• No results found

7. Deradicalisering van individuen Nederlandse casussen

7.3 Facto en gerelateerd aan praktische leefomstand gheden r

Dat praktische persoonlijke leefomstandigheden (continuerende factoren) een motief vormen voor uittreding en voor het terugschroeven van activisme, zien bij alle vier de casussen.

Praktische leefomstandigheden bij respondenten uit Molukse hoek

Een van de Molukse respondenten zette alle radicale activiteiten stop toen hij tijdens zijn studententijd trouwde en een dochter kreeg waarvoor hij verantwoordelijkheid voelde. Ook benadrukt hij hoe belangrijk de maatschappelijke mogelijkheden en kansen voor hem daarbij zijn geweest.

Respondent 4: ‘Maar bij mij was het maatschappelijk perspectief wel belangrijk. Ik werd in deze samenleving ook gezien als een succesvolle Molukker. (…) Het gaat erom dat je de kansen benut. Dus ook in je persoonlijke ontwikkeling moet je weer kansen hebben. En ook geluk hebben, zoals zo’n baan (…).’

Dat het activistische leven erg intensief was en niet oneindig lang op te brengen was, blijkt uit het volgende citaat van een andere respondent:

Respondent 2: ‘Toen ik begon had ik een ontzettend grote drive. Je levert alles in, je hebt geen privé- leven. En zelfs in mijn werk kwam het terug. Ik deed thuisbezoeken bij Molukkers, en daar speelden dezelfde thema’s een rol. [Waarom ben je gestopt?] Ik deed in die tijd niets anders. Je stopte er zó veel

in! ’s Nachts discussieerden we, en in de weekenden gingen we vergaderen. En ik werkte dus ook. (…) En misschien waren we ook wel politiek moe. We waren moe om verder aan de RMS te doen.’

Ook de tijd vormt een factor op zich. Een van de respondenten heeft jaren kunnen nadenken terwijl hij in de gevangenis zat, en een ander geeft aan in de loop van de tijd ouder en wijzer te zijn geworden.

Praktische leefomstandigheden bij respondenten uit linkse hoek

Een aantal van de linkse respondenten noemt motieven waaruit blijkt dat ze afstand namen van het activistische leven omdat ze hun eigen leven weer op wilden pakken. Ze waren het intensieve leven zat. Ze wilden geld verdienen en aan een carrière beginnen, al dan niet omdat ze verantwoordelijk waren voor een kind.

Respondent 9: ‘Op een gegeven moment had ik genoeg van het gemeengoed. Ik wilde verder. Ik wilde een huis om in te wonen. Ik had genoeg ingeleverd. In ’81 was het grootstedelijke voorbij. Ik had zoveel ingeleverd. Ik wilde ook wel weer eens een vriendje. (…) En toen kwam ik dus [in een ander huis, red.]. Dat was een omkeer… Je hebt geen leven. Je idealen zijn ver weg. Dan ga je nadenken. Ik wilde mijn eigen geld gaan verdienen.’

Respondent 8: ‘Het werd anders toen mijn dochter naar (…) school ging (…) Toen werd het anders. Ik heb zelfs een tijdje een echte baan gehad. Toen kwam ik er ook achter dat dat niets voor mij is! Dat was om de financiën op orde te krijgen.’

Bij een ander werd zijn leven geleidelijk in beslag genomen door andere interesses. ‘Er gingen langzaamaan andere dingen prevaleren.’ Hij zocht intellectuele uitdaging en ging zich meer en meer verdiepen in zijn studie. Weer een ander zag dat de kraakbeweging hem geen mogelijkheden meer bood om zijn leven nuttig in te vullen en effect te hebben.

Respondent 7: ‘Mijn beslissing voor een carrière werd ook ingegeven doordat ik naar anderen keek. Hoe richten zij, oud-krakers, hun leven in? Wat bereiken zij? De meesten bleven echt marginaal. Ik wilde zélf impact hebben. Ik wou me blijven inzetten voor de rechtsstaat, voor eerlijkheid en openheid. Het was een rationele keuze. Ik wilde geen geweld, maar wilde wel effectief zijn. Dit wilde ik bereiken, invloed hebben. (…) Tja, en als je dan die mensen zag, die waren maar gewoon een beetje aan het aanklooien, aan het fröbelen met hun uitkering. Niet echt inspirerend.’

Praktische leefomstandigheden bij respondenten uit rechtse hoek

Ook bij de voormalig extreemrechtse respondenten komen factoren terug die te maken hebben met de wens om een rustig leven te gaan leiden. Uit het beeld dat zij schetsen van het leven ten tijde van hun extreemrechtse activiteiten komt naar voren dat extreemrechtse betrokkenheid grote consequenties heeft. Het leven wordt je haast onmogelijk gemaakt door de buitensluiting en stigmatiserende mechanismen door de rest van de samenleving. Bij de respondenten was sprake van vandalisme, bedreigingen en dreiging van ontslag. Ook speelden veroordelingen een rol en lopende rechtszaken. Dit alles gold zelfs voor diegenen

die actief waren in een democratische politieke partij. Deels namen (en nemen) ze dit voor lief en accepteren de situatie.

Respondent 12: ‘Toen stond er weer een enorme groep van die gasten voor mijn deur en was alles onder gekladderd. Hadden ze mijn naam en adres op de straat gekalkt. Het gaf een hoop spanning, het waren altijd de bekende hanenkammen, links-activisten. (…) Ons soort clubs worden kort gehouden en gestigmatiseerd. Het was wel erg jammer, ik werd ook buitengesloten bij de

raadscommissies. (…) Je krijgt ook bonje met iedereen, met familie, met vrienden. Je wordt kapot gemaakt. Ik ben ook mijn huis uitgezet. (…) [U zei dat u ruzie had met uw familie. Hoe is dat nu?] Als de hetze zo lang duurt (twintig jaar) dan denk je op een gegeven moment: verrek maar! Ik kom bij bijna niemand meer over de vloer.’

Respondent 13: ‘Ik had thuis weinig last van antifascistische acties (…). Maar dan stonden ze voor de school [waar ik werkte, red.], bijvoorbeeld op open dagen, soms met borden; je ziet ook dat in die tijd het leerlingenaantal wel terugloopt. (…) Er zijn een aantal leraren flink tegen me, maar dat laat me helemaal koud. Tja, dat is mijn natuur. Het klinkt misschien hard, maar die leraren doen me helemaal niks. Maar ik was ook nooit geïsoleerd, zat nooit alleen. Want er waren ook rechtse leraren.’

Maar toch vormen deze factoren voor sommigen ook een duidelijke reden om te stoppen met extreemrechtse activiteiten.

Respondent 13: ‘Op school was de zaak ook helemaal uit de hand gelopen. Vaak werden de muren besmeurd. Ik hoorde van andere leraren “Ze willen jou eruit werken”. Ik wist dat ik nergens anders aan de bak kon komen. Het interesseerde me geen zak hoe mensen me noemden. Maar het was de combinatie: de partij is kapot (met al die ruzies, we kwamen in de media, we verloren in de peilingen) en de school zei: je moet kiezen. Ik mocht van hen wel gewoon lid blijven maar moest al mijn functies neerleggen, anders werd ik binnen een week ontslagen. (…) Het was die combinatie. “Als ik zo doorga, word ik nog ontslagen ook.” Ik (…) hield van mijn vak en van het leraarschap. En ik wilde niet buiten mijn schuld een social outcast worden. (…) Toen ik ben gestopt, heb ik wel in mijn bed liggen huilen. Dat was voor het eerst sinds mijn prille jeugd. (…) Ik heb jarenlang rechtszaken gehad. (…) Dat speelde ook wel mee. Ik heb zo'n enorme hekel aan rechtzaken. Ik had ook zoiets van: “Waarom sta ik hier?” Als ik was veroordeeld, was ik ontslagen. En dat bleef al die jaren maar boven me hangen.’

Respondent 14: ‘Ik ben ontslagen toen mijn werkgever lucht kreeg van mijn extreemrechtse activiteiten. Dat was via internet. Alles is via internet nog zo lang te zien, zelfs foto’s. Dat is jammer. Ik heb veel moeite moeten doen om alles van internet af te krijgen.’

En de jongen uit het gepubliceerde interview werd de herhaaldelijke bezoeken van de politie op een gegeven moment zat.

Uit gepubliceerd interview: ‘Ten eerste bracht het enkel ellende; politie kwam steeds aan de deur om dagvaardingen te brengen, ik werd veroordeeld en het ging thuis niet meer zo lekker allemaal. (…) Toen de politie steeds vaker aan de deur kwam, bijna wekelijks, begon het haar [zijn moeder, red.] te vervelen.’

Ook de ex-hooligan noemt overwegend praktische redenen voor zijn keuze om uit de scene te stappen. Die hangen vooral samen met zijn steeds verdergaande drugsgebruik.

Respondent 15: ‘Ik werd opgepakt toen mijn vriendin zeven maanden zwanger was. We werden van ons bed gelicht en ons hele huis werd overhoop gehaald. (…) En daarbij de drugs; ik gebruikte cocaïne en ging steeds gekker doen. Door het hooliganisme kwam ik in het criminele circuit terecht. Op een gegeven moment gaat de spiraal niet meer omhoog maar omlaag. En mijn dochter en mijn familie… Ik moest me steeds bewijzen, bewijzen, bewijzen. En daarvoor had ik steeds meer drugs nodig. Ja, want als ik nuchter was, werd ik onzeker. En ik verloor de relatie met mijn dochter, ging mijn handen laten wapperen naar mijn vriendin thuis, en met mijn werk ging het mis. Er is geen school en geen werk. Dan zie je geen positieve dingen meer. Op een gegeven moment dacht ik “het kan zo niet langer”.’

Praktische leefomstandigheden bij respondenten uit islamitische hoek

Bij de moslims die we gesproken hebben komt hier en daar ook het thema van de praktische leefomstandigheden naar voren. Verantwoordelijkheden ten aanzien van een echtgenote en het krijgen van een kind vormen redenen om te deradicaliseren of om niet verder te radicaliseren. Ook zien we dat de wens om iets van je leven te maken een rol speelt. Het vormt een motief voor deradicalisering en ook voor niet het verder

radicaliseren. In een geval raakte de respondent geïnspireerd door het voorbeeld van anderen.

Respondent 17: ‘Maar ik kwam toen ook in contact met andere jongens. Zij waren ook actief met de religie bezig, maar ze waren ook hoogopgeleid. Ik keek tegen hen op; zat ik daar met mijn

onafgemaakte mavo. Ik hielp wel eens ouderen en andere mensen, en toen zeiden ze: “Hé, ga daar iets mee doen!”.’

Respondent 16: ‘Ik dacht: “Fuck the world, ik ga daarheen! Ik ga meestrijden!” Maar ik zou het niet hebben gedaan hoor, daarvoor houd ik teveel van het leven. En mijn omgeving reageerde daarop ook heel nuchter. Mijn moeder zei: “Ga jij maar eerst lekker een diploma halen”.’

Een van de experts bevestigt dat stigmatisering een reden kan vormen voor

deradicalisering, doordat mensen die radicaliseren en zich aansluiten bij een radicaal groepje door de buitenwereld een negatief stempel opgedrukt krijgen ‘…en dat valt niet mee’. Tenslotte beschrijft een respondent dat op het moment dat hij ging werken veel veranderde.

Respondent 20: ‘Je gaat werken en dan gaan er heel andere werelden voor je open. Je leeft in een andere realiteit. Ik was nog wel hyperreligieus, maar niet meer zo bezig met grote verhalen. Je verlegt je aandacht – je wilt gewoon je brood gaan verdienen. Het gaat om tijd en kennis.’

7.3.a Conclusies t.a.v. factoren gerelateerd aan praktische leefomstandigheden

Deze beschrijving van factoren die zijn gerelateerd aan de praktische aspecten van iemands leven en die samenhangen met een afname van continuerende betrokkenheid, is

samengevat in de onderstaande tabel.

Tabel 7.3: Rol van praktische leefomstandigheden bij verschillende soorten uittreders

Uittreders Afname

continuerende betrokkenheid

Beschrijving

Moluks ++ Praktische omstandigheden spelen bij de Molukkers een niet onbelangrijke rol. Een aantal respondenten geeft aan dat zij een rustiger leven wilden gaan leiden, de verantwoordelijkheid voor een kind kregen, in de loop van de tijd ouder en wijzer werden.

Links ++ Praktische omstandigheden spelen een belangrijke bijrol bij de uittreding van de krakers. Drie respondenten geven aan dat zij op een gegeven moment genoeg hadden van het leven binnen de beweging, en de behoefte hadden om een eigen leven op te bouwen. De andere drie respondenten trokken zich ook op een gegeven moment terug of zochten een baan, maar zij beschrijven deze persoonlijke ontwikkeling meer als een gevolg van het uiteenvallen van de beweging: ‘de beweging was op’.

Rechts +++ Praktische omstandigheden spelen een belangrijke rol bij uittreding van extreemrechtse activisten. Deze hebben bij alle respondenten te maken met de stigmatisering van de buitenwereld en de radicale antifascistische acties. Islamitisch ++ Praktische omstandigheden spelen ook een rol bij de islamitische activisten.

Verantwoordelijkheden voor vrouw en kind spelen een rol bij deradicalisering, evenals de wens om iets van het leven te maken. Ook het deelnemen aan het arbeidsproces kan bijdragen aan deradicalisering.

Een belangrijke overeenkomst tussen bijna alle individuen uit de verschillende bewegingen is dat praktische leefomstandigheden op een bepaald moment een reden gaan vormen voor deradicalisering. Er zijn twee varianten:

- Een ‘positieve’ variant: personen groeien uit de beweging en willen verder met hun leven. Ze worden moe van het activistische leven, krijgen of willen

verantwoordelijkheid voor een gezin, of willen een carrière opbouwen. Dit speelt een rol bij links, bij de Molukkers en bij de islamitische activisten.

- Een ‘negatieve’ variant: personen willen hun toekomst niet (verder) vergooien. Door hun radicalisme worden zij gestigmatiseerd waardoor hun sociale leven wordt afgebroken en hun carrièrekansen worden geminimaliseerd. Dit speelt vooral een rol bij extreemrechts.

Alhoewel voor bijna alle respondenten praktische leefomstandigheden een factor vormden bij uittreding, speelt dit het duidelijkst bij respondenten uit rechtse hoek. Dit komt doordat deze respondenten met de negatieve variant van doen hebben: sterke stigmatisering en buitensluiting. De negatieve variant weegt zo zwaar dat die als een op zichzelf staande factor kan worden gezien die direct bijdraagt aan het uittredingsproces. De positieve variant is daarentegen vaak wel belangrijk, maar speelt toch vooral een bijrol.

7.4 Drempels

Eerder beschreven we dat radicale bewegingen niet alleen proberen aan de behoeftes van hun leden te voldoen, maar dat zij ook drempels opwerpen om uittreding van leden tegen te gaan. Deze drempels kunnen drie vormen aannemen: normatieve drempels, affectieve drempels en continuerende drempels.

Drempels bij respondenten uit Molukse hoek

De manier waarop het merendeel van de Molukkers tegen de RMS aankeek, en de mate waarin de RMS vervlochten was met de Molukse identiteit vormde een drempel tegen deradicalisering. Hoewel geen van de respondenten noemt dat ze zich hierdoor hebben laten weerhouden, laat het beeld dat zij schetsen zien dat een verlegging van de doelen geen gemakkelijk traject was. Blijkbaar weerhield dit anderen er wel van om af te zien van de strijd voor de RMS.

Respondent 2: ‘Kijk, iedereen was het erover eens dat het geweld niet de weg was. Vooral toen op die school. Ja… dit is glad ijs… Je keurt het af, maar je staat erachter.’

Respondent 4: ‘Andere mensen konden zich minder goed uiten. Ik heb van sommige mensen in die tijd wel gehoord dat ze blij waren dat ik het zo zei. Doordat ik dat durfde te zeggen kregen anderen ook wat ruimte.’

Diegenen die afzagen van de strijd voor de RMS of deze afkeurden, werden gezien als verraders. Dit was een pijnlijke situatie in de hechte gemeenschap. Bovendien ging dit vaak gepaard met onderling geweld. Voor de respondenten was dit een moeilijke periode, die veelal gepaard ging met eigen ambivalenties.

Respondent 3: ‘Ik heb ook bedreigingen gekregen trouwens. Mijn huis is in ’78 helemaal overhoop geschoten.’

Respondent 4: ‘En toen vonden mensen ‘[Hij, red.] is een verrader’, en dat was niet helemaal een onterechte beleving. (…) En vroeger leidde dat tot bedreigingen. In de jaren ’70 werden er brandjes gesticht en sneuvelden onze ruiten. Je had ook een ambivalente houding: je was opgevoed dat je geen goede Molukker was als je niet voor de RMS was. En dat voelde je ook, van binnen.’ Respondent 5: ‘Hoewel we toen bijna als tegenstanders waren. We werden gezien als verraders van de RMS, en we zijn zelfs beschoten! Het is dat ik nog leef.’

De Molukse respondenten ervoeren dus zowel affectieve drempels (het besef de eigen gemeenschap te verraden) als continuerende drempels (fysieke bedreigingen).

Drempels bij respondenten uit linkse hoek

De oud-krakers geven in tegenstelling tot de Molukkers allemaal aan dat ze geen druk voelden vanuit de beweging om bij de beweging te blijven. Ze voelden geen expliciete sociale druk die een drempel voor uittreding vormde.

Respondent 7: ‘Ja, mijn uittreding werd wel geaccepteerd. Die vrijheid was er. Ik werd ook wel gewaardeerd. En vanaf het begin heb ik ook wel contact gehouden met de buitenwereld, ik schreef, had contact met andere schrijvers en politici.’

Respondent 9: ‘[Wat was de reactie?] Ik was een van de velen. Het was niets. Ik vond het genoeg. Het eruit gaan kwam voor veel mensen tegelijkertijd.’

Dat de uittreding uit de beweging bemoeilijkt werd doordat mensen buiten de beweging weinig contacten en activiteiten hadden, komt bij een enkeling naar voren. Maar vooral wordt het tegenovergestelde benadrukt, dat uittreding vergemakkelijkt werd door de contacten en activiteiten die men had buiten de beweging.

Respondent 7: ‘Een van de dingen die mij hebben geholpen verantwoordelijkheid te nemen, is dat Nederland daar ruimte voor laat. Ik heb ervoor gekozen de marges te nemen. Dat voelt goed. Een goede keuze.’

Respondent 8: ‘De mensen uit de linkse hoek, die hadden ook veel contact met het normale leven. Mensen zaten nog in een zangkoor, bij een voetbalvereniging. We hadden ook in de gewone wereld veel contacten. (…) Ik heb het eigenlijk nog steeds wel eens, het gevoel van: ik ben een verklede kraker. Ik kan best een mevrouw zijn, hoor. Maar het is wel een deel van mijn identiteit. Ik ken ook heel veel mensen die hun achtergrond in die bewegingen hebben omgezet in banen – in

ontwikkelingssamenwerking of internationale diplomatie, of onderzoeker op universiteiten, in de journalistiek of in de muziekkant…’

Respondent 11: ‘Er was een gevoel van perspectiefloosheid in de strijd. Er was geen groei meer. En dat in combinatie met een samenleving die heel open staat om mensen te accepteren. Een open staande maatschappij is héél cruciaal. Wat als de deuren dicht zijn – dan heb je niets anders. Nu kan je terug, je kan nog kansen krijgen. Bij ons was het zo: je deed andere kleren aan en je kon weer meedoen. Bij de Marokkanen is het wel heel anders…’

De krakers ervoeren dus geen affectieve en continuerende drempels. Wel proeven we bij de oud-actievoerders dat het afstand nemen van het kraakleven gepaard ging met teleurstelling en weemoed, en we hebben het idee dat met name hun eigen liefde voor het kraakleven (het uitleven van hun gemeenschappelijke ideaal) bij sommigen de uittreding moeilijk maakte en de belangrijkste drempel vormde. Dit is vooral een normatieve drempel: het koste moeite toe te geven dat het ideaal niet goed uitgeleefd kon worden.

Respondent 9: ‘Mijn uittreding kwam dus na die sombere winter. Ik had de hele winter nagedacht over: wat moet ik nou? Dat had iedereen trouwens. (…) [Hoe vond je het om eruit te gaan?] Ik vond het heel naar. Heel moeilijk. Er was een ontzettend diep gat. Ideologisch, maar ook over de verdere invulling van mijn leven.’

Drempels bij respondenten uit rechtse hoek

We krijgen niet de indruk dat er dusdanige druk vanuit de rechtse organisaties uitgeoefend werd dat continuerende factoren een grote drempel vormden bij het uittreden.

Respondent 14: ‘Het ging best gemakkelijk. Als ze weten dat je eruit gaat omdat je bepaalde ideeën hebt, dan laten ze je wel gaan. En een aantal jongeren met wie ik omging zijn er dus ook uit gegaan.’