• No results found

GIS-laag van het gescreende patrimonium 1.5.5

1.7 SOCIALE WONINGBOUW ALS ERFGOED: EEN VERVOLG?

1.7 SOCIALE WONINGBOUW ALS ERFGOED: EEN VERVOLG?

“Veel SHM’s willen de waarde van het patrimonium behouden, en delen daarin de betrachting van de

Vlaamse Overheid en Lokale besturen. Renoveren met behoud van erfgoedwaarde moet echter financieel wel haalbaar zijn en de verwachtingen van Onroerend Erfgoed moeten realistisch zijn.”

Jan Wouters24

De definitieve lijst van sociale woningbouw met erfgoedwaarde is, samen met dit rapport, het belangrijkste eindresultaat van dit project. Door opname in de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed zijn deze wijken bovendien gedocumenteerd en ontsloten naar een breed publiek. Dit resultaat is echter slechts een beginpunt voor de verdere omgang met dit erfgoed. Voor de geïnventariseerde wijken en gebouwen zal het nodig zijn om meer exact te definiëren op welke manier de erfgoedwaarden, hedendaagse woonnormen en energiezuinigheid op elkaar kunnen worden afgestemd, en wat haalbaar is op financieel en technisch vlak. De beheersgerichte evaluatie bij elke wijk en het aanduiden van het belang van de geselecteerde wijken vormen hiervoor een eerste aanzet vanuit erfgoed.

Vilvoorde, Wijk Faubourg (© Onroerend Erfgoed).

Veel huisvestingsmaatschappijen erkennen de erfgoedwaarde van hun patrimonium. Er is dus wel degelijk een draagvlak voor het selectief behoud van de erfgoedwaarde van de wijken. Anderzijds kan men niet ontkennen dat dit erfgoed enorm onder druk staat. Vele (ook waardevolle) wijken zijn recent gesloopt of onherkenbaar gerenoveerd, of ondergaan dit lot in de nabije toekomst. Op basis van literatuuronderzoek, terreinbezoeken en consultaties van de huisvestingsmaatschappijen werden enkele knelpunten geselecteerd, die een eerste idee geven op welke punten naar

24 Fundamenten 27.3 (2015), 10.

/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

afstemming dient te worden gezocht en waar verder onderzoek voor nodig is. Deze lijst is zeker niet exhaustief en gaat uit van een erfgoedvisie op het patrimonium:

-

De VMSW zet logischerwijze al enkele jaren vooral in op energiezuinigheid

(EnergieRenovatieProgramma 2020), met als argument niet enkel duurzaamheid maar ook het beperken van de energiefactuur voor de sociale huurders. Om die reden wordt renovatie afgeraden ten voordele van sloop en nieuwbouw. Indien toch gekozen wordt voor renovatie is die vaak ingrijpend en beeldbepalend (bijvoorbeeld isolerende bepleistering op bakstenen buitengevels). Er zijn echter ook voorbeelden zoals de Kielparktorens in Antwerpen die tonen dat energetische renovatie met behoud van erfgoedwaarde of een goede balans tussen beiden, technisch mogelijk is.

-

De sociale woningbouwsector is gebonden aan strikte normen van oppervlakte,

wooncomfort en financiering. Woningen met erfgoedwaarde voldoen hier meestal niet aan. Wat eengezinswoningen betreft, zijn er vaak mogelijkheden tot uitbreiding aan de

achterzijde. Duplexen of appartementen kunnen soms samengevoegd worden tot ruimere woningen. De bejaardenbungalows – die vaak worden beschouwd als ontoereikend qua oppervlakte – kunnen echter moeilijker uitgebreid worden zonder beeldverstoring omdat de verschillende gevels meestal grenzen aan openbaar domein.

-

Veel van de geselecteerde wijken beschikken over open ruimte met groenaanleg. Omwille van de hoge kostprijs van bouwgronden worden deze open ruimtes (soms met beperkte laagbouw zoals bejaardenbungalows en een kaarterslokaal) vaak beschouwd als ruimte-verspillend, zeker in (groot)stedelijk gebied. Het aansnijden van dergelijke dun of niet bebouwde gebieden als bouwgrond kan echter de erfgoedwaarde van de sociale woonwijk aantasten, enerzijds omwille van de intrinsieke architecturale waarde van de gebouwen. Anderzijds is de morfologische structuur en met name het vrij open, groene karakter van deze gebieden meestal van essentieel belang voor de erfgoedwaarde van de wijk in zijn geheel. Gezien het minimumkarakter van heel wat sociale woningen is het immers vaak in de (semi)publieke open ruimtes dat men een hogere woonkwaliteit kon bereiken.

-

Bij heel wat sociale woonwijken waren oorspronkelijk winkels en diensten voorzien. Deze staan nu vaak leeg of zijn omgevormd tot bijkomende woningen. De erfgoedwaarde die buurtwinkels en gemeenschapshuizen vertegenwoordigen, is echter ook vandaag nog zeer aanwezig. In sommige gevallen heeft een plaatselijke buurtvereniging gemeenschapslokalen nieuw leven ingeblazen.

-

Verbrokkeld/complex eigenaarschap tast heel vaak de eenheid van de wijk aan. De stad of gemeente is meestal eigenaar van de publieke delen en van de infrastructuur. Daarenboven hebben huurders onder bepaalde voorwaarden het recht om de woning (niet het

appartement) te kopen. Van zodra één huis in een woningblok verkocht is, wordt een betaalbare renovatie voor de huisvestingsmaatschappij heel wat moeilijker zodat deze vaak gedwongen is tot een versnelde verkoop van de andere huizen in dat woningblok. In de

praktijk betekent dit dat de huisvestingsmaatschappijen bij vooroorlogse wijken bijna steeds overgaat tot volledige verkoop. Nieuwe eigenaar-bewoners gaan vervolgens in vele gevallen snel over tot verbouwingen die de eenheid verstoren. Bovendien zijn vele

vergunningsverleners toegeeflijker voor dergelijke verbouwingswerken door eigenaars-bewoners, dan voor de grootschalige renovatiecampagnes van de huisvestingsmaatschappij die nochtans de eenheid bewaren.

Om naar afstemming te zoeken op deze en andere punten is er nood aan beheersgericht onderzoek naar de problematiek, technische mogelijkheden en best practices op het vlak van beheer van sociale woningbouw als erfgoed. Het agentschap Onroerend Erfgoed voert in 2016-2017 een dergelijk onderzoek dat een aantal mogelijk pistes en oplossingen in beeld brengt. Daarnaast dient overlegd te worden met alle betrokken partijen (de huisvestingsmaatschappijen en VMSW) hoe er wordt ingezet op het behoud van de erfgoedwaarde van de “topwijken”, aangezien deze voor een groot stuk het verhaal van de sociale huisvesting in Vlaanderen in zich dragen. Aan dit verhaal wordt vandaag nog steeds verder geschreven, binnen een nieuwe context en met nieuwe inzichten. Maar wat waardevol was uit de eerdere ‘hoofdstukken’ verdient het om bewaard en doorgegeven te worden. Het

beheersgericht onderzoek zal hierin een ondersteunende rol spelen. Maar er dient ook gekeken te worden naar financieringsmogelijkheden, naar sensibilisering en naar het inzetten van instrumenten.

Antwerpen, Kielparktorens (© Onroerend Erfgoed, foto: Kris Vandevorst).

1.8 BEGRIPPENLIJST (WETTELIJK KADER)

(gebaseerd op: Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, bijhorende Memorie van Toelichting en http://www.onroerenderfgoed.be)

Beschermen De Vlaamse Regering kan waardevol onroerend erfgoed beschermen als archeologische

site, monument, cultuurhistorisch landschap, stads- of dorpsgezicht, desgevallend met inbegrip van een overgangszone. Een beschermingsbesluit bevat een relatie tussen een wetenschappelijke beschrijving en beoordeling (inclusief erfgoedelementen, -kenmerken en –waarden), een toekomstvisie (beheersdoelstellingen of ontwikkelingsmogelijkheden) en een verordenend en normerend gedeelte (bijzondere voorschriften en toelatingsplichtige handelingen).

Erfgoedelementen: de structurele en visuele componenten die de eigenheid van het onroerend

erfgoed bepalen en die de waarden vormen die aan de grondslag liggen van een bescherming. (Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, art. 2.1.)

Erfgoedkenmerk: typologie, stijl, cultuur, datering, materiaal, biologische soort, thema of ander

kenmerk. (Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, art. 2.1.)

Erfgoedlandschap: een gebied dat wegens de erfgoedwaarde overeenkomstig de geldende

regelgeving opgenomen is in een ruimtelijk uitvoeringsplan op basis van een

onroerenderfgoedrichtplan of vastgestelde inventaris. (Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, art. 2.1.)

Erfgoedwaarde: de archeologische, architecturale, artistieke, culturele, esthetische, historische,

industrieel-archeologische, technische waarde, ruimtelijk-structurerende, sociale,

stedenbouwkundige, volkskundige of wetenschappelijke waarde waaraan onroerende goederen en de cultuurgoederen die er integrerend deel van uitmaken hun huidige of toekomstige

maatschappelijke betekenis ontlenen. (Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, art. 2.1.)

Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed: een wetenschappelijke inventaris met meer dan 80.000

relicten en duizenden gehelen met een erfgoedwaarde, die op initiatief van het agentschap

Onroerend Erfgoed wordt opgemaakt als instrument voor sensibilisering en als basis voor het eigen beleid (inzetten van instrumenten met rechtsgevolgen). Zo kan deze inventaris vastgesteld worden (zie vaststelling). Op http://inventaris.onroerenderfgoed.be kan je de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed raadplegen.

Monument: een onroerend goed, werk van de mens of van de natuur, of van beide samen, met

inbegrip van de cultuurgoederen die er integrerend deel van uitmaken, inzonderheid de bijhorende uitrusting en de decoratieve elementen van algemeen belang wegens de erfgoedwaarde(n). (Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, art. 2.1.)

Onroerend erfgoed: het geheel van archeologische sites, monumenten, cultuurhistorische

landschappen en stads- of dorpsgezichten. (Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, art. 2.1.)

Onroerenderfgoedrichtplan: een visie van de Vlaamse Regering op de toekomstige ontwikkeling van

de betrokken onroerende goederen binnen een bepaald thema of gebied, dat de aandachtspunten uit het onroerenderfgoedbeleid verduidelijkt en beheers- en ontwikkelingsdoelstellingen formuleert. Het is een sectoraal voorstel voor inrichtingsplannen en ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) maar opent de deur naar een participatie, proactief en transversaal landschapsbeleid. Aan een

onroerenderfgoedrichtplan kan immers een sectoroverschrijdend actieprogramma worden gekoppeld, dat de instrumenten en middelen opsomt die ter beschikking staan van de

administratieve overheden en die vanuit onroerenderfgoedoogpunt nuttig of noodzakelijk zijn om de toekomstvisie, aandachtspunten en beheersdoelstellingen uit het onroerenderfgoedrichtplan te verwezenlijken.

Stads- of dorpsgezicht: een geheel van een of meer monumenten en/of onroerende goederen met

omgevende bestanddelen zoals beplantingen , omheiningen, waterlopen, bruggen, wegen, straten en pleinen, van algemeen belang wegens de erfgoedwaarde. (Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, art. 2.1.)

Vaststelling: Een onroerend goed of een geheel van onroerende goederen in de inventaris van het

Bouwkundig Erfgoed die een of meer erfgoedwaarden bezit en voldoende goed bewaard is, kan vastgesteld worden. Hierdoor krijgt het een aantal rechtsgevolgen (zie:

https://www.onroerenderfgoed.be/nl/bescherming/vastgestelde-inventarissen/rechtsgevolgen). Een onroerend goed of een geheel van onroerende goederen wordt geschrapt uit de vastgestelde

inventaris als het niet langer erfgoedwaarde bezit of als het niet langer voldoende goed bewaard is. Vaststelling en schrapping gebeurt door de minister na een openbaar onderzoek en advies van de VCOE (Vlaamse Commissie voor Onroerend Erfgoed). De vaststelling betreft de benaming, lokalisatie op een gegeorefereerd plan en de beschrijving op basis van de erfgoedkenmerken.