• No results found

Suggesties met betrekking tot praktische opzet deradicaliseringsprogramma’s

Suggestie: Aanpakken van zowel affectieve, normatieve als continuerende factoren. De meeste bestaande

deradicaliseringsprogramma’s voor islamitisch radicalen richten zich op de ideologie (normatieve factoren) en op de praktische leefomstandigheden (continuerende factoren). Dit is aan te vullen met de ervaring die verschillende landen hebben opgedaan met extreemrechtse deradicaliseringsprogramma’s, die naast de continuerende factoren ook gericht zijn op het doorbreken van de sociale netwerken (de affectieve betrokkenheid). Wel moet de aanpak gebaseerd zijn op maatwerk, waarbij kennis over het individu en algemene expertise zorgvuldig worden gecombineerd.

Suggestie: Aanpak baseren op vrijwilligheid en passieve en actieve werving combineren. Programma’s die

zijn gebaseerd op vrijwilligheid zijn het meest effectief, maar uiteraard is het jammer dat hiermee geen radicalen bereikt kunnen worden die hiervoor niet open staan. Daarnaast lijkt een combinatie van passieve en actieve werking het meest effectief. Een passieve werving zal alleen mensen aantrekken die graag de radicale groep willen verlaten omdat ze aan lopen tegen nadelen van lidmaatschap. Een actieve werving daarentegen zal mogelijk ook mensen beïnvloeden die niet direct vanuit zichzelf de intentie hadden de groep te verlaten.

Suggestie: Zorgen voor samenwerking tussen verschillende instanties. Dit is cruciaal voor het slagen

Appendix: Uitgebreide samenvatting

Op dit moment staan islamitische vormen van radicalisme sterk in de aandacht. Hoewel het niet mogelijk is om op dit moment stellige uitspraken te doen over de aantallen toetreders en uittreders in de islamitische radicale beweging in Nederland, ziet het ernaar uit dat deze vorm van radicalisme voorlopig nog niet aan kracht heeft ingeboet. De vraag welke factoren en processen een rol spelen bij deradicalisering, is dan ook actueel en relevant. Wat maakt bijvoorbeeld dat (islamitische) radicale bewegingen afbrokkelen? Hoe komt het dat een gewelddadige koers op een gegeven moment afgezworen wordt? Waarom zeggen sommige personen hun radicale groep vaarwel? Deze studie probeert een antwoord op deze vragen te geven.

Deradicalisering is het omgekeerde van radicalisering: het is het proces van minder radicaal worden. Dit ‘minder radicaal worden’ gaat zowel om gedrag als om opvattingen. Wat betreft het gedrag gaat het in de eerste plaats om het staken van gewelddadige acties. Wat betreft de opvattingen gaat het erom dat het vertrouwen in het systeem toeneemt, dat men (weer) onderdeel wil uitmaken van de maatschappij en dat niet-democratische

middelen worden afgekeurd. Dat wil niet zeggen dat men geen politieke veranderingen meer voor ogen heeft, maar het doel is niet langer een ondermijning van het democratische systeem. En de middelen die men wil inzetten passen binnen de democratische rechtsorde.

Islamitisch radicalisme is een vrij recent verschijnsel, waarbij nog geen sprake is van teruggang. Om iets te kunnen zeggen over mogelijke deradicalisering in de toekomst en over hoe dit proces van deradicalisering desgewenst te ondersteunen zou zijn, moeten we kijken naar andere gevallen van deradicalisering. Naast de casus van islamitisch radicalisme kijken we naar de ontwikkelingen van drie historische casussen in Nederland, aangevuld met een vergelijking tussen religieuze en niet-religieuze vormen van radicalisme. We analyseren:

- de radicale Molukkers in de jaren ’70, - de kraakbeweging in de jaren ’80,

- de extreemrechtse Centrumstroming in de jaren ’80-’90,

- het specifieke karakter van religieuze radicale bewegingen ten opzichte van niet- religieuze radicale bewegingen.

Op basis van een vergelijking met de drie historische casussen en van de

vergelijking tussen religieuze en niet-religieuze vormen van radicalisme, doen we uitspraken over deradicalisering in het algemeen en schetsen we verwachtingen ten aanzien van mogelijke deradicalisering van het islamitisch radicalisme in Nederland.

We onderscheiden twee niveaus waarop deradicalisering plaats kan vinden: het collectieve en het individuele niveau. Het collectieve niveau is het niveau van de radicale beweging. Het individuele niveau is het niveau van het radicale individu. Deradicalisering op collectief niveau houdt in dat een radicale beweging ophoudt te bestaan. Dit kan op verschillende manieren gebeuren: een beweging valt uit elkaar, bloedt dood, wordt door overheidsingrijpen opgerold, gaat op in een niet-radicale beweging, of vormt zichzelf om tot niet-radicale beweging. In al deze gevallen spreken we van teruggang van de radicale beweging.

Deradicalisering op individueel niveau kan verschillende vormen aannemen. Ten eerste kunnen we van deradicalisering spreken wanneer iemand zijn of haar gewelddadige activiteiten staakt. Maar niet alle radicalen zijn gewelddadig. Als indicatie voor radicalisme

nemen we daarom ook lidmaatschap van een radicale beweging. Hoewel lidmaatschap van een radicale beweging niet hoeft te betekenen dat iemand alle overtuigingen van die groep deelt en deelneemt aan alle activiteiten, achten we de kans wel groot dat iemand die lid is van een beweging (een deel van) de belangrijkste overtuigingen onderschrijft. Ook nemen we aan dat lidmaatschap van een beweging de kans vergroot dat iemand ook daadwerkelijk meedoet met (een deel van) de belangrijkste activiteiten. In het verlengde hiervan

beschouwen we uittreding uit een radicale beweging ook als een vorm van deradicalisering.

Het rapport bestaat uit twee delen. De hoofdstukken 2 tot en met 5 behandelen het collectieve niveau. De hoofdstukken 6 en 7 het individuele niveau. In hoofdstuk 8 worden verschillende bestaande deradicaliseringsprogramma’s in verschillende landen besproken. In hoofdstuk 9 doen we enkele beleidsmatige suggesties om deradicaliseringsprocessen op collectief en individueel niveau te bevorderen. Ook schetsen we een aantal dilemma’s die hierbij komen kijken. We zullen per hoofdstuk de belangrijkste bevindingen samenvatten.