• No results found

Technologische ontwikkelingen

6 Externe of overige ontwikkelingen 1 Inleiding

6.2 Technologische ontwikkelingen

De RVZ zal in een aparte studie ingaan op de technologische innovatie in de zorgsector (zie Werkprogramma RVZ 2000). Hier wordt daarom volstaan met een kort overzicht van relevante technologische ontwikkelingen en de mogelijke gevolgen daarvan voor de zorg. Dit overzicht is ontleend aan een concept-achtergrondstudie van de RVZ.

Medisch technologische innovaties vinden plaats op het gebied van preventie, diagnostiek, therapie en fysieke hulpmiddelen. Zowel de wetenschap als de praktijk zijn voortdurende, interacterende bronnen voor technologische innovatie. Medische technologie is eigenlijk een

verzamelnaam voor een groot aantal verschillende technologieën: - biotechnologie; - nanotechnologie; - robotica; - cybermedicine; - telegeneeskunde; - virtuele geneeskunde; - diagnostica; - beeldvormende technieken; - het gebruik van sensoren; - onderzoek infectieziekten; - bevolkingsonderzoek; - reproductietechnologieën;

- ICSI (intracytoplasmatische sperma injectie); - cryopreservatie;

- vervangingsgeneeskunde; - xenotransplantatie; - gentherapie;

- humaan genoom.

Het voert te ver om hier alle technologieën te bespreken. We lichten er een aantal uit ter illustratie.

Nanothechnologie

Nanotechnologie is te beschouwen als moleculaire technologie. Moleculaire technologie heeft als doel moleculaire machines te vervaardigen, dat wil zeggen

werktuigen op moleculair niveau waarmee zekere handelingen verricht kunnen worden of waarmee een zekere functie uitgeoefend kan worden. In feite zijn levende cellen te beschouwen als nanomachines of moleculaire machines. Toepassingen van nanotechnologie in de geneeskunde worden ‘nanomedicine’ genoemd. Doelen van nanomedicine zullen naar verwachting zijn onder andere celreparatie of selectieve celvernietiging bij kanker of infectieziekten of ook bij atheromen. Celreparatie zal bijvoorbeeld kunnen

plaatsvinden in de vorm van de vorming van nieuw

spierweefsel bij een hartinfarct of nieuw hersenweefsel bij een herseninfarct.

Telegeneeskunde

Onder telegeneeskunde (telemedicine) wordt verstaan de levering van gezondheidszorg en de uitwisseling van zorggegevens over afstanden waarbij gebruik gemaakt wordt van IC-technologie. Telemedicine kan betrekking hebben op individuele patiënten en gaan om onder meer diagnose, behandeling, consultatie. Telegeneeskunde kan ook gebruikt worden voor onderwijsdoeleinden en voor intercollegiale toetsing.

In vergelijking met ‘cybermedicine’ heeft telegeneeskunde vaak een beperkt bereik: lokaal of regionaal. Waar het om patiëntengegevens gaat, is sprake van een één op één-relatie tussen patiënt – arts of arts – arts. Telegeneeskunde stelt hoge eisen aan de waarborging van privacy van gegevens en veiligheid en betrouwbaarheid van transmissie.

Een voorbeeld van telegeneeskunde is telediagnostiek, waarbij via online-verbindingen op afstand uiteenlopende diagnostische activiteiten kunnen worden verricht, c.q. beoordeeld. Een variant hierop vormt teleconsulting, waarbij aan de hand van online presentatie van diagnostische gegevens en beelden, op afstand een consulent kan worden

geraadpleegd. Verder kan genoemd worden telebehandeling, waarbij op afstand aanwijzingen kunnen worden gegeven voor een uit te voeren behandeling, bijvoorbeeld een chirurgische ingreep, of waarbij in de nabije toekomst de behandeling daadwerkelijk op afstand kan worden uitgevoerd, met gebruikmaking van robotapparatuur.

Telegeneeskunde kent reeds een aantal toepassingen, bijvoorbeeld bij teleconsultatie of bij het beoordelen van klinische patiëntengegevens op afstand. Telebehandeling is nog grotendeels experimenteel.

Beeldvormende technieken

De radiologie is in de laatste twintig jaar in een

stroomversnelling geraakt. Belangrijke oorzaak hiervan is de introductie van nieuwe technieken, zoals de doorsnede- technieken. De grootste verandering moet echter nog komen, namelijk de digitalisering van de röntgenafdeling en het ziekenhuis. De beeldinformatie zal in de toekomst nog uitsluitend digitaal verlopen. Dit heeft tot gevolg dat een efficiëntere behandeling mogelijk is, waarbij uitslagen van onderzoek sneller beschikbaar zijn en archivering van beeldmateriaal makkelijker zal zijn.

Sensoren

Onder ‘sensoren’ worden verstaan apparaten die fysische, chemische of biologische signalen waarnemen en deze kunnen meten en vastleggen. Sensoren worden in vele industrietakken gebruikt voor bijvoorbeeld de taken: meten, sorteren, ‘lezen’ en het aansturen van robots. In de

gezondheidszorg wordt de toepassing van sensoren

onderzocht voor onder meer de bewaking van concentraties stoffen in bloed, lichaamsweefsels of excrementen. Een voorbeeld vormt het onderzoek naar de toepassing van ‘in vivo-sensoren’ voor glucose bij patiënten met insuline- afhankelijke diabetes mellitus (type I) (. Verder zijn apparaten ontwikkeld voor geautomatiseerde bloedanalyse bij neonaten, voor het identificeren van bepaalde soorten bacteria in de omgevingslucht of in materialen en voor het ‘automatisch’ analyseren van excrementen van patiënten. Daarnaast zijn sensoren ontwikkeld voor het deels ‘vervangen’ van de netvliesfunctie van het oog of de gehoorfunctie van het oor. Op dit moment bevindt de ontwikkeling van biosensoren zich nog grotendeels in het experimentele stadium. Op termijn echter zouden de implicaties van deze technologie

aanzienlijk kunnen zijn. Bij opname in het ziekenhuis zouden patiënten sensoren geïmplanteerd kunnen krijgen, die tijdens het verblijf in het ziekenhuis alle gegevens opleveren die nu nog via het laboratorium beschikbaar komen (Wilson, 1999). Het gebruikmaken van biosensoren, zo nodig/mogelijk in combinatie met telemedicine, kan de plaats waar de zorg geleverd wordt, doen verschuiven van het ziekenhuis naar de thuissituatie of naar de polikliniek of een andere transmurale setting. De effecten van toepassing van biosensoren op de vorm en aard van de gezondheidszorg zouden naar verwachting in ongeveer 10 jaar tijd duidelijk zichtbaar kunnen zijn.

Vervangingsgeneeskunde

Vervangingsgeneeskunde is het kweken van menselijke weefsels, die kunnen worden ingezet bij ziekten en kwalen waarvoor tot nu toe voornamelijk niet-menselijk materiaal beschikbaar is of waarvoor een tekort aan donorweefsel bestaat. Vervangingsgeneeskunde is een technologiegebied waarin een aantal andere technologieën en disciplines samenkomen, waaronder biotechnologie, celbiologie, biomimetica, tissue engineering en materiaalkunde. In de toekomst zal het waarschijnlijk mogelijk zijn om in vitro, en wellicht zelfs in vivo, lichaamseigen weefsel te kweken, bijvoorbeeld huid, bot, of kraakbeen, dat vervolgens kan worden geïmplanteerd. Toepassing van deze technieken kan de kans op complicaties verkleinen, terwijl de uitgevoerde vervangingen ‘maatwerk’ zijn. Zo zouden in de toekomst relatief grote ingrepen als het vervangen van complete gewrichten door prothesen, bijvoorbeeld aan knie of heup, overbodig worden, doordat de slijtageproblemen verholpen kunnen worden met het implanteren van kleine stukjes eigen bot- en/of kraakbeenweefsel.

Gentherapie

Onder gentherapie wordt verstaan het voor medische doeleinden gericht aanbrengen van veranderingen in het genetische materiaal van mensen. Het aanbrengen van dergelijke veranderingen in kiembaancellen noemt men kiembaangentherapie (kiembaancellen zijn geslachtscellen en hun directe voorlopers in de geslachtsorganen). Wanneer het gaat om veranderingen in lichaamscellen, spreekt men van somatische gentherapie.

Gentherapie is de toepassing van de methode van

‘gentransfer’ met als doel ziekten bij de mens te genezen. Het gaat om het veranderen van het genetisch materiaal door nieuwe genen in te bouwen of bestaande genen uit te schakelen. Aanvankelijk was de ontwikkeling van gentherapie gericht op zogenoemde monogenetische erfelijke ziekten (ziekten die het gevolg zijn van een afwijking op één gen), zoals cystische fibrose, ziekte van Huntington, of hemofilie. Inmiddels is het toepassingsgebied verbreed tot onder meer het herkennen van cellen ten behoeve van diagnostiek en onderzoek, het veranderen van genetisch materiaal bij tumorcellen of genetische modificatie van cellen voor de preventie van ziekten.

Er zijn twee mogelijke uitvoeringsmodaliteiten voor gentherapie: in vivo gentherapie, waarbij de gemodificeerde genen direct in lichaamscellen worden in gebracht en ex vivo gentherapie, waarbij lichaamscellen in het laboratorium genetisch worden gemodificeerd en daarna gereïmplanteerd. De overdracht van het genetisch materiaal in lichaamscellen geschiedt in veel gevallen door middel van een vector. Meestal worden hiervoor virussen gebruikt vanwege hun afhankelijkheid van reproductie in de gastheercel. Door het genetisch materiaal van het virus te wijzigen en er het

genetisch materiaal aan toe te voegen dat men wil overdragen, kan het virus dienen als vector. Andere gebruikte vectoren zijn liposomen (vetbolletjes) en eiwitten. Het genetisch materiaal kan ook zonder vector geïnjecteerd worden in cellen, vooral in spier en leverweefsel.

De genetische veranderingen in somatische cellen (somatische gentherapie) zijn niet op het nageslacht overdraagbaar. Dit geldt wel voor de kiembaangentherapie. Gevolgen

Veel van deze technologieën bevinden zich nog in een experimenteel ontwikkelingsstadium. Verwacht mag worden dat de verdere ontwikkeling en implementatie van deze technologieën van grote invloed zal zijn op de vraag naar en het aanbod van medisch-specialistische zorg. Daarnaast zijn gevolgen te verwachten op terreinen als opleidingen (nieuwe vaardigheden) en beroepsuitoefening (nieuwe beroepen). Een aanzienlijk aantal technologieën zal waarschijnlijk leiden tot een toename van de vraag naar zorg. Dit is deels een

gevolg van het beschikbaar komen van nieuwe diagnostische en therapeutische mogelijkheden, deels hangt het samen met een betere toegankelijkheid van bestaande onderzoeks- en behandelmethoden. De toenemende vraag zal leiden tot een groter gebruik van voorzieningen, zowel intramuraal als transmuraal en in de thuissituatie.

Het zal mogelijk worden om patiënten op afstand te behandelen, patiënten eerder uit het ziekenhuis te ontslaan, patiënten beter thuis te behandelen en diagnostiek en interventie in een meer vroegtijdig stadium toe te passen. Technologie die vroeger alleen in het ziekenhuis beschikbaar was, is in de toekomst leverbaar in de vorm van zelfstandige faciliteiten (bijv. cardiogrammen; echografieën). Patiënten die vroeger in het ziekenhuis behandeld werden, kunnen nu onder andere door betere medicijnen buiten het ziekenhuis behandeld worden.

Het gebruik van ICT kan resulteren in een verbetering van communicatiemogelijkheden, betere ondersteuning van het medisch handelen en het verbeteren van de continuïteit van zorg.