• No results found

Wat is de spreiding en beschikbaarheid van ambulances in de praktijk en hoe verhoudt zich dat tot het referentiekader?

Ratio aantal spoedritten zomer/winter

1. Wat is de spreiding en beschikbaarheid van ambulances in de praktijk en hoe verhoudt zich dat tot het referentiekader?

Doelstelling van dekking

We zien dat in gebieden waar weinig of geen mensen wonen, zoals de

industriegebieden Maasvlakte en Moerdijk, wel een vraag naar ambulancezorg is. De doelstelling van een dekking op inwoners in het referentiekader kan leiden tot een slechte dekking van dergelijke gebieden. Dit is op te lossen door de doelstelling uit te breiden met een dekking op basis van de spreiding van incidenten. In het referentiekader kan een doelstelling toegevoegd worden om hiervoor genoemd probleemgebieden additioneel mee te nemen in de dekking. Deze doelstellingsfunctie wordt dan ‘… 97% van de inwoners en 97% van de incidenten binnen de normtijd bereikt…’. Het feit dat een aantal

probleemgebieden in de praktijk wel wordt bereikt, is voor het referentiekader geen argument om niets met deze gebieden te doen. In de praktijk worden additionele financieringsbronnen ingezet voor deze extra standplaatsen, die niet in het referentiekader voorkomen. Het wegvallen van deze bronnen maakt deze gebieden kwetsbaar. Dit pleit voor een structurele oplossing binnen het

referentiekader.

Spreiding en capaciteit in de tijd

In de praktijk verschilt de spreiding van standplaatsen overdag van de spreiding ’s nachts. Dit verschil is echter gering. Een verfijning van het referentiekader naar een spreiding voor overdag en voor ’s nachts voegt weinig toe. Voor de capaciteitsberekening is een onderscheid naar dag en nacht wel relevant. Er is een verschil in de hoogte van de vraag tussen zomer en winter. Vooral in toeristische kustgebieden is de vraag naar ambulancezorg in de zomer hoger dan in de winter. Dit pleit ervoor om een apart capaciteitsmodel voor de zomer en een apart model voor de winter te maken. De aanbeveling voor een

differentiatie naar seizoenen staat los van het financieringsmodel, dat op

jaarbasis is gedefinieerd. Een nuancering van het referentiekader naar seizoenen biedt de mogelijkheid om maatwerk te leveren voor drukken en minder drukke tijden. Voor de financiering kan vervolgens een aggregatie naar jaarbasis worden gemaakt. Het seizoenseffect is een typisch capaciteitsprobleem, niet zozeer een spreidingsprobleem. Door verkeersdrukte in het toeristisch seizoen kunnen er wel bereikbaarheidsproblemen ontstaan vanwege volle

toegangswegen naar de kust. Deels is het ondervangen van deze problemen regionaal maatwerk die bijvoorbeeld opgelost kunnen worden met extra uitrukposten. Deels houdt het referentiekader al rekening met deze problemen

omdat de lagere ambulancesnelheden zijn meegenomen in het rijtijdenmodel, dat gebaseerd is op metingen in alle regio’s in alle perioden van het jaar.

Indeling naar tijdsblokken

De paraatheid is in werkelijkheid anders dan in het referentiekader. De paraatheid overdag ligt hoger dan in het referentiekader wordt berekend. Bovendien wordt het gemiddelde hoge niveau overdag een uur later bereikt dan we veronderstellen in het referentiekader. De dagsituatie is ook een uur later afgelopen dan verondersteld werd in het referentiekader-2008. De avond duurt korter dan 8 uur en de nacht juist langer. De indeling in drie dagdelen van ieder acht uur in het referentiekader komt niet overeen met de realiteit. Aanbevolen wordt om de indeling beter aan te laten sluiten bij de werkelijkheid. Hierbij hoeven de tijdsblokken ook niet even lang te zijn. Met deze aanpassing, en met een additionele doelstelling van de dekking op basis van incidenten, sluit het referentiekader beter aan bij de patronen van menselijke bewegingen: ’s nachts in woonkernen en overdag ook in bedrijfsgebieden.

Overschrijdingen in bereikt gebied

Overschrijdingen van de 15 minuten responstijd gebeuren vooral in gebieden binnen 12 minuten bereik van standplaatsen van het referentiekader. Dit wijst op onvoldoende capaciteit in relatie tot de gelijktijdigheid van ritten. Mogelijk dat het referentiekader onvoldoende robuust is voor momenten met hoge vraag naar ambulancezorg. De overschrijdingspercentages zijn het hoogst in gebieden op grotere afstand van de standplaatsen. Het gaat hier vaak om lage aantallen ritten, maar door de hoge rijtijden mondt een inzet vaak uit in een

overschrijding. Om het aantal overschrijdingen terug te dringen kan overwogen worden om de benodigde capaciteit te berekenen op standplaatsniveau in plaats van op RAV-niveau. Een andere optie is om bij de capaciteitsberekeningen uit te gaan van parameters die gebaseerd zijn op een hoge werkdruk in plaats van op een gemiddelde werkdruk. Een derde optie is om de veronderstelling van het dynamisch ambulancemanagement (DAM) door de week overdag te

heroverwegen. De veronderstelling van DAM leidt tot lagere capaciteiten. De overschrijdingen, landsbreed, duiden op capaciteitsproblemen op deze tijden van de dag. Een heroverweging van DAM kan deze capaciteitsproblemen verlichten of zelfs verhelpen.

Productiegroei

De productiegroei over de periode 2006-2011 is gemiddeld 3,1% per jaar. Dit cijfer is iets hoger dan verwacht mag worden op basis van demografische ontwikkelingen, maar in lijn met de productiegroei in de meeste andere zorgsectoren (Slobbe et al., 2011). Een structurele aanpassing van het model om meer rekening te houden met de bevolkingsgroei is niet noodzakelijk. De actualisatie van het referentiekader met gebruikmaking van productiecijfers uit 2011 is dan ook een veilige keuze.

Vervoersdifferentiatie

In het referentiekader wordt met één type ambulance gewerkt. In werkelijkheid zien we in een aantal regio’s inzet van gedifferentieerd vervoer. Een

capaciteitsmodel voor gedifferentieerd vervoer is nog niet mogelijk omdat de ritgegevens geen informatie bevat voor een typering van de vraag naar

ambulancezorg die aansluit bij de inzetcriteria voor gedifferentieerd vervoer. Een genuanceerde modellering is dus op dit moment niet te construeren. Wel kan op een meer globale manier gedifferentieerd vervoer in het referentiekader worden toegepast, bijvoorbeeld door een deel van de resultaten als rapid responder of zorgambulance te oormerken. Dat is een verdeling van de resultaten over

verschillende vervoerstypes. Daarvoor zouden echter wel aannames moeten worden gedaan die niet gebaseerd kunnen worden op analyses van ritgegevens. Ondanks dat een modellering niet mogelijk is, blijken er wel praktische

voordelen van gedifferentieerd ambulancevervoer te zijn: een aantal RAV's heeft goede ervaringen hiermee.

2. Bestaan er andere modellen die toe te passen zijn in het