• No results found

THEMATISCH-TYPOLOGISCH KADER

2.1. HET VERHAAL VAN DE SOCIALE WONINGBOUW IN 14 THEMA’S

2.2.2. Stijlen en stromingen

2.2.2. Stijlen en stromingen

art deco In de art deco wordt geometrie tot ornament gemaakt. Aanvankelijk worden

neoclassicistische gevels onder Weense en Franse invloed voorzien van geometrisch gestileerde ornamenten (proto-art deco). Onder invloed van de Nederlandse architectuur wordt een spel met baksteenverbanden en baksteenkleuren ingevoerd. Het gehele gevelschema wordt geometrisch, door geknikte gevelvormen, en vensters en deuren met afgeschuinde bovenhoeken of in ruit- en trapeziumvorm. De geometrische ornamentiek wordt aangevuld met smeedwerk en glas-in-lood. De driehoek is een populair element. In de jaren 1930 worden elementen uit het modernisme en vooral uit de scheepsarchitectuur op zeer decoratieve wijze in gevels geïntegreerd: vlaggenmasten,

patrijspoortvensters, gestroomlijnde vormen. Vanaf het einde van de jaren dertig is er ook een invloed van het monumentaal classicisme (eerste helft 20ste eeuw).Deze geometrische decoratieve vormgeving is terug te vinden bij de stedelijke appartementsgebouwen uit het interbellum, en in meer verdunde vorm bij enkele arbeidersrijwoningen en late tuinwijken uit diezelfde periode. brutalisme Het brutalisme gaat terug op de late werken van Le Corbusier, met zijn expressieve, ruw afgewerkte vormen. Typisch is het toepassen van zichtbaar metselwerk en ruw, onversierd beton (zogenaamd zichtbeton of béton brut), waarbij de textuur van het bekistingshout wordt gebruikt om het materiaal te vormen (jaren 1950 - 1970). Het brutalisme is terug te vinden bij verschillende sociale woningbouwprojecten, gaande van het gebruik van ruwe beton in navolging van Le Corbusier in de jaren vijftig, tot de combinatie van beton en baksteen in de jaren zeventig. Reyner Banham bedacht de term softened brutalism (week brutalisme) voor de architectuur van o.a. het Barbican complex in Londen (1956-1976) waarbij de zichtbare betonnen elementen gehamerd zijn zodat de sporen van productie niet langer zichtbaar zijn.25 bij sommige gebouwen wordt dan weer een houtstructuur aangebracht op betonnen elementen omwille van puur decoratieve-formalistisch-esthetisch redenen. Dit is ook te zien bij een aantal sociale woningbouwprojecten uit de periode 1975-1984 (zoals de Mimosawijk in Oostende en de wijk Houtem in Vilvoorde).

cottagestijl (eclecticisme met pittoresk karakter26, chaletstijl) De cottagestijl inspireert zich op de Engelse landelijke cottages. Het pittoreske effect van het exterieur werd onder meer bereikt door het gebruik van traditionele materialen zoals hout, baksteen of natuursteen, traditionele

bouwtechnieken zoals vakwerkbouw en een asymmetrische opbouw. Een onregelmatig grondplan in L-vorm of met veel erkers en insprongen, vensters van diverse grootte en een levendig spel van daken en schouwen zorgden voor een gevarieerd exterieur van de woningen in cottagestijl. (laatste kwart 19de en eerste helft 20ste eeuw). Elementen van deze cottagestijl werden gehanteerd voor sociale woningen, met name in de tuinwijken uit de jaren twintig en de mijncités.

integratiearchitectuur (invularchitectuur) Integratiearchitectuur omvat een veelal kleinschalige nieuwbouw of verbouwing die zich qua volumes, structuur (en vaak ook qua materiaal) inschrijft in

25 Fernades 2013.

26www.irismonument.be

de omgeving, maar die eigentijds is van vormgeving (circa 1975-1990) (bron: L. CONSTANDT, Stenen

herleven. 111 jaar kunstige herstellingen in Brugge, Brugge, Uitgever Van de Wiele, 1988, p. 94).

modernisme Modernisme wordt gehanteerd voor alle architectuur die getuigt van een streven naar vernieuwing door een versobering van de vormentaal. Daarnaast is het een stijlterm die gebruikt wordt voor een bepaalde vormgeving uit het interbellum en de naoorlogse periode. De meest pure vorm van modernisme, vaak benoemd als de Internationale Stijl of functionalisme, wordt

gekenmerkt door een rationeel grondplan, eenvoudige geometrische vormen, dragende

(beton)skeletten met platte daken, lichte scheidingswanden en het gebruik van moderne materialen. De meeste gebouwen bereiken niet het pure van de Internationale Stijl, maar getuigen niettemin van een streven naar verzakelijking (Nieuwe Zakelijkheid). Zij zijn doorgaans uitgewerkt met egale

bakstenen parementen, met een bescheiden volumewerking en een sterk gereduceerde decoratie. (tweede kwart 20ste eeuw). Andere stromingen uit het interbellum in Vlaanderen die tot het modernisme worden gerekend zijn de Amsterdamse School, een van oorsprong Nederlandse expressionistische architectuurrichting met specifieke volumewerking en decoratief

baksteenmetselwerk (belvédère-baksteen) als haar voornaamste kenmerken en het (romantisch) kubisme, een decoratief baksteenmodernisme dat vooral geassocieerd wordt met de Nederlandse architect Dudok. (ca. 1913-1930). In het te onderzoeken corpus blijft het pure, vooroorlogse

modernisme beperkt tot de wijk Klein-Rusland te Zelzate, die kan gerekend worden tot het kubisme. Voor het overige zijn bepaalde kenmerken van de Amsterdamse School, het expressionisme,

romantisch kubisme en verzakelijking terug te vinden bij een aantal meergezinswoningen en rijhuizen uit het interbellum, voornamelijk wat betreft het decoratief gebruik van metselwerk. Bij het naoorlogse modernisme onderscheidt men eerst en vooral de expo-stijl (atomiumstijl, Stijl 58, Robbedoesstijl, ludiek, traditioneel of decoratief modernisme) De expo-stijl ontleent zijn naam aan de Wereldtentoonstelling in Brussel van 1958 en straalt het optimisme en geloof in de toekomst uit dat zo kenmerkend was voor die Expo. Dankzij het gebruik van de hyperbolische paraboloïde, de betonnen schaaldakconstructie, een voorkeur voor zwevende, hangende en lichte constructies en contrasten in kleur- en materiaalkeuze, zette men zich af tegen de architectuurtraditie. Er werd resoluut gebruik gemaakt van moderne materialen, zoals beton, metaal en grote glasvlakken, waarbij de dragende structuur werd benadrukt. De typische decoraties, zoals diagonalen, boemerang, V-vorm, spits toelopende vormen, enz. werden gebruikt in zowel het architecturale ontwerp als bij de uitwerking van de decoratieve details. Elementen van de expo-stijl worden gehanteerd bij een aantal sociale woningbouwprojecten uit de periode 1955-1965, zowel hoogbouw als eengezinswoningen en bungalows.

Net zoals de expo-stijl, is het regionale modernisme een poging uit de jaren vijftig om te breken met het onmenselijk geachte, strikte functionalisme. Beïnvloed door Scandinavische architecten als Arne Jacobsen en Jorn Utzon tracht men het modernisme te verzoenen met het regionale. Kenmerkend is de integratie van het gebouw in het landschap, grote glaspartijen en dakoverstekken, een voorkeur voor warme en natuurlijke materialen (zoals witgeschilderde en/of bruine gevelsteen, breuksteen (o.a. voor plinten), leien en hout) en aandacht voor ergonomie en menselijke schaal. Een aantal

laagbouw sociale woonwijken uit de periode 1955-1970 kunnen gerekend worden tot het regionale modernisme.

De scheidingslijn tussen traditionalisme en modernisme was tijdens de naoorlogse periode (1945-1965) rijk aan een genuanceerd scala van bouwstijlen, variërend van gematigd modernisme tot verzakelijkt traditionalisme. Wanneer sprake is van een vrijwel gelijkwaardige mix van een

traditionele en modernistische vormentaal wordt in Nederland de term ‘Shake Hands’ gebruikt. De betrokken architecten waren meestal modernisten die zich geleidelijk aan afzetten tegen een strikt functionalisme en openlijk aandacht hadden voor zaken als gevelontwerp, ornamentiek, symmetrie, monumentaliteit en dergelijke. Typerend is ook de combinatie van moderne materialen als beton en staal, met meer traditionele bouwelementen zoals baksteen.27

neotraditioneel De neotraditionele bouwstijl inspireert zich op een historische stijl, die men eerder vrij gaat incorporeren in een meer eigentijdse vormgeving, met eigentijdse materialen en technieken. (19de eeuw en 20ste eeuw). Deze bouwstijl vindt men bij de sociale woningbouw vooral terug in de eerste helft van de jaren twintig (onder andere bij enkele tuinwijken die eerder op historische stedelijke structuren zoals begijnhoven gebaseerd zijn), de jaren vijftig (volkswijken) en – eerder uitzonderlijk – in de periode 1975-1984 bij stadsvernieuwingsprojecten.

organische architectuur Bij de organische architectuur bepaalt de functie de vorm. Men gaat ervan uit dat de architectuur een invloed uitoefent op de gebruiker. Met schuine plafonds, ronde hoeken en een beweeglijke vormgeving wil men een aangename omgeving creëren voor de gebruiker. regionalisme Het regionalisme inspireert zich op de regionale bouwstijl en lokale bouwtraditie, met zijn specifieke materialen, technieken en vormkenmerken. Vanuit deze elementen creëert men een nieuwe architectuur. Het regionalisme was de dominerende stijl tijdens de wederopbouw na WO I, zowel bij het herstel van de stadscentra als bij de stadsuitbreidingen in de vorm van tuinwijken. (laatste kwart 19de eeuw en eerste helft 20ste eeuw).

structuralisme is een architectuurstroming uit de jaren zestig-zeventig die ontstond binnen en tegen het CIAM-functionalisme (Team X). De zoektocht naar een meer humane architectuur en

stedenbouw binnen deze stroming vertaalde zich in het opdelen van grotere gehelen in kleine, eenvoudige delen die door de gebruikers naar hun hand konden gezet worden. Typisch bij

structuralistische collectieve huisvestingsprojecten zoals de Hengelose Kasbah van Piet Blom (1974) is de hoge dichtheid en de individuele herkenbaarheid van de verschillende woningen.28

27http://nl.wikipedia.org/wiki/Traditionalisme_%28architectuur%29#cite_note-9; http://www.staatingroningen.nl/bouwstijl/16/shake-hands-architectuur; http://oud.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u4/Het_vrijstaande_woonhuis.pdf; http://www.nieuws.top010.nl/bouwstijl/shake-hands-architectuur; http://files.planviewer.nl/ruimtelijkeplannen/02/0222/NL.IMRO.0222.R36B025A-0003/tb_NL.IMRO.0222.R36B025A-0003_10.pdf 28http://www.architectenweb.nl/aweb/archipedia/archipedia.asp?ID=3471