieu, dierenwelzijn, dierengezondheid en gezondheid van de planten, volks-gezondheid en de eis dat alle landbouwgrond in goede landbouw- en milieuconditie wordt gehouden, inclusief het behoud van de totale oppervlakte permanent grasland per lid-staat.

I Modulatie: De rechtstreekse betalingen aan de grotere Europese landbouwbedrijven (>

5.000 euro/jaar) worden gedeeltelijk afgebouwd vanaf 2005. De vrijgekomen middelen worden overgedragen van de eerste pijler (steunmechanismen ten behoeve van de agrari-sche markten) naar de tweede pijler (plattelandsontwikkeling) van het GLB. De vrijgeko-men middelen kovrijgeko-men pas vanaf het Europees boekjaar 2006 ter beschikking van de twee-de pijler.

I Aangepast marktbeleid in bepaalde sectoren. 47

Met de toetreding van de 10 nieuwe lidstaten tot de Europese Unie op 01.05.2004 was het ook noodzakelijk een mechanisme voor financiële discipline te ontwikkelen, dat vanaf 2007 kan worden toegepast zodat de vooropgestelde budgetten voor landbouwuitgaven tot en met 2013 niet worden overschreden.

Van de zijde van de wereldhandel, was er belangrijke kritiek ten aanzien van het GLB (bv. op de exportsubsidies van overschotten). Met deze nieuwe wijze van financiering van de land-bouw in de EU wil men de grond voor deze beschuldigingen wegnemen. Door de jongste hervormingen van het GLB zijn de handelsverstorende vormen van landbouwsteun met 70

% afgenomen. Vandaag is de EU de grootste importeur van voedingsmiddelen ter wereld en de grootste markt voor voedingsmiddelen uit de derde wereld.

4 . 1 . 5 D e u i t d a g i n g v a n d e u i t b r e i d i n g

De hervormingen hebben het GLB ook toegerust voor de uitbreiding van mei 2004, waardoor het aantal lidstaten van 15 tot 25 is gestegen en het aantal landbouwers in de EU met bijna 70 % is toegenomen. Het landbouwareaal is met 50 % toegenomen. Het aantal consumen-ten steeg slechts met 20 %. Bij de uitbreiding van de EU is voor de landbouwers in de nieu-we lidstaten een speciaal driejarig financieringspakket van 5,8 miljard ? beschikbaar geko-men dat specifiek op hun behoeften is toegespitst. Ook worden sommige regels van het GLB slechts geleidelijk ingevoerd in de nieuwe lidstaten zodat de landbouwers er de tijd hebben om zich aan te passen.

4.2 Situering van de Belgische landbouw in de Europese context

(bron: Eurostat)

België is een klein landbouwland. Het aantal bedrijven in België betekent nog niet eens 1 % van het aantal bedrijven in de EU-15. Ten opzichte van het Europese gemiddelde zien we dat het aantal bedrijven sneller afneemt, maar wel minder snel dan in onze buurlanden Duitsland en Nederland.

De uitstoot van arbeidskrachten gaat minder snel in België dan gemiddeld bij de EU-15.

Ook ten opzichte van onze buurlanden doet België het in dit opzicht wat beter. Op onze Belgische bedrijven zijn er gemiddeld meer mensen tewerkgesteld dan op het gemiddelde Europese bedrijf, maar toch nog minder dan in de ons omringende landen. In België werken er 1,32 voltijdse arbeidskrachten op een land- of tuinbouwbedrijf.

Een vergelijking van de productprijzen in de EU met die in België leert ons dat deze prijzen bij ons gemiddeld lager liggen. In Nederland echter is de situatie nog minder goed.

Frankrijk en Duitsland doen het iets beter, maar nog steeds minder goed dan het Europese gemiddelde. De prijs van de landbouwproducten in België is sterker gedaald dan gemiddeld in Europa.

Inzake de evolutie van de toegevoegde waarde vallen het zeer goede cijfer van Duistland en de sterk negatieve trend in Nederland op. In 2004 scoorde België evenmin goed, maar wordt 48

de evolutie bekeken tot in 2003, dan is er sprake van een constante over de jaren. In de EU-15 is er wel sprake van een stijging, die dus niet gevolgd wordt in België.

Interessant is ook om even naar het aantal varkens te kijken, omdat dit toch wel een heel belangrijke sector is in West-Vlaanderen. In de periode 1997-2004 is de varkensstapel in de EU-25 vrijwel constant gebleven, in de EU-15 is er een toename met 3,1 %. In België tekent zich een forse daling af van 14,1 %. In Nederland is deze daling veel minder sterk over dezelfde periode, maar in de periode 1995-2004 tekenen we wel een daling van 20,1 % op.

Hieruit zou men kunnen besluiten dat in de intensieve productiegebieden (met beperkte oppervlakte, zoals in Nederland en Vlaanderen) er een duidelijk afbouw van de varkenssta-pel plaatsvindt. Deze trend zien we evenwel helemaal niet in Denemarken, waar de var-kenshouderij ook een zeer intensief karakter heeft, maar wel grondgebonden is. Hier is er zelfs een groei van de varkensstapel met 16,6 %.