• No results found

Standpunt van de Nederlandse belastingdienst

Hoofdstuk IV: De betwiste Starbucks Manufacturing EMEA B.V APA

4.4 Standpunt van de Nederlandse belastingdienst

De Nederlandse belastingdienst heeft gedurende het onderzoek van de EC meerdere keren de mogelijkheid gehad om aanvulling te geven aan hetgeen de EC heeft geconstateerd. In deze paragraaf zal de visie van de Nederlandse belastingdienst met betrekking tot de SMBV APA worden toegelicht.

4.4.1 De onderbouwing van de vergoeding in de SMBV APA

De eerste opmerking die Nederland heeft gemaakt met betrekking tot het besluit van de Europese Commissie om een onderzoek in te stellen naar de SMBV APA is dat de overeengekomen vergoeding een zakelijke vergoeding betreft en dat de TNMM een adequate methode is om deze te berekenen. Transfer pricing methodiek is geen exacte wetenschap en daardoor zal er een range van waarden zijn die beschouwd kunnen worden als een zakelijke vergoeding (Europese Commissie, 2015, p. 46).

De SMBV APA is uitgegaan van de functieanalyse en de opzet van de betrokken partijen. SMBV is opgezet als een koffiebranderij met een laag risico zoals blijkt uit de contracten van SMBV met Alki LP, SCTC en de afnemers. De overeenkomst die SMBV heeft afgesloten met Alki LP ziet niet alleen toe op het intellectuele eigendom, maar tevens op het gelopen risico, de gebruikte activa en

uitgeoefende functies. In de praktijk ontvangt SMBV de betaling van de afnemers en stort deze door aan haar opdrachtgever, Alki LP, en houdt daar zelf een bedrag van in zoals deze is bepaald in de SMBV APA. Vanwege deze verhouding ligt het voorraadrisico uiteindelijk bij Alki LP en mede hiervoor ontvangt ze een vergoeding. De betaalde royalty is daardoor niet afhankelijk van de winst van SMBV, maar van de hoogte van de opbrengst van de verkochte producten. De bonen die SMBV koopt bij SCTC worden direct doorgerekend aan de afnemers, maar moeten vanwege boekhoudregels wel op de balans van SMBV opgenomen worden. Vanuit de functionele analyse en de contracten heeft de Nederlandse belastingdienst geconcludeerd dat SMBV hier de ‘least complex entity’ is (Vakstudie Nieuws, 2016/42.3, p. 5) (Europese Commissie, 2015, p. 47).

SMBV is uitgegaan van de TNMM met kosten als profit-levelindicator. De Nederlandse belastingdienst start bij het beoordelen van de verrekenprijs altijd vanuit het standpunt van de belastingplichtige en hanteert geen ‘best method rule’ en heeft dat tevens bij de SMBV APA gedaan (deze wijze is overeenkomstig de OESO richtlijnen). De correcties die door SMBV zijn aangevoerd om te komen tot vergelijkbaarheid met de gevonden ondernemingen in de Amadeus-databank zijn gedaan op een moment waarop nog geen duidelijke instructies bestonden voor zulke correcties. In de OESO richtlijnen 2010 zijn hier meer instructies voor gekomen, maar dat was op het moment van afsluiten van de SMBV APA nog niet aan de orde. Deze correcties moeten daarom beoordeeld worden aan de hand van de OESO richtlijnen 1995. Verder geeft de Nederlandse belastingdienst aan dat indien het oordeel van de EC gevolgd zou zijn en één van de correcties niet zou zijn toegepast de vergoeding van SMBV alsnog binnen de gevonden zakelijke range zou vallen. Volgens de OESO richtlijnen is het niet mogelijk om te corrigeren wanneer de vergoeding reeds valt binnen de zakelijke range (Europese Commissie, 2015, p. 48).

4.4.2 De onderbouwing waarom SMBV geen selectief voordeel geniet

De Nederlandse belastingdienst is van mening dat er geen sprake is van selectief voordeel voor SMBV. Zij stellen dat er enkel sprake kan zijn van selectief voordeel indien er afgeweken wordt van de OESO richtlijnen en het Besluit Verrekenprijzen. Daarnaast moet er bij de beoordeling van de zakelijkheid van de vergoeding sprake zijn geweest van kennelijke fouten of moet er afgeweken zijn van een vast nationaal beleid. Hierbinnen heeft de Nederlandse belastingdienst nog een zekere mate van beoordelingsvrijheid wat niet leidt tot selectiviteit. De SMBV APA leidt in de ogen van de

voordeel. Verder stelt de Nederlandse belastingdienst dat het referentiestelsel in dit geval bestaat uit de Nederlandse vennootschapsbelastingwetgeving waaronder artikel 8b, eerste lid Wet Vpb valt (Vakstudie Nieuws, 2016/42.3, p. 5) (Europese Commissie, 2015, p. 48).

De Nederlandse belastingdienst is van oordeel dat de EC in haar beoordeling van het

zakelijkheidsbeginsel niet heeft gekeken naar artikel 9 van het OESO-modelverdrag (hierna: OMV) en de toepassing hiervan in de Nederlandse vennootschapswetgeving, maar naar een algemeen

beginsel van gelijke fiscale behandeling zoals dat wordt vermeld in art. 107, lid 1 VWEU (Vakstudie Nieuws, 2016/13.7, p. 1).

4.4.3 Conclusie

De Nederlandse belastingdienst is van mening dat de verrekenprijsmethode zoals deze is gebruikt bij de SMBV APA nog steeds leidt tot een correcte zakelijke vergoeding. Wat zij verder opmerkt is dat wanneer de keuze voor TNMM een geaccepteerde methode is, de hoogte van de royalty en/of betaalde prijs voor de koffiebonen niet van belang is. Via de TNMM wordt de vergoeding berekend door middel van een opslag op de relevante kosten (Vakstudie Nieuws, 2015/65.6, p. 2).

De Nederlandse belastingdienst heeft beroep aangetekend tegen de uitspraak van de EC en heeft daardoor beperkte mogelijkheden om inhoudelijk in te gaan op de standpunten van de Nederlandse belastingdienst met betrekking tot de uitspraak van de EC. In de toekomst zal ongetwijfeld het standpunt van de Nederlandse belastingdienst uitvoeriger toegelicht worden (Vakstudie Nieuws, 2016/13.7, p. 1).