• No results found

7. Deradicalisering van individuen Nederlandse casussen

7.6 Niet verder radicaliseren

Een belangrijke vraag naast de vraag waarom personen deradicaliseren, is de vraag waarom mensen in radicale bewegingen niet verder radicaliseren. Deze vraag is vooral van belang bij personen die al een aantal stappen in het radicaliseringsproces hebben gezet, geweld in

principe goedkeuren, maar niet de finale stap zetten om zelf geweld te gaan gebruiken. Wat weerhoudt deze mensen om nog verder te gaan in dit proces?

Niet verder radicaliseren bij respondenten uit Molukse hoek

Bij de Molukse respondenten is het niet altijd even duidelijk waarom de een wel voor gewelddadige actie koos en de ander niet. De een noemt het ‘gezond verstand’, maar het lijkt soms ook puur met bepaalde toevallige omstandigheden te maken te hebben.

Respondent 2: ‘Dat is zó vernederend! Ik had zó verder kunnen radicaliseren en de wapens op kunnen pakken. [Waarom deed je dat niet?] Ja, mijn gezond verstand.’

Respondent 4: ‘Als ik in Assen was blijven wonen, en niet gestudeerd had, dan had ik misschien wel in de trein gezeten. Alle Molukkers waren rijp voor terroristische acties! Wij wilden toen Van Agt gijzelen. Toen studeerde ik al! En we hadden plannen gemaakt, maar toen mocht ik niet meedoen, omdat ik studeerde. Ze zeiden: misschien hebben we jou nog nodig…’

Een respondent geeft aan dat zijn moeder – hoewel ook betrokken bij de Molukse zaak – een rol speelde bij het feit dat hij niet verder radicaliseerde.

Respondent 5: ‘[En je ouders?] Zij waren er ook wel bij betrokken. Ze zagen veel voorbij komen, met name mijn moeder. (…) Het is leuk, want ondanks dat ze niet alles volledig begreep, heeft ze er toch een rol in gehad dat wij aan deze kant van de aarde zijn – dus dat we niet dood zijn, niet verder gegaan zijn. [Hoe dan?] Mijn moeder was echt een bindende factor. Het komt door haar dat we niet harder zijn geworden dan we waren. [Hoe werkte dat dan? Wat deed ze dan?] Mijn moeder had altijd een spirituele invloed. Als ze bijvoorbeeld had gedroomd over ons, en ze vertelde iedereen dat, dan ging ik altijd wel extra daarover nadenken.’

Niet verder radicaliseren bij respondenten uit linkse hoek

Een afwijzing van geweld speelde bij de linkse respondenten een kleine rol bij

deradicalisering, maar speelde daarentegen een grote rol bij het niet verder radicaliseren. Geweld tegen mensen werd door velen expliciet afgewezen omdat het op zichzelf slecht was. Daarbij kwam nog dat het gebruik van vuurwapens niet paste bij de subcultuur van de kraakbeweging omdat ze geassocieerd werden met politiek-rechts en met criminelen. Ook geeft een enkeling toe geweld niet per se af te keuren, maar er zelf gewoon niets mee te hebben.

Respondent 10: ‘[Heb je overwogen om verder te radicaliseren?] Dat betekent geweld, en wapens zag ik als conservatief. Dat gaat dan richting die burgeroorlog. Dan kan je niet meer jezelf zijn. Kan je je niet ontwikkelen. Dat is niet creatief.’

Respondent 11: ‘Er was iets met geweld. Cultureel voelde ik mij er niet helemaal thuis. Zo’n koelkast op het dak. Dat hoefde van mij niet… Ik vond het een beetje te heftig. Ja, ik was erbij. Ik was ook in de organisatie betrokken geweest. Maar met geweld – dat bén ik niet. Ja, ik vind het gewoon eng. Ik ben fysiek ook niet zo sterk.’

De kraakbeweging kon lange tijd rekenen op brede solidariteit vanuit de samenleving, maar na gewelddadige acties, zoals de rellen tijdens de kroning van Beatrix, nam de goodwill snel af. Een aantal respondenten gaf aan dat zij niet de laatste stappen naar geweld wilden zetten, omdat zij zich daarmee echt buiten de samenleving zouden plaatsen. Dat ging hen te ver: ze voelden zich, ondanks hun radicaliteit, toch nog ergens onderdeel van de Nederlandse maatschappij. Voor een van die respondenten vormden zijn ouders ook een belangrijk referentiekader van wat wel en wat niet toegestaan was.

Respondent 11: ‘Ik heb wel wat radicale dingen gedaan, maar een paar finale stappen heb ik niet gezet. [Wat was de reden daarvan?] Het zat in mezelf. Ik heb me namelijk altijd deel gevoeld van de Nederlandse samenleving. In het ‘wij-zij’ moet het ‘wij’ niet te klein worden. Niet iedereen moet je vijand zijn.’

Respondent 9: ‘Ja, maar met geweld plaats je jezelf buiten de samenleving. Dat wilde ik niet. Ik had geen zin om altijd bang te moeten zijn opgepakt te worden. En misschien de kans lopen dat ik mijn familie niet meer kan zien.’

Respondent 11: ‘Dat scheelt: mijn ouders zijn altijd een referentie geweest. Zij vonden al die dingen die ik deed, al die acties, prima. Ik dacht dan ook wel: wat zouden zíj ervan vinden. Zij hebben me mijn normen en waarden bijbracht. Ik vroeg me wel eens af: Kan ik dat aan hen uitleggen? Ik denk dat ze radicalere acties, zoals geweld tegen personen niet goed gevonden zouden hebben.’

Uit de verhalen van sommige krakers komt ook naar voren hoe de alledaagse praktijk een rol speelde bij het niet verder radicaliseren. De woonomgeving speelde bijvoorbeeld een rol, of de verantwoordelijkheden die iemand had.

Respondent 9: ‘[Waarom ben je niet vérder geradicaliseerd, zoals anderen, richting de RARA?] De woongroep viel uit elkaar. We hadden elkaar volledig uitgewoond. Het is een keerpunt wanneer je weer voor elkaar gaat kiezen. Dan had je samen kunnen kiezen om ondergronds te gaan. Zo is de RARA ook gevormd, uit een groot pand.’

Respondent 8: ‘[Als je in een andere situatie gezeten had en geen kind gehad had, was dat dan anders geweest?] O, dat denk ik wel. Dan had ik me er vast dieper ingestort.’

Niet verder radicaliseren bij respondenten uit rechtse hoek

Uit de interviews met de respondenten uit de extreemrechtse hoek wordt niet duidelijk waarom ze nooit verder geradicaliseerd zijn. Wel geven de voormalig politici een duidelijke reden waarom ze niet weer politiek actief worden: de stigmatisering en uitsluiting.

Respondent 12: ‘Ik ben er fysiek niet meer toe in staat om de kar te trekken. Je krijgt ook bonje met iedereen, met familie, met vrienden. Je wordt kapot gemaakt. (…) Ik actief worden? Ja, ik zou het wel willen. Maar de overlast die je dan hebt… en mijn klanten… (…) Ze [bepaalde extreemrechtse groepen, red.] zouden mij dolgraag willen hebben, want dat legitimeert de boel. Maar in plaats van

dat ik ze dan uit de modder trek, trekken ze mij de modder in. Dan krijg ik een tsunami van hetze. Ik (…) denk beter na over de risico’s dan toen ik twintig en dertig was.’

Respondent 13: ‘Fortuyn kon het redden, omdat hij alleen was. Hij had geen partner, geen kinderen. Toen is hij doodgeschoten. Kapotgeschoten! [respondent krijgt tranen in zijn ogen, red.] Ik word er nog emotioneel van. Want dat herken ik: dan sta je alleen, met al die losers die je moet trekken. Ik zag allerlei parallellen met ons vroeger. Dat had mij ook kunnen overkomen. (…) Maar ik heb kinderen. Als je alleen bent maakt het niet uit, maar met een vrouw en kinderen… Dan ben je heel kwetsbaar. Dus voor mij geen openbare rol meer.’

Niet verder radicaliseren bij respondenten uit islamitische hoek

De islamitische respondenten noemen verschillende redenen waarom zij niet verder zijn geradicaliseerd. Een van de respondenten noemt zijn verantwoordelijkheden voor zijn gezin als belangrijke reden. Daarnaast geeft hij aan dat hij altijd een zoekende houding heeft aangenomen en daardoor niet zo snel te overtuigen was om zelf een gewelddadige weg te kiezen.

Respondent 17: ‘Ik was getrouwd, had een kind. En ik ben niet makkelijk te overtuigen. En ik vond wel dat het moest gebeuren, maar ik was daar niet toe in staat. Ik had maatschappelijke

verplichtingen, ik was verantwoordelijk voor mijn gezin. Mijn vrouw was ook moslim, maar ze was niet zo extreem, zij was het ook niet altijd met mij eens. Ze was niet zo bezig met mijn gedachten, ze had andere gedachten. [Zij stimuleerde je dus niet in je radicale opvattingen?] Nee, ze stimuleerde me niet. (…) [Maar misschien als je avontuurlijker was geweest?] Ja…of niet getrouwd. Als ik niet was getrouwd en er was een aanval op Afghanistan of Irak geweest en ik was wanhopig geweest… misschien was ik dan gegaan.’

En evenals bij de respondenten uit linkse hoek noemt een respondent dat het hebben van maatschappelijke kansen bij haar een rol speelde. Dit weerhield haar ervan verder te radicaliseren.

Respondent 16: ‘En ik had kansen om me te ontplooien. De toekomst was niet somber, dus ik had de religie niet nodig tegen somberheid. Maar ik had een bepaalde wereldvisie; het ging om

eerlijkheid.’

Al reflecterend beschrijft ze ook dat de ruimte en het begrip voor haar eigen

ontdekkingstocht en puberale protesthouding maakte dat ze niet verder radicaliseerde. Ze denkt dat een sfeer met veel onbegrip en negatieve aandacht in de hand werkt dat jongeren zich nog verder af gaan zetten.

Respondent 16: ‘Maar toen schrokken ze ook niet van mijn hoofddoek op school, ze dachten: laat haar maar haar identiteit ontdekken. Nu zou dat niet kunnen. In deze tijd zou ik echt zijn

geradicaliseerd. Het debat wordt heel anders gevoerd. Veel indringender. (…) We kregen de ruimte, en daardoor bleven we betrokken. We vroegen bijvoorbeeld toen of we op vrijdag het laatste uur naar de moskee mochten als we dat op dinsdag inhaalden, en dat mocht. Dat was heel goed, daardoor bleven we betrokken bij de school. (…) We waren heel vroom, maar zijn nooit echt heel radicaal geweest. In deze tijd zou ik wel zijn geradicaliseerd; het is vaak anti-gedrag. Ik ben niet

geradicaliseerd, want er was de ruimte en begrip om die evolutie door te maken. Nu is die ruimte er niet; al dat gezeik over die hoofddoeken. Veel meisjes gaan nu een hoofddoek dragen om zich af te zetten. Dat zou ik ook hebben gedaan.’

Zoals bij de Molukkers werd genoemd dat toevallige omstandigheden lijken te bepalen waarom iemand wel of niet verder radicaliseerde, zo zien we dat ook bij een islamitische respondent het feit dat hij niet de juiste contacten had, een rol speelde bij zijn niet verder radicaliseren.

Respondent 18: ‘Ik had toen zelf wel wat willen doen, maar ik had geen netwerk. Geen contacten. Ik zat in [plaatsnaam, red.] en had geen geld om ergens anders naartoe te gaan. Ja, zonder twijfel was het anders gelopen als ik in Amsterdam of Eindhoven had gezeten.’

7.6.a Conclusies t.a.v. niet verder radicaliseren

De redenen die worden genoemd waarom mensen niet verder zijn geradicaliseerd, zijn divers. Veel Molukse respondenten weten niet goed te benoemen waarom ze uiteindelijk zelf niet bij een radicale actie betrokken waren; ze noemen het ‘gezond verstand’ of ‘toeval’. De respondenten uit rechtse hoek noemen in het geheel geen redenen hiervoor. De

respondenten uit linkse hoek zijn wel redelijk eensgezind hierin: zij noemen de afkeer van vergaand geweld en de binding met de samenleving. Met name deze laatste factor is een interessante: het geeft aan dat voor veel mensen het radicaliseringsproces een proces van losmaken van de samenleving is. Veel mensen twijfelen bij het zetten van de laatste stappen; dat betekent namelijk een ondergronds leven dat is losgezongen van oude sociale banden en kaders. Voor de islamitische respondenten gelden verschillende redenen waarom zij niet verder zijn geradicaliseerd. Deze zijn samen te vatten als:

verantwoordelijkheden voor gezin, ruimte en kansen, en gebrek aan contacten. Twee respondenten vertelden dat zij de ruimte hadden om hun identiteit te ontwikkelen en hun eigen weg te zoeken. Zij gaven aan dat zij vast verder zouden zijn geradicaliseerd wanneer zij in de huidige tijd waren opgegroeid, omdat er nu veel teveel angst en wantrouwen is om rustig uit te kunnen zoeken wie je bent, en te kunnen experimenteren met verschillende interpretaties van het geloof.

i