• No results found

Sterkte-zwakteanalyse

1 Sterkten en troeven

Productie en productiestructuur

I Gunstige bodemtypes en klimaat voor landbouwactiviteiten. Op de verschillende bodems vinden we verschillende bedrijfstypes, die hierop afgestemd zijn.

I Veelzijdige landbouwstructuur met in hoofdzaak gemengde bedrijven. Dit brengt een effi-ciëntere arbeidsbenutting met zich mee en een grotere flexibiliteit.

I Goede afzetstructuren voor land- en tuinbouwproducten.

I Zeer goede kwaliteit van de West-Vlaamse land- en tuinbouwproducten.

I Aanwezigheid van diverse andere dan alleen maar de klassieke deelsectoren, zoals sier-teelt, bomensier-teelt, biologische landbouw.

I Grote dynamiek van bedrijven die aan verbreding doen.

I Aanwezigheid van koplopers inzake nieuwe tendenzen (inclusief kwaliteitssystemen).

I Ondernemersinitiatief, flexibiliteit, werkkracht.

I Belangrijkste landbouwgebied van Vlaanderen.

Sociaaleconomisch

I Belangrijke sociaaleconomische betekenis van de West-Vlaamse land- en tuinbouwsec-tor, inclusief werkgelegenheid. Belangrijk voor plattelandseconomie.

I Grote productiewaarde, vooral door intensieve veeteelt en groenteteelt.

I Nabijheid van grote afzetmarkt door de ligging nabij dichtbevolkte gebieden.

Centrumfunctie op Vlaams niveau op het vlak van productie, toelevering en verwerking met onder meer een ruime jobcreatie.

Omkadering

I Aanwezigheid van sterk uitgebouwd praktijkgericht onderzoek en voorlichting.

I Aanwezigheid van land- en tuinbouwonderwijs en naschoolse vorming.

I Leidende rol van West-Vlaanderen (GOM/Provincie) in het VCM.

Omgevingsfactoren

I Belangrijke functie inzake instandhouding open ruimte en buffering tegen verstedelijking

(ongeveer 70 % opp. West-Vlaanderen in landbouwgebruik). 53

2 Zwakten

Productie en productiestructuren

I Schaarste aan grond en beperkte groeimogelijkheden: grote en blijvende gronddruk.

I Een zekere voorzichtigheid voor de concrete invoering van vernieuwing en diversificatie.

Onder meer het gemengde karakter remt de invoering van vernieuwing af.

I Op zware gronden: beperkte mogelijkheden voor reconversie.

I Coöperatief denken en handelen is beperkt (beperkte collegialiteit, individualisme).

I De ondernemingsvorm is veelal niet aangepast aan de 21ste eeuw (weinig uitbatingen onder vennootschapsvorm).

I Eigendomsstructuur van de gronden en het erfrecht.

I Mestoverschotten zijn een beperkende factor op uitbouw en behoud intensieve veeteelt.

I Veel bedrijven beschikken niet over drinkbaar water (nog niet de helft heeft een aanslui-ting op het openbaar drinkwaterleidingnet).

I Grote water- en energieafhankelijkheid.

Sociaaleconomisch

I Zwakker beeld van de landbouw t.o.v. andere economische sectoren.

• Achterblijvende groei in de toegevoegde waarde van de landbouw.

• Dalend aantal bedrijven, dalend numeriek gewicht.

• Een oudere beroepsbevolking, opvolging is slechts beperkt verzekerd.

I Kapitaalsintensieve sector met laag en onzeker rendement.

I Zeer weinig vat op de prijsvorming.

I Neiging tot kortetermijndenken en uitstellen (of schrappen) van investeringen, door aan-tal situaties in de sector (bv. de marktsituatie).

I Grote input van productiemiddelen.

I Arbeidskrachten zijn moeilijk te vinden en de arbeid is duur. Dit heeft een negatieve weer-slag op de concurrentiepositie en de expansiemogelijkheden.

I Zwaar werk en arbeidspieken (seizoensgebonden), gekoppeld aan stress.

I Beperkt sociaal vangnet voor landbouwer en zijn familie.

Omkadering

I De penetratie van naschoolse vorming is te gering.

I Landbouwonderwijs en naschoolse vorming geven nog niet voldoende invulling aan nieu-we eisen voor landbouwuitbating (naar meer ondernemerschap).

I In het hoger landbouwonderwijs onvoldoende doorstroming naar het lange type.

Omgevingsfactoren

I De kleinschaligheid van de land- en tuinbouwbedrijven in een Europese context.

I Verspreide bebouwing (kunnen land- en tuinbouwbedrijven afremmen in hun activiteiten of ontwikkelingsplannen).

54

3 Kansen

Productie en productiestructuur

I Reconversie en diversificatie, met onder andere (alternatieve) energie- en biomassapro-ductie, niet-voedingstoepassingen van land- en tuinbouwproducten…

I Mest en organische afvalstoffen/bijproducten als bron van groene energie (naast de eigenlijke energiegewassen).

I Stijgende vraag naar kwalitatief hoogstaande producten en sterke traceerbaarheid van producten.

I Stimulansen voor samenwerking tussen landbouwers (oprichting coöperatieven).

I Maatschappelijke opdracht voor de sector (binnen plattelandsontwikkeling) en diversifië-ring van inkomsten, bv. hoeveproducten, toerisme, recreatie en zorg voor natuur en land-schap.

I Eerste oplossingen voor milieuproblemen (o.a. voor mestdruk) gerealiseerd.

Sociaaleconomisch

I Groeiende afzetmarkt door uitbreiding EU.

Omkadering

I Flexibele opstelling Provincie West-Vlaanderen waardoor nieuwe ontwikkelingen in de landbouw worden gesteund.

Omgevingsfactoren

I EU-landbouwbeleid dat bepaalde vernieuwingen binnen de landbouw kan ondersteunen (verbreding, milieuaspecten, samenwerkingsverbanden, agrarisch natuurbeheer, ener-gieproductie…).

I Nieuwe technologieën: o.a. IT-ontwikkelingen met toenemende communicatiemogelijkhe-den tot gevolg.

I Toenemende maatschappelijke waardering voor landbouw.

I Verhoogde interesse voor de identiteit van het platteland (bijdrage van landbouw hierin).

I De aanwezigheid van een relatief onaangetast en gaaf landschap met groot toeristisch-recreatief potentieel.

I Veel West-Vlaamse natuur is boerennatuur (natuurelementen eigen aan, gecreëerd door en verweven met land- en tuinbouw) en beantwoordt aan een maatschappelijke vraag.

I Afstemming regelgeving tussen Europese landen door EU-werking.

4 Bedreigingen

Productie en productiestructuren

I Hervorming van het EU-beleid inzake landbouw met o.a.de daling van inkomstensteun aan landbouwers voor traditionele landbouwactiviteiten.

I Onvoldoende bewustzijn inzake duurzaam bodemgebruik. 55

I Een wildgroei aan diverse lastenboeken, labels, kwaliteitssystemen, waarvan de kosten worden afgewenteld op de land– en tuinbouwer (zonder prijsverhoging).

I Toenemende concentratie binnen de afzet- en distributiesector met concentratie van macht en eisenbepaling tot gevolg.

I Stijgende complexiteit van bedrijfsvoering met stijgende noodzaak aan diverse competen-ties bij landbouwer/bedrijfsleider.

Sociaaleconomisch

I Handel in quota, vergunningen en andere rechten vraagt heel wat kapitaal, dat in belang-rijke mate wegvloeit uit de landbouw.

I Productierechten bieden onvoldoende bestaans- of rechtzekerheid en zijn een rem op de ondernemingsgeest.

I Grote externe input van productiemiddelen.

I Verhoogde concurrentie op korte termijn door nieuwe lidstaten bij uitbreiding EU.

I Moeilijker bekomen van leningen bij banken en hogere eisen op het vlak van de waarbor-gen

I Daling van de procentuele budgetbesteding van gezinnen aan voeding.

I Groeiende economische kwetsbaarheid met verhoogde stress en verdoken armoede tot gevolg.

Omkadering

I Op korte termijn onzekere financiering van onderzoek en voorlichting

I Informatie wordt afgeschermd of niet vrijgegeven. Dit kan het geval zijn voor zowel onder-zoeksresultaten (gefinancierd door privé) als voor beleidsrelevante informatie (van andere overheden)

I De technische landbouwopleiding dreigt in de verdrukking te komen. Het landbouwonder-wijs verschuift naar semi-agrarische richtingen.

Omgevingsfactoren

I Stijgend aantal randvoorwaarden gesteld aan landbouw (vaak met stijging van de produc-tiekosten, zonder creatie van bijkomend inkomen).

I Groeiende en te snel veranderende regelgeving fnuiken de ondernemerszin en leggen een hypotheek op de bedrijfszekerheid (bv. op het vlak van milieu, hygiëne, traceerbaarheid, voedselveiligheid, tewerkstelling… ). Uitgebreide regelgeving werkt verstarrend.

I Mogelijk uitbreiding van kwetsbaar gebied in Vlaanderen en West-Vlaanderen.

I Druk uit andere sectoren op het landbouwareaal (industrie, wonen, natuur…) I Sterke verweving van landbouw en natuur, met als gevolg heel wat ‘randeffecten’.

I Onzekere ruimtelijke planning.

I Geringe beschikbaarheid van voldoende kwalitatief water voor landbouwbedrijven plus streng vergunningenbeleid op het vlak van diep grondwater.

I Mondialisering (met doorgaans een lagere en variabele prijsvorming als gevolg).

56

Deel 3

Uitdagingen voor