• No results found

THEMATISCH-TYPOLOGISCH KADER

2.1. HET VERHAAL VAN DE SOCIALE WONINGBOUW IN 14 THEMA’S

2.1.5. Sociale huisvesting: stedelijke appartementsgebouwen (1919-1950)

2.1.5. Sociale huisvesting: stedelijke appartementsgebouwen (1919-1950)

Antwerpen, Geelhandplaats (© Onroerend Erfgoed, foto: Kris Vandevorst). https://inventaris.onroerenderfgoed.be/themas/126

Geschiedenis en context

In de jaren twintig deed het fenomeen van het stedelijke appartementsgebouw zijn intrede in de sociale woningbouw van Antwerpen en Gent. Om betaalbaar wonen mogelijk te maken op dure stadsgronden richtten huisvestingsmaatschappijen en stadsbesturen appartementsgebouwen op in middelhoogbouw en hoogbouw (vijf tot circa acht bouwlagen). Dit werd ook als vernieuwend en vooruitstrevend beschouwd. Zo gold in Antwerpen de eerste bescheiden hoogbouw van de

Antwerpse Maatschappij voor Goedkope Woningen (de Strauss City aan de Haantjeslei uit 1920) als een prestigieus project. In 1929 publiceerde de Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen en Woonvertrekken (NMGWW) de eerste typeplannen voor appartementen. Volgend op de crisis van de jaren 1930 werd appartementsbouw vaker toegepast. Dit kaderde ook binnen de stadssanering die in de jaren 1930 volop op gang kwam in samenspel met de eerste Wet op de Krotopruiming (1931). Deze wet verplichtte sociale huisvestingsmaatschappijen om vervangingswoningen te voorzien bij sloop van krotwoningen. Daardoor ontstond een nauwe samenwerking tussen stedelijke overheden, Commissies van Openbare Onderstand (C.O.O.) en lokale huisvestingsmaatschappijen.

De appartementsgebouwen uit de jaren 1930 zijn ook beïnvloed door de idee van de

‘Existenzminimumwoning’ (de woning voor het bestaansminimum), die op de Congrès Internationaux

d’Architecture Moderne (CIAM) van 1929 en 1930 (in Frankfurt en Brussel) werd ontwikkeld als een

nieuwe rationele benadering van het sociale wonen. Essentieel in dit model was de combinatie van wooneenheden met een beperkte oppervlakte (wooncellen) met gemeenschappelijke binnen- en buitenruimtes. Het door CIAM bepleitte type van de vrijstaande hoogbouw in het groen met collectieve voorzieningen zou echter pas na de Tweede Wereldoorlog invloed hebben op de sociale woningbouw van Vlaanderen. De interbellumappartementsgebouwen sluiten nog volledig aan op het bouwblokkenpatroon van de 19de-eeuwse stad. Deze complexen vormen homogene autonome gehelen, waardoor de sociale woningbouw herkenbaar wordt in het stadsbeeld. De appartementen zelf waren vaak van hoge kwaliteit en modern uitgerust, met een ingerichte keuken, stromend warm en koud water en soms centrale verwarming. Ze hadden gezamenlijke wasgelegenheden,

droogzolders en afvalkokers. Ook in kleinere provinciesteden bouwden lokale maatschappijen in het interbellum de eerste appartementsgebouwen, zij het in zeer beperkte mate en voornamelijk in de vorm van middelhoogbouw.

Beschrijving en typering

In Antwerpen bouwde de stedelijke overheid begin jaren 1920 als antwoord op de acute woningnood in de binnenstad na de Eerste Wereldoorlog een reeks sociale woonblokken van een gelijkaardig type, zoals het woonblok aan de Stanleystraat in Berchem. Op basis van een gestandaardiseerd programma tekende de stadsbouwmeester Emiel Van Averbeke telkens de bouwplannen. Deze blokken integreren zich in de bestaande bebouwing en worden overwegend gekenmerkt door een sobere baksteenarchitectuur. De Antwerpse sociale huisvestingsmaatschappijen van hun kant opteerden voor het specifieke type van de Weense hoven waarbij een binnenplein of een reeks van

binnenpleinen als uitbreiding van de leefruimte en als ontmoetingsplaats voor de bewoners fungeren. De meest gevarieerde concentratie hiervan is te vinden op het Kiel. Tussen 1923 en het einde van de jaren 1930 (met nog een late realisatie in de jaren 1950), wordt door bekende architecten als Edward Craeye, Jan Vanhoenacker, John Van Beurden en Jos Smolderen een volledig nieuw stadsdeel gebouwd op basis van een aaneenschakeling van dergelijke Weense hoven. Deze zijn opgebouwd uit vijf tot acht bouwlagen rond open binnenplaatsen met plonsbaden, rustbanken, siergroen en binnentuinen, decoratief uitgewerkte poortgebouwen, levendige straatgevels met sterke verticale accenten zoals trappenkokers en monumentale erkers (vormelijk beïnvloed door de art deco en de Wiener

Antwerpen, Kiel (© Onroerend Erfgoed, foto: Kris Vandevorst).

sezession) en binnengevels met inspringende gestapelde terrassen. Ook elders in de stad werden tot het eind van de jaren 1930 gelijkaardige complexen gebouwd, zoals aan de Twee Netenstraat. In het kader van de krotopruiming in de jaren 1930 bouwde de uit de Commissie van Openbare Onderstand gegroeide huisvestingsmaatschappij Onze Woning een aantal opmerkelijke

modernistische complexen in de binnenstad en de 19e-eeuwse gordel. Ook deze volgen allemaal de typologie van de hoven waarbij woonblokken rond een gemeenschappelijke binnenkoer worden geschikt. Deze appartementsgebouwen zijn duidelijk beïnvloed door de idee van de

‘Existenzminimumwoning’. Onze Woning sprak voor de bouw van deze complexen gerenommeerde architecten aan: aanvankelijk Alfons Francken, die het type introduceerde met het complex aan het Stuivenbergplein, en vanaf de latere jaren 1930 ook Hugo Van Kuyck en Gustave Fierens. Daarmee kwam een opmerkelijk kruispunt tot stand met het zogenaamde baksteenmodernisme, een meer sober modernisme dat refereert aan de Amsterdamse school (met Willem Marinus Dudok en Hendrik Petrus Berlage).

Buiten Antwerpen is het door de stad gebouwde Scheldeoord in Gent een voorbeeld van dergelijk Weens hof. Ook de sanering van het beluik De Zavelpoort in dezelfde stadvertoont enkele gelijkenissen met de Weense Hoven (zoals de binnenkoeren) maar is toch een enigszins apart concept (met ook winkels en appartementen voor rijkere burgers). In de jaren onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog bouwen sociale huisvestingsmaatschappijen nog enkele

appartementsgebouwen die typologisch aansluiten op deze uit het interbellum, zoals in de Alfons De Cockstraat in Antwerpen.

Naast de hoogbouw en middelhoogbouw bouwden sociale huisvestingsmaatschappijen en C.O.O.’s in Gent en Antwerpen vanaf de late jaren dertig ook laagbouw appartementsgebouwen voor

bejaarden. Een vroeg en vrij grootschalig Gents voorbeeld is het door de stad gebouwde rustoord

Désiré Cnudde van Paul Detaeye uit 1930. In Antwerpen wordt een specifiek – op

Nederlandse voorbeelden geïnspireerd – type gebouwd: woningen rond een binnenhof met twee bouwlagen waarvan de eerste

verdieping toegankelijk is via een

zogenaamde ‘luie trap’ en een galerij voor de meest vitale bejaarden (bijvoorbeeld aan de Ballaarstraat). Na de Tweede Wereldoorlog zal dit type van ‘gemoderniseerde hofjes’ verdere navolging vinden, bijvoorbeeld in de wooneenheid Kiel in Antwerpen van Renaat Braem.

Antwerpen, Ballaartstraat (© Onroerend Erfgoed, foto: Kris Vandevorst).

Erfgoedwaarden en –criteria

De interbellum appartementsgebouwen die de sociale huisvestingsmaatschappijen optrokken, voornamelijk in de stad Antwerpen, hebben als type een hoge architecturale waarde. Allen werden met zorg ontworpen, zonder uitzondering door gerenommeerde architecten. Een aantal van deze complexen sluit aan bij de art deco (de blokken gebouwd door de stad, de Cité Strauss, Kiel, Twee Netenstraat,…). De complexen uit de jaren 1930 en het bejaardenhof zijn illustratief voor het zogenaamde baksteenmodernisme dat in Antwerpen onder meer vertegenwoordigd werd door Alfons Francken, met vormgeving en detaillering in de trant van de Amsterdamse School. De complexen die de typologie van de ‘Weense hoven’ volgen (woonblokken rond een centraal binnenplein) hebben een hoge stedenbouwkundige waarde: ze vormen een duidelijk

stedenbouwkundig figuur in het historisch stadsweefsel (bouwblok) en zijn een belangrijk onderdeel van de historische stedelijke morfologie. Ze getuigen ook van het streven naar

gemeenschapsopbouw (en sociale controle) in de sociale woningbouw. De erfgoedwaarde van de gebouwen is hoger ingeschat als er een stedenbouwkundige component aanwezig is of de gebouwen

contextwaarde hebben (beeldbepalende elementen in hun omgeving).

Heel wat van deze appartementsgebouwen zijn ingrijpend verbouwd waarbij vooral de gevels veel van hun erfgoedwaarde verloren. Daarom is vooral de herkenbaarheid bepalend geweest bij de evaluatie en was zeldzaamheid (goed bewaarde voorbeelden) doorslaggevend. Het bejaardenhof aan de Ballaarstraat is een zeldzaam voorbeeld van bejaardenwoningen uit deze periode met een vernieuwende typologie (wonen rond een hof, galerijflats). Het appartementsgebouw aan de Gerlachekaai bevat een zeldzaam bewaard interieur met muurschilderingen van Jozef Peeters. Verder speelt het interieur van de appartementen zelf (meestal minimumwoningen) een eerder beperkte rol in de erfgoedwaarde.

Erfgoedelementen

Belangrijke bepalende erfgoedelementen bij de (Weense) hoven zijn de inplanting van de

architecturale volumes rond semipublieke binnenpleinen en –tuinen en de circulatiepatronen. In de meeste gevallen zijn de overgangen tussen meer private en publieke buitenruimtes belangrijke erfgoedelementen (afsluitingen en poorten). De oorspronkelijke groenaanleg is zelden of nooit bewaard maar vormt een belangrijk erfgoedelement, net zoals kleinere erfgoedelementen zoals waterpartijen (fonteinen), pergola’s, straatmeubilair (banken) en beeldhouwwerken.

De schaal is vaak bovenmaats (volledige bouwblokken, vaak in hoog- of middelhoogbouw maar soms ook met stukken laagbouw, bijvoorbeeld boven een ingang naar het binnenplein). Het dak blijft meestal onzichtbaar (plat). Bij alle appartementsgebouwen in dit thema is vooral de

gevelarchitectuur een bepalend erfgoedelement. Bij de complexen die de lijn van de art deco volgen

zijn de straatgevels decoratief meer uitgewerkt met stilistische details en vaak een combinatie van baksteen en bepleistering. Bij de modernistische complexen wordt de gevelarchitectuur gekenmerkt

door balkons en verticaal uitspringende trapkokers. In opbouw, materiaalkeuze en afwerking wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de binnen- en buitengevels.

Bouwkundige relicten en gehelen

Binnen dit thema hebben de volgende relicten of gehelen zeer hoge tot uitzonderlijke erfgoedwaarde (de ‘top’):

1. Antwerpen, Sociaal wooncomplex van F. Van Averbeke en H. Van Kuyck / ANTW_BALLAERTSTR_1050

inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/302573

2. Antwerpen, Modernistische woonblokken Onze Woning / ANTW_NATIONALESTR_1050

inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/206853

3. Antwerpen, Sociaal woonblok met atelierflat Jozef Peeters / ANTW_DE_GERLACHEKAAI_1010

inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/200489

(deels beschermd: interieur atelierflat Jozef Peeters)

4. Antwerpen, Sociale woonblokken Hennig, Thiebaud en Eric Sasse / KIEL_HENNIG_TIEBAUT_SASSE_1020_1030

inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/302572

5. Antwerpen, Woonblokken Geelhandplaats / ANTW_GEELHANDPLAATS_1050

inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/6751

Onderstaande relicten of gehelen hebben hoge erfgoedwaarde:

6. Antwerpen, Appartementsgebouw naar ontwerp van Jos Smolderen / KIEL_ALFONS_DE_COCKSTR_1030

inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/302574

7. Antwerpen, Flatgebouw in art-decostijl / BORG_F_BERCKMANSSTR_1020

inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/11239

8. Antwerpen, Sociaal woonblok van de stad Antwerpen / ANTW_COCKERILLKAAI_1020

inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/208924

9. Antwerpen, Sociaal woonblok van de stad Antwerpen / ANTW_ST_MICHIELSKAAI_ARSENAALSTR_1050

inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/209238

10. Antwerpen, Sociaal woonblok van de stad Antwerpen / BERCHEM_STANLEYSTR_1140

inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/7586

11. Antwerpen, Sociale woningen ontworpen door Alfons Francken / ANTW_STUIVENBERGPLEIN_1050

inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/7601

12. Antwerpen, Sociale woningen ontworpen door Hugo Van Kuyck / ANTW_HALENSTRAAT_A_1050

inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/6834

13. Antwerpen, Sociale woningen Strauss City / ANTW_CITE_STRAUSS_1020

inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/6824

14. Antwerpen, Sociale woonblokken ontworpen door Gebroeders De Vos / ANTW_TWEE_NETENSTR_I_1020

inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/301730

15. Antwerpen, Sociale woonwijk Luchtbal / LUCHTBAL_1030_1050

inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/122126

16. Antwerpen, woonblok van 1923 naar ontwerp van Edward Craeye / KIEL_JULIUS_DE_GEYTERSTR_1030

inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/302571

17. Gent, Sociaal wooncomplex Zavelpoort / GENT_ZAVELPOORT_4140