Bijlage 6 Verslag van de Resultaten aan Hulpverleners en Politiefunctionarissen
C. Ten slotte
Het voorgaande stond in teken van de samenwerking tussen hulpverlening en politie bij een vermoeden van seksueel misbruik bij een persoon met een verstandelijke beperking. Zowel hulpverleners en politiefunctionarissen hebben in een persoonlijk interview hun gedachten, ideeën, kritische blik en verbeterpunten kunnen toelichten. Tevens kan gelezen worden hoe de huidige samenwerking eruit ziet en hoe men bezig is om een nog betere samenwerking tot stand te brengen door elementen uit het eigen werkveld af te stemmen op die van het werkveld van de ander. Dit alles heeft uiteindelijk geleid tot aanbevelingen die zijn vormgegeven in een samenwerkingsmodel.
Zoals al eerder gesteld word u gevraagd of de te nemen stappen, vormgegeven in een samenwerkingsmodel (B), naar uw mening kloppend en volledig zijn. De respons van u allen, de deskundigen uit het vak, op dit verslag kan leiden tot een verfijning van de resultaten en de aanbevelingen, en wordt heel erg op prijs gesteld. Het zou fijn zijn als u per mail voor 27 september 2013 reageert. Nadat uw antwoorden op deze verwerkt zijn wordt er een definitief ontwerp voor een samenwerkingsmodel gemaakt, dat aan alle betrokkenen zal worden aangeboden.
Ten slotte wil ik graag van de gelegenheid gebruik maken om de functionarissen uit beide werkvelden te bedanken voor de medewerking en de totstandbrenging van de
Bijlage 7 Samenwerkingsmodel
Samenwerkingsmodel hulpverlening en politie bij vermoedens van seksueel misbruik bij een persoon met een verstandelijke beperking
Om goede zorg te kunnen bieden aan een persoon met een verstandelijke beperking die (vermoedelijk) seksueel is misbruikt, moet er structurele samenwerking zijn tussen hulpverlening en politie. In onderstaand model worden aanbevelingen gedaan voor het tot stand brengen van deze structurele samenwerking om te komen tot een adequate aanpak bij vermoedens van seksueel misbruik bij een persoon met een verstandelijke beperking die in zorg is bij een zorginstelling.
Door hulpverlening te nemen stappen gericht op structurele samenwerking met de politie
Wat moet gedaan worden Waarom (dat?) Hoe moet dit gerealiseerd worden
1. Zorg dat de instelling bekend is bij de politie
- Elkaar kennen los van incidenten, waardoor de drempel minder hoog wordt om met elkaar te overleggen - Elkaar kennen
betekent kortere lijnen en sneller contact bij een incident
- Kans is groter dat er begrip over en weer ontstaat over elkaars opvattingen en
werkwijzen, waardoor alle betrokkenen beter en sneller reageren bij een incident
- Mogelijkheid tot anoniem en
oriënterend overleg en advies bij een
vermoeden van seksueel misbruik
- Neem contact op met het zedenpolitieteam in de regio
- Spreek een vaste contactpersoon af in beide organisaties - Zet richtlijnen op papier - Evaluatiemomenten en besprekingen inplannen - Heb contactgegevens paraat - Organiseer (meer) voorlichting voor alle functionarissen binnen de organisatie
(iedereen die met doelgroep werkt moet weten hoe het werkt)
1. Er is binnen de organisatie één persoon die het contact onderhoudt met de politie
- Men weet wie er gebeld moet worden en wordt niet van kastje naar de muur gestuurd
- De stap is minder groot om even voor (anoniem) advies te overleggen
- Bekendheid
- Vast persoon, is een
- De status van
contactpersoon wordt formeel vastgelegd zodat iedereen weet wie er over gaat. - Er worden vaste
contactmomenten voor de
contactpersonen van de organisatie en de politie vastgelegd los
vast aanspreekpunt. Er wordt sneller
vertrouwen in elkaar gecreëerd
van incidenten
2. Het beleid omtrent
seksualiteit is bekend bij alle functionarissen in de
organisatie
- Iedereen die daar belang bij heeft is op de hoogte van de visie en hoe te handelen bij vragen over
seksualiteit - Men weet welke
stappen er genomen moeten worden bij seksueel misbruik
- Het beleid wordt structureel (minimaal 2 keer per jaar) in een teamvergadering en in het managementteam besproken en
geëvalueerd
3. Het beleid omtrent vermoedens van seksueel misbruik is bekend bij alle functionarissen in de organisatie
- Iedereen die daar belang bij heeft is op de hoogte van de visie en hoe te handelen bij vragen over
seksualiteit - Men weet welke
stappen er genomen moeten worden bij seksueel misbruik
- Het beleid wordt structureel (minimaal 2 keer per jaar) in een teamvergadering en in het managementteam besproken en
geëvalueerd
4. De te nemen stappen bij een vermoeden van seksueel misbruik moeten duidelijk zijn
- Om direct te kunnen handelen wanneer zich een incident voor doet
- Zodat men weet hoe om de cliënt(en) om te gaan en welke vragen er wel en niet gesteld mogen worden - Om beïnvloeding van het eventuele slachtoffer of slachtoffers en de eventuele dader(s) te voorkomen - Er is een protocol “hoe om te gaan met vermoedens van seksueel misbruik” - Management
bespreekt tenminste jaarlijks het protocol met hulpverleners en evalueert dit en past dit zo nodig aan - (Zeden)politie geeft
zo nodig voorlichting over werkwijze en het gevaar van (suggestieve) vragen stellen - Tenminste een functionaris in de organisatie is expliciet geschoold in het voorkomen van beïnvloeding en het omgaan met suggestieve vragen en kan als vraagbaak dienen voor anderen
in de organisatie 5. Medewerkers in de
organisatie zijn bekend met de verschillende
contactmogelijkheden die er met de politie kunnen zijn
- Men weet op welke manier de politie te benaderen is en met welk doel
- Men weet wanneer er telefonisch contact gelegd kan worden - De beslissing om
telefonisch te
overleggen wordt snel genomen
- (anoniem) overleg: Geen consequenties aan verbonden puur als advies voor plannen van vervolgstappen - melding - aangifte 6. In de organisatie is kennis van de wereld en de werkzaamheden van de (zeden)politie geborgd: 1. In de eigen regio 2. Landelijk - Zo ontstaat er wederzijds begrip - Inzicht in elkaars mogelijkheden en grenzen - Zo ontstaat er inzicht in het ‘waarom’ van (niet) ondernomen acties
- Er is inzicht in wat wel en niet gedaan mag worden om het onderzoek (niet) te frustreren
- Politie geeft
voorlichting binnen de instelling aan
personen met diverse functies
- Hulpverleners kijken mee bij een verhoor (eventueel op DVD) - Er is een brochure /
folder in de instelling over de werkwijze van politie bij een
vermoeden van seksueel misbruik bij mensen met een verstandelijke beperking - Tenminste een
functionaris heeft een ter zake
geaccrediteerde scholing gevolgd 7. In de organisatie is bekend
wat volgens de wet strafbaar is en wat niet
- Om de strafbare feiten ook te melden
- Zodat men weet op welk moment de politie ingeschakeld moet worden
- Voorlichting - In het protocol
aangeven wat volgens de wet strafbare feiten zijn en waar deze in het wetboek te vinden zijn.
8. Hulpverleners zijn op de hoogte van de aanwezigheid en doel van het Centrum Seksueel Geweld (CSG)
- Omdat cliënten hier terecht kunnen bij een nare seksuele ervaring zonder verplichting van politiebetrokkenheid - Zodat hulpverleners cliënten hierover - Hulpverleners lezen de brochure over het centrum
- Eindverantwoordelijk e kan eens contact opnemen met het centrum voor
kunnen inlichten aan het team
Door de hulpverlening te nemen stappen bij een incident
9. Degene die op de hoogte gesteld wordt van een vermoeden van seksueel misbruik stelt geen vragen over de gebeurtenis
- Om de cliënt en eventuele verhoor niet te beïnvloeden
- Om het werk van de politie en dus de waarheidsvinding niet te belemmeren
- De instelling zorgt dat medewerkers scholing krijgen van deskundige hulpverleners en de politie over de te volgen werkwijze door de politie en de (negatieve) consequenties van toch stellen van vragen
10. Uitspraken van cliënten betreffende de gebeurtenis worden zo letterlijk mogelijk genoteerd
- Om politieonderzoek niet te belemmeren - Zodat politie weet
welke vragen en antwoorden zijn gesteld/gegeven voor het verdere verloop van het onderzoek en het studioverhoor - Zodat de politie weet
of dat verhaal van de cliënt overeenkomt met wat in het studioverhoor wordt verteld
- Hulpverleners zijn hiervan op de hoogte - In overleg wordt hier
regelmatig bij stil gestaan
- Tenminste een functionaris in de organisatie heeft een ter zake
geaccrediteerde scholing heeft
gevolgd en kan vragen ter zake beantwoorden
11. Degene die op de hoogte gesteld wordt van een vermoeden van seksueel misbruik bespreekt het vermoeden van seksueel misbruik direct met één of meer (inhoudelijk) leidinggevenden - Om verantwoordelijkheid te delen - Om noodzakelijke zorg te kunnen vaststellen, plannen en realiseren
- Bij een vermoeden blijft degene die op de hoogte gesteld wordt van een vermoeden van seksueel misbruik hier niet mee
rondlopen maar neemt contact op met een of enkele in het protocol genoemde verantwoordelijke functionaris(se) (coördinator) om te zorg te delen en te plannen - in het teamprotocol wordt dit vastgelegd zodat iedereen hiervan op de hoogte is
- Iedere casus van seksueel misbruik wordt geëvalueerd om er van te leren
12. Iedereen die een vermoeden heeft van seksueel misbruik neemt direct contact op met een in het protocol genoemde verantwoordelijke
functionaris
- Om te voorkomen dat het vermoeden te lang blijft liggen
- Om indien nodig geacht meteen acties te kunnen ondernemen - Om eventuele sporen veilig te kunnen stellen - Om beïnvloeding te kunnen voorkomen - Om politieonderzoek zo snel mogelijk in gang te kunnen zetten
- Staat duidelijk in het protocol vermeld - Wordt regelmatig in
vergaderingen het over beleid rondom seksualiteit sen seksueel misbruik besproken en geëvalueerd
13. De vermoedelijke pleger en het vermoedelijke slachtoffer worden uit elkaar gehaald, als zij binnen dezelfde instelling wonen - Om beïnvloeding over en weer te voorkomen - Om veiligheid voor beide cliënten te waarborgen - Om het vermoedelijke slachtoffer serieus te nemen - Om beide cliënten de juiste zorg en ondersteuning te kunnen bieden - Om rust op de groep te vergroten - De eindverantwoordelijke neemt contact op met collega
leidinggevende van andere locaties voor een (tijdelijke) overplaatsing op een andere groep
- De
eindverantwoordelijke legt duidelijk het waarom uit aan beide cliënten
- De
eindverantwoordelijke legt duidelijk het waarom uit aan ouders en belangrijke
personen - De
eindverantwoordelijke legt duidelijk het waarom uit aan de groepsgenoten 14. De in het protocol genoemde
verantwoordelijke
functionaris neemt contact op met de politie zodra er een aanwijzing voor het vermoeden van seksueel
- Om de verantwoordelijkheid te delen - Om eventuele beïnvloeding van de cliënt te voorkomen - In het protocol vastleggen dat onder de noemer van laagdrempelig en anoniem telefonisch overleg bij een
misbruik is - Om politie mee te laten bepalen of er meer informatie nodig is (bijvoorbeeld in de vorm van een
taxatiegesprek) om meer gewicht te kunnen geven aan het vermoeden van seksueel misbruik - Om het politieonderzoek/ traject sneller te kunnen opstarten en uitvoeren - Rekening houdend met geheugen- en communicatieproblem en van de persoon met een verstandelijke beperking
aanwijzing voor een vermoeden reeds contact gezocht wordt met de politie
15. Overweeg met de politie of er genoeg informatie is om een politieonderzoek te kunnen starten of dat er een
taxatiegesprek nodig is
- Omdat de politie beter kan aangeven of zij genoeg informatie hebben om een onderzoek te starten - Om onnodige verheldering en kans op beïnvloeding te voorkomen
- Bij een vermoeden belt de in het protocol genoemde
verantwoordelijke de contactpersoon van de (zeden) politie
16. Bij een heterdaad doet de in het protocol genoemde verantwoordelijke
functionaris, met instemming van de cliënt, meteen aangifte namens de instelling en de persoon met een
verstandelijke beperking. Een taxatiegesprek is dan niet nodig - Eventuele sporen blijven in stand - Verheldering is niet meer nodig. - Om beïnvloeding van de cliënt te voorkomen
- Teveel overleg zorgt voor vertraging - Cliënten kunnen om
allerlei redenen geen aangifte willen doen. Een ter zake
deskundige bespreekt met de cliënt de argumenten en probeert de cliënt te overreden om bij gerede vermoedens van misbruik - Degene die op de hoogte gesteld wordt van een vermoeden van seksueel misbruik meldt dit bij in het protocol genoemde verantwoordelijke functionaris - De in het protocol genoemde verantwoordelijke functionaris stelt alle sin het werk om toestemming te krijgen van het vermoedelijke slachtoffer om aangifte te kunnen doen bij politie - De in het protocol
medewerking te verlenen aan de aangifte bij de politie
genoemde
verantwoordelijke functionaris doet aangifte bij politie 17. Bij een vage onthulling
overlegt de in het protocol genoemde verantwoordelijke functionaris met de politie of verheldering door middel van een taxatiegesprek nodig is
- De politie weet of ze met de informatie die er is al een onderzoek kunnen starten. - Verantwoordelijkheid wordt gedeeld - Een (anoniem) telefonisch overleg kan de noodzakelijke helderheid in verband met een te nemen vervolgstap scheppen. - Wellicht moet er een
taxatiegesprek
gevoerd worden, door een hiervoor geschoolde orthopedagoog of psycholoog (geaccrediteerde opleiding) 18. Indien mogelijk wordt de
aangifte gedaan door een lijnfunctionaris van de instelling
- Om de cliënt in bescherming te nemen, er komt al zoveel op hem of haar af
- Om de cliënt maar één keer het verhaal te hoeven laten vertellen - Om de hulpverlener
een rol als getuige te kunnen laten behouden - De in het protocol genoemde verantwoordelijke functionaris doet aangifte bij politie
19. Er wordt altijd toestemming gevraagd aan de cliënt om aangifte te mogen doen bij de politie, behalve als er
juridische of
hulpverleningstechnische redenen zijn om dat niet te doen
- Het gaat over de cliënt, zij/hij moet hierbij zo veel als mogelijk en wenselijk is, bij betrokken worden
- Cliënt moet ook getuigen/ verhoort worden. Zonder toestemming kan dat niet
- Omdat een cliënt (psychisch/emotioneel ) niet klaar is voor een politietraject
- Betrokken hulpverleners
overleggen of en wie er met de cliënt over toestemming praat - Indien nodig en/of enigszins mogelijk wordt dit ook met de cliëntvertegenwoordig ers of ondersteuners besproken
(wilsbekwame cliënt moet hier in de regel zelfstandig
toestemming voor geven)
- Over complexe situaties wordt overleg gepleegd met
de politie en er wordt door de instelling eventueel een gezondheidsjurist geraadpleegd 20. Cliënten (en familie)
praktisch ondersteunen
- Omdat cliënten het vaak een spannende en enge periode vinden
- Om cliënt te steunen
- Hulpverlener gaat mee met de cliënt naar ieder bezoek aan de politie - Hulpverlener licht cliënt en familie in over de afspraak en wat er te wachten staat 21. Hulpverleners rapporteren over de gebeurtenis en gemoedstoestand van de cliënt - Zodat er voorkomen wordt dat er steeds dezelfde vragen aan de cliënt worden gesteld
- Zo worden alle begeleiders op de hoogte gesteld van het verloop van de zaak en van de stemming van de cliënt.
- Alle informatie is op deze manier
toegankelijk voor iedereen die dat aangaat.
- Voor goede
afstemming met de leidinggevende, de Raad van Bestuur en de Inspectie voor de Volksgezondheid - Op deze manier kan
cliënt beschermd worden tegen vragen van buitenaf
- Bij een vermoeden wordt dit
gerapporteerd in de dagrapportage van de cliënt.
- Daarna worden alle stappen, uitspraken en gedragingen van de cliënt beschreven in de rapportage van deze cliënt.
22. Ouders en andere direct betrokkenen worden door de eindverantwoordelijke persoonlijk geïnformeerd over de gebeurtenis.
- Om hen op de hoogte te stellen van de gebeurtenis van hun kind
- Om hen te betrekken
- Eindverantwoordelijk e neemt contact op met de ouders van de cliënt en maakt een afspraak om de gebeurtenis toe te lichten.
- Eindverantwoordelijk e geeft ouders de ruimte voor vragen
23. Cliënten en familie op de hoogte houden
- Zo weet de cliënt (en familie) wat hem staat te wachten
- Zo weet de cliënt (en familie) waarop hij/zij moet wachten
- Hulpverlener of eindverantwoordelijke brengt cliënt en familie van elke vooruitgang of stap op de hoogte
24. De hulpverlener geeft de politie de noodzakelijke informatie over hoe het best te communiceren met de cliënt die verhoord gaat worden
- Zodat politie zich goed kan voor bereiden op de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt
- Om een goed verhoor te kunnen doen passend bij de cliënt - Zodat de cliënt de
meeste kans heeft op een eerlijk traject - Zodat niet meer
informatie wordt verstrekt als nodig voor dit doel
- Hulpverleners dragen er zorg voor dat ze de informatie die
studioverhoorders nodig hebben, meteen in het door de studio gebruikte format verwerkt wordt (politie zorgt dat dit format bij instellingen in het bezit komt) - De hulpverlening
geeft de informatie die politie nodig heeft (format) en levert dit zo snel mogelijk aan - De hulpverlening kan
met behulp van het format heel gericht toestemming aan cliënten en wettelijk vertegenwoordigers vragen voor het delen van deze specifieke informatie
25. Als het politieonderzoek is gestart wacht de
hulpverlening met
(trauma)behandeling tot dat het onderzoek is afgerond of indien dit geen uitstel kan hebben, overlegt met de politie over wat wel gedaan kan worden
- Om beïnvloeding van het verhaal en cliënt te voorkomen
- Om de
waarheidsvinding te bevorderen
- Dat cliënt wordt niet met alle heftige dingen tegelijk geconfronteerd (stap voor stap)
- Hulpverlening die strikt noodzakelijk is kan ook gegeven worden
- Goede afspraken tussen hulpverlening en politie over het niet of mondjesmaat reeds opstarten van
hulpverlening voordat het verhoor beëindigd is
- Terugkoppeling van antwoord van de politie aan de directe hulpverleners
- Als de hulpverleners van mening zijn dat behandeling geen uitstel kan velen, overlegt men met de politie over hoe dit het best te doen
26. De raad van Bestuur ligt de IGZ in
- Het wettelijk verplicht IGZ op de hoogte te stellen
- IGZ is toezichthouder op de kwaliteit van de zorg
- Op het moment dat er iets naar buiten komt van zo’n gebeurtenis, moeten Raad van Bestuur vragen vanuit de media kunnen beantwoorden - Inspectie controleert
of de zorginstelling voldoende gedaan heeft om het incident te voorkomen en of de zorg daarna van goede kwaliteit was
- Inspectie toetst of de instelling een visie, beleid en protocollen heeft op gebied van seksualiteit
- De instelling moet kunnen uitleggen wat er waarom gedaan is - De instelling moet
evalueren en leren van de gebeurtenis
- Volgens bekende richtlijnen
Door politie te nemen stappen gericht op structurele samenwerking met de hulpverlening
Wat Waarom Hoe
1. Politie werkt aan landelijke bekendheid en
bereikbaarheid in
samenhang met het inrichten van een (centraal) meldpunt waar de hulpverlening direct advies kan ontvangen over hoe te handelen bij een vermoeden van seksueel misbruik van mensen met een verstandelijke beperking
- Iedere instelling weet dan hoe de politie bereikbaar is. - Iedere regio heeft
dezelfde werkwijze. - Dit schept voor
hulpverleningsinstelli ngen duidelijkheid en bevorderd de samenwerking tussen de instellingen - Politiefunctionarissen uit verschillende regio’s bespreken de noodzakelijke stappen bij vermoedens van seksueel misbruik van een persoon met verstandelijke beperking
- Ze maken afspraken die voor iedere regio geldt.
- Dit wordt regelmatig in samenspraak met
hulpverleners geëvalueerd 2. De bij een verhoor - Om zich goed voor te - Contactpersonen van politie
betrokken
politiefunctionarissen maken voor het verhoor, gebruik van de informatie verkregen van de
hulpverleners over hoe te communiceren met de cliënt
kunnen bereiden op de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt
- Om een goed verhoor te kunnen doen passend bij de cliënt - Zodat de cliënt de
meeste kans heeft op een eerlijk traject
en instelling maken hier afspraken met elkaar over en leggen dit vast.
- Politie zorgt dat
hulpverleners in het bezit komen van het door de studio gebruikte format bij het horen van mensen met een beperking.
- Contactpersoon van de instelling zorgt dat iedere hulpverlener weet welke informatie er gegeven mag worden bij een incident. - Contactpersoon van de
politie zorgt dat iedere