• No results found

Hoofdstuk 4: Beeldvorming over Surinaamse soldaten

4.3 Surinaamse vrijwilligers

De Surinaamse vrijwilligers blikken op een heel andere manier terug op hun tijd in Korea. Uit de afgenomen interviews van het Veteraneninstituut blijkt dat alle veteranen de oorlog in Korea als een verschrikkelijk tijd ervoeren, en dat de oorlog daar totaal anders was dan die in Indonesië waar sommigen ook hadden gevochten. Voor sommige Surinamers was de Korea-oorlog een bevestiging dat zij werden gewaardeerd voor wat zij deden; was het oorlof waarin Amerikaanse vrienden werden gemaakt, en was het een oorlog waarin werd samengewerkt met Nederlanders, Surinamers en Koreanen.147 Maar niet overal ervoeren zij die waardering. Volgens veteraan Ivan Dompig maakten Nederlanders minder onderscheid tussen zwart en blank dan de Amerikanen. Dit bleek volgens hem uit het feit dat de Amerikanen een aparte divisie hadden die alleen bestond uit donkere soldaten. Dit is opmerkelijk in het licht van het besluit van Truman op 28 juli 1948 om de segregatie in het

Amerikaanse leger te beëindigen.148 Veteraan André Neiden herinnerde zich dat hij regelmatig werd beschoten, maar dat hij nooit wist of dat gebeurde door de Chinezen of de eigen VN troepen waarin soldaten dienden die niet bepaald hielden van zwarte collega’s.149

Bij terugkomst in Nederland bleek dat de veteranen van het NDVN niet de erkenning kregen die ze hadden verwacht, ook al prees de koningin de Korea veteranen. Vele Surinaamse veteranen hadden het gevoel dat ze aan hun lot werden overgelaten.150 Voordat zij naar Korea gingen waren er duidelijke afspraken gemaakt dachten zij. Bij terugkomst bleek het allemaal veel ingewikkelder dan zij hadden voorzien. In Nederland zat men ook niet te wachten op deze Surinaamse veteranen. Ze hadden namens

146

Zie Hoofdstuk 3, bijlage 3 en bijlage 5. 147 Rijssen, Teken en zie de wereld, 86.

148 Interview van het Veteranen Instituut met Ivan Dompig op 06-07-2011 citaat tussen 0.30 en 0.40 minuten en 3e interview met de Ivan Dompig op 27-07-201, citaat tussen 1:20-1:30 minuten.

149

Interview van het Veteranen Instituut met André Neiden op 28-01-2011 citaat tussen 1:90 en 2:00 minuten. 150 Rijssen, Teken en zie de wereld, 118.

48

Nederland gevochten en dat hadden ze over het algemeen goed gedaan, maar over betalingsregelingen moesten ze niet zeuren omdat ze kregen wat hen was beloofd, zo vond men. Dit laatste blijkt uit een brief van het hoofd afdeling Algemene Secretarie en Archief bij het Ministerie voor Uniezaken en Overzeese Rijksdelen. In zijn advies aan de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Sociale zaken en Volksgezondheid over de geclaimde Korea-toelage, gaf hij aan dat de Surinaamse veteranen wilden profiteren van de getroffen maatregelen voor de Korea veteranen, zoals wederopname van

gedemobiliseerde militairen in het arbeidsproces. Volgens hem ging dat voor de Surinaamse militairen niet op omdat was gebleken dat in het algemeen de Surinaamse veteranen “niet beschikten over de eigenschappen welke voor studie of scholing vereist zijn.” Tevens was hij van mening dat het ook niet aannemelijk te vinden “(…) dat de beschreven armoede (in Suriname) zou zijn terug te voeren op de vele jaren geleden beëindigde militaire dienst.” Als zij aanspraak wilden maken op financiële regelingen dan was dat een zaak voor de Surinaamse regering.151

4.4 Conclusie

Als we de beeldvorming over de Surinaamse inzet en over Surinaamse soldaten tijdens de Korea- oorlog beschouwen, dan blijkt die een sterke overeenkomst te hebben met de beeldvorming over Surinaamse soldaten en hun inzet tijdens de strijd in Nederlands-Indië. In de politieke en militaire beeldvorming overheerste de twijfel over de geschiktheid, betrouwbaarheid en loyaliteit, van Surinaamse soldaten. In de Nederlandse pers werd de NDVN gezien als een chaotisch

vreemdelingenlegioen, waarbij met vreemdelingen Surinamers en Aziaten werd bedoeld. Impliciet was de, racistische, boodschap dat je met zo’n legioen vol met vreemdelingen, onmogelijk goed zou kunnen opereren en presteren. In de Surinaamse pers werd de Korea-oorlog beschreven als een oorlog waarin Suriname en Surinamers slachtoffer waren, en waar je dus onmogelijk trots op kon zijn. Tezamen waren de beelden over de Korea-oorlog, de NDVN en met name de rol van Surinaamse soldaten in die oorlog en in de NDVN niet positief. Dit was niet iets om trots op te zijn, en om trots te her- en gedenken als een historische mijlpaal. Eerder was het iets om snel te vergeten, hetgeen dan ook snel bleek te gebeuren.

49

Conclusie:

Tijdens de bezetting van Nederland en Nederlands-Indië vormden de Antillen en Suriname de enige vrije gebiedsdelen van het Koninkrijk der Nederlanden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in deze gebieden pogingen werden ondernomen om een expeditionaire troepenmacht op te bouwen die zowel in Europa als in Azië kon worden ingezet. Die expeditionaire legermacht werd uiteindelijk niet gerealiseerd, maar wel zouden Surinaamse en Antilliaanse vrijwilligers deelnemen aan de strijd voor de bevrijding van Nederland, Nederlands-Indië en Korea.

Suriname beschikte niet over een leger dat ingezet kon worden. Dat was nooit nodig geacht omdat er niet gestreden hoefde te worden tegen de inheemse bevolking, hetgeen in Nederlands-Indië wel het geval was. De relatieve rust in Suriname gaf dus geen aanleiding tot het vormen van een georganiseerd leger. Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en de bezetting van Nederland werd dit wel nodig geacht. Omdat het animo in Suriname niet hoog was, werd de dienstplicht ingesteld waardoor een relatief goed georganiseerd leger ontstond. De vrijwilligers die zich voor de strijd in Nederlands-Indië meldden waren voor het merendeel dienstplichtigen.

De uitzending van Surinaamse vrijwilligers had niet alleen een militaire functie maar met name een symbolische: samenhorigheid in het Koninkrijk der Nederlanden. Samen met Nederlandse en Nederlands-Indische soldaten assisteerden Surinaamse soldaten de geallieerde troepen in de strijd tegen de Japanners. Verzwakt door de Tweede Wereldoorlog kon Nederland weinig anders doen dan op beperkte schaal deelnemen om haar aanwezigheid en verantwoordelijkheid te laten zien. Na de oorlog moest Nederland immers haar gezag weer laten gelden in Nederlands-Indië. De functie van de Nederlandse troepen in Nederlands-Indië was die van ‘symbolic forces’, zij stonden voor de

aanwezigheid en de betrokkenheid van koloniaal bestuurder Nederland.

De strijd in Nederlands-Indië voldeed niet aan de verwachtingen van de Surinaamse

vrijwilligers. Hoewel ze actief deelnamen aan de bevrijding van Balikpapan en Tarakan, kregen ze bij aankomst in Java niet de dankbaarheid die ze hadden verwacht. Bovendien werden ze, tegen hun zin, na de onafhankelijkheidsverklaring van Indonesië ingezet om de Indonesische nationalisten te bestrijden. Politiek gezien had dit een grote impact op het nationale en etnische bewustzijn van de Surinaamse vrijwilligers. Ze voelden zich speelbal in hun plichtsbesef als militair in Nederlandse dienst en in hun sympathieën voor mede rijksgenoten in Indonesië. Het resultaat was dat zij niet meer werden vertrouwd door de Nederlandse legerleiding en teruggestuurd werden naar Suriname.

Met het uitbreken van de Korea-oorlog gaven Surinaamse veteranen aan dat zij wederom vrijwillig wilden deelnemen aan de strijd in Korea. De Nederlandse regering overwoog echter eerst of dit wel nodig was; als de nagestreefde hoeveelheid militairen kon worden geworven in Nederland waren de Surinaamse soldaten niet nodig. Misschien hielden de Nederlandse militairen en politici daarbij in hun

50

achterhoofd rekening met de problemen met Surinaamse militairen in Nederlands-Indië. Omdat het derde aanvullingsdetachement niet voldoende Nederlandse soldaten bevatte, werd een beroep gedaan op Surinaamse soldaten als ‘aanvulling’. Om voorgaande betalingsproblemen te voorkomen zorgden de Surinaamse soldaten ervoor dat er vooraf duidelijke afspraken werden gemaakt met de Nederlandse regering, niet wetende dat tijdens de oorlog de voorwaarden zouden worden aangepast.

Tijdens de eerste uitzending sneuvelden er twee Surinamers. Hierdoor ontstonden kritische geluiden in de Surinaamse pers die zich uitspraken tegen het verder inzetten van Surinamers in Korea. Deze kritische geluiden werkten niet in het voordeel van de Surinaamse soldaten. De militaire leiding ging de inzet en betrouwbaarheid van Surinaamse soldaten betwijfelen. Reeds bij de tweede mogelijke uitzending werd een adviesrapport geschreven om niet meer Surinamers uit te zenden. Uiteindelijk volgden nog vele aanvullende detachementen naar Korea.

De redenen waarom de Surinamers vrijwillig uitgezonden wilden worden naar Nederlands-Indië en Korea had een aantal redenen. De diensten overzee werden gezien als een goede bron van inkomsten, met een vaste betrekking in het Surinaamse leger of bij de Surinaamse politie in het verschiet. Ook meldden zich een aantal vrijwilligers aan om een bijdrage te leveren aan de bevrijding van

Nederlands-Indië en Korea, omdat ze het avontuur zochten of omdat ze wilden vechten voor vrijheid en vrede. Die bijdrage hebben zij zeker geleverd, maar de beoogde waardering en beloning bleef uit.

De etnische samenstelling van de troepenmachten die naar Nederlands-Indië en Korea gingen speelde in Suriname geen enkele rol: elke man telde. Symbolisch gezien was het echter zeer belangrijk. Militair historicus Schaafsma benadrukt bijvoorbeeld samenwerking en het schouder aan schouder vechten tegen de oprukkende vijand die het Koninkrijk en de wereldvrede bedreigde. Surinaamse vrijwilligers belandden ongevraagd en onvoorzien in een complexe situatie waarin zij op verschillende manieren werden aangesproken op hun huidskleur, hun nationaliteit, hun religie en hun loyaliteit. De soldaten ervoeren dat soms aan den lijve in Panama, in Australië, in Nederlands-Indië, in Nederland en in Korea. Ze werden aangesproken als Surinamers, landskinderen, kleurlingen, negers, Javanen, Hindoestanen, rijksgenoten en ‘collega-inlanders’. Soms werden ze heel erg op hun etnische achtergrond aangesproken en soms totaal niet. Voor de Surinaamse soldaten was dat verwarrend, irritant en vervreemdend. Hun worsteling daarmee werd vervolgens gedefinieerd als “onbetrouwbaar”, “emotioneel” en “ondisciplinair”.

Vanuit militair perspectief werd er met een dubbel gevoel naar de Surinaamse soldaten gekeken. In de militaire rapportages werd meerdere malen bericht over de gevoeligheid van Surinamers voor

(vermeende) discriminatie door blanken. Dat Surinamers werden geconfronteerd met discriminatie blijkt uit de gebruikte bronnen, met name de interviews en de krantenartikelen. Een voorbeeld zijn de verschillende betalingsregelingen voor Nederlanders, Indonesiërs en Surinamers. Uit de militaire

51

verslagen komt de Surinaamse vrijwilliger niet naar voren als de ideale soldaat. Wat hierbij opvalt is dat deze verslagen zijn gebaseerd op een ‘koloniale blik’ waarin maar weinig nodig was om

stereotypen en vooroordelen te bevestigen dat Surinaamse soldaten onbetrouwbaar waren. Later werd dit beeld afgezwakt en bleken de Surinamers meteen net zulke goede soldaten te zijn als de

Nederlanders. Maar dat zorgde er niet meteen voor dat ze ook een gelijkwaardige behandeling kregen.

Politiek gezien heeft de Nederlandse regering zich weinig solidair opgesteld tegenover de Surinaamse vrijwilligers. De moeizame besluitvorming over de wijziging van de grondwet waardoor Surinaamse soldaten uitgezonden konden worden; de onduidelijkheid over de missies in Nederlands-Indië en Korea; de inkomstenkwestie; de opvang in Nederland (na de Korea-oorlog beter dan na de oorlog in Indonesië); het ontslag uit militaire dienst en de opvang in Suriname; en het uitblijven van financiële tegoeden en salarissen na de oorlogen, getuigen hiervan. Hoewel Nederland toen kampte met

financiële en economische problemen is dit geen rechtvaardiging voor het gevoerde ‘beleid’. Door het protest van de Surinaamse vrijwilligers tegen de korting op hun loon in Nederlands-Indië stelden zij zich impliciet teweer tegen de bestaande koloniale verhoudingen die werden gekenmerkt door de ongelijk behandeling tussen Nederlanders en inlanders. Door deze protesten kregen Surinaamse militairen het stempel van probleemgroep. Ook na de oorlog in Korea deed zich dit betalingsprobleem voor. Uit de behandeling van Surinaamse militairen na terugkomst uit zowel Indonesië als Korea leek Nederland het signaal af te geven dat zij een probleem en een probleemgroep hadden die ze liever kwijt dan rijk waren.

In de Nederlandse en Surinaamse pers ontstond een negatief beeld over de NDVN en de Surinaamse militairen. De Nederlandse pers benadrukte het ‘vreemdelingenlegioen-karakter’ van de NDVN, waarmee met name de etnische samenstelling werd bedoeld. De impliciete boodschap was dat je met zo’n legioen vol Surinaamse, Indische en Aziatische vreemdelingen, onmogelijk goed zou kunnen opereren en presteren. In de Surinaamse pers werd de Korea-oorlog beschreven als een oorlog waarin Suriname en Surinamers slachtoffer waren, en waar je dus onmogelijk trots op kon zijn.

Zowel de Nederlandse als de Surinaamse pers droeg bij aan de negatieve beeldvorming over Surinaamse soldaten . Zowel vanuit Nederlands als Surinaams perspectief was de inzet van

Surinaamse soldaten niet iets om trots op te zijn, en om trots te her- en gedenken als een historische mijlpaal. Eerder was het iets om snel te vergeten. De Surinaamse militairen dachten daar geheel anders over. Zwaar teleurgesteld in met name Nederland zochten zij naar erkenning van hun inzet en offers. Deze strijd om erkenning zou jaren duren.

52

Erkenning.

De gebeurtenissen in de West tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn vanuit een Nederlands perspectief ‘kleine verhalen’, waaraan nauwelijks aandacht wordt besteed. Hierdoor is de 4 mei-herdenking grotendeels een ‘witte’ aangelegenheid waar niet alle betrokkenen en offers worden belicht die hebben bijgedragen aan de overwinning van de geallieerden.152 Dit geldt niet alleen voor de Tweede

Wereldoorlog maar ook voor de Korea-oorlog. Veel mensen weten niet dat Surinaamse soldaten een rol hebben gespeeld, noch welke rol.

Voor de Surinaamse veteranen ging en gaat het om officiële en maatschappelijke erkenning. Ze voelen zich een vergeten groep, zowel in Suriname als in Nederland. Verschillende Surinaamse organisaties en veteranen streven al jarenlang naar deze erkenning. Zo werd in de Curaçaose krant

Amigoe di Curacao, op 15 augustus 1974 een artikel geplaatst waarin werd gesproken over de

ondankbaarheid van Nederland.153 Niet alleen in Suriname maar ook in Nederland is de stichting Recreatie voor Oorlogsveteranen van Suriname, ROS, actief. In 1985 organiseerde zij een protestmars, waarin een Nederlands vlag met een gat werd meegevoerd. Dit gat symboliseerde de inzet van

Surinamers tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ook symboliseerde het de leegte die de veteranen ervoeren omdat ze niet werden uitgenodigd voor het bijwonen van de jaarlijkse dodenherdenking op de Dam. In Engeland werden de voormalige kolonies altijd uitgenodigd bij officiële herdenkingen, en het stak de Surinamers enorm dat dit in Nederland niet gebeurde. Tegenwoordig is dat wel het geval, hoewel de rol van Surinaamse soldaten dan niet wordt genoemd.

De Federatie van Oud-strijders en Ex-militairen heeft jarenlang gestreefd naar materiële

genoegdoening. In 1997, meer dan vijftig jaar na de Tweede Wereldoorlog, brachten zij een bezoek aan Nederland, waar werd besloten dat er een veteranenuitkering voor Surinaamse militairen zou worden verstrekt. In juli 2003 werd aan 580 Surinaamse veteranen een uitkering verstrekt. Tevens konden de veteranen in aanmerking komen voor een medaille en een oorlogsveteranenpas, die alleen geldig was in Nederland. 154

Ondanks dit succes ging de strijd om maatschappelijke erkenning door. In artikelen in het Parool van 2004 en Trouw van 2005 pleitten verschillende Surinaamse belangenorganisaties voor eerherstel van de Surinaamse veteranen. Zo mogen de Surinaamse veteranen zich in Nederland geen oorlogsveteraan noemen omdat ze vaak de Surinaamse nationaliteit hebben en dus geen Nederlandse veteranen zijn. De Koreaanse regering pakte het anders aan. Zij dankte de veteranen door ze terug te laten komen naar Korea in 1981 en in 2010.155 Volgens veteraan Van Gom was dit voor de Surinaamse veteranen een duidelijk signaal dat ze wel door Korea worden erkend, maar niet door Nederland. Voor datzelfde Nederland zijn hij en zijn collega’s naar Korea gegaan, maar als hij nu op familiebezoek in Nederland

152 Oord, Allochtonen van nu en de oorlog van toen, 95. 153 Amigoe di curacao, 15 aug 1974

154

Oord, Allochtonen van nu en de oorlog van toen, 98.

155 Interview van het Veteranen Instituut met Wilfred van Gom op 27-01-2011 citaat tussen 1:20 en 1:30 minuten.

53

gaat, moet hij een visum of een verblijfsvergunning aanvragen. Dat steekt omdat hij langer Nederlands staatsburger is geweest dan Surinaams staatsburger.156

Door de tentoonstellingen over de Tweede Wereldoorlog in de West georganiseerd door het NIOD en het verzetsmuseum in 2004, werd het verhaal van de Surinaamse veteranen langzaam meer bekend, maar nog steeds weten veel Nederlanders niet welke rol Surinaamse soldaten hebben gespeeld tijdens de Tweede Wereldoorlog en de Korea-oorlog. Omdat het toen ging om een kleine contigent soldaten, werden ze vaak aangeduid als ‘symbolic forces’. Dit neemt niet weg dat de offers die zij brachten voor Nederland, een land dat zij vaak helemaal niet kenden, een bijzondere en moedige bijdrage was die maatschappelijke erkenning in Nederland verdient.

156 Interview van het Veteranen Instituut met Wilfred van Gom op 27-01-2011 citaat tussen 1:40 en 1:50 minuten.

54